Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik heb deze vraag speciaal gesteld voor collega Wynants, waarvan ik begrepen heb dat hij ook zal tussenkomen.
Onze sportclubs zijn voor jongeren vaak een bron van ontspanning, plezier maken, groepsgevoel creëren en sociale contacten leggen. Het schoentje knelt echter bij de eetcultuur in vele sportkantines. Voor alle duidelijkheid: niet in allemaal maar toch in vele. Kinderen en jongeren worden al te gemakkelijk verleid tot suikerhoudende dranken, chips en snoepgoed na hun trainingen of wedstrijden. Gezonde alternatieven zijn vaak niet voorhanden. Bijgevolg gaan de voorafgaande sportieve prestaties helemaal teniet door inname van snelle suikers en een teveel aan koolhydraten, stellen inspanningsfysiologen.
De Gezondheidsconferentie Preventie van eind 2016 merkt dan ook terecht op dat er binnen het vrijetijdsleven, waarbij dus ook sportclubs, vaak duidelijke risico’s optreden qua ongezond eetgedrag. Sportpedagogen pleiten daarom al langer voor een beleid waar sportclubs zich actief inzetten in het aanleren van gezonde voedingsgewoonten. Dit pleidooi wordt eveneens onderschreven door een recent doctoraat aan de KU Leuven dat stelt dat een proactieve aanpak op maat vanuit zowel de gezondheids- en de sportsector, als vanuit de overheid een noodzakelijke voorwaarde is om ondersteuning in gezondheidspromotie te kunnen bieden aan sportclubs. Deze ondersteuning is van cruciaal belang aangezien vele sportclubs draaien op vrijwilligers, die het vaak aan de nodige expertise ontbreekt.
In het kader van de ‘health in all policies’-benadering, die toch hoog op de agenda staat van deze Vlaamse Regering, werd er reeds een deelaspect van ‘gezonder leven’ aangepakt via het Sportivosproject, waar op een laagdrempelige manier werd gewerkt aan het beperken van alcohol- en druggebruik binnen sportclubs. U toonde zich in het verleden dus al een voorstander van preventie en actieve sensibilisering in soortgelijke thema’s. Zo onderschreef u recentelijk in deze commissie, bij de bespreking van een vraag om uitleg van collega Annouri met betrekking tot de organisatie van de Antwerp 10 Miles, dat het aangewezen is om sportclubs te activeren tot een bewuster en actiever gezondheidsbeleid.
Wat betreft gezonde voeding in sportkantines is er op dat vlak nog heel wat ruimte voor verbetering. De Gezondheidsdoelstellingen vereisen hieromtrent ook maatregelen aangezien vrijetijdsactoren tegen 2025 een beleid moeten voeren dat een gezonde leefstijl bevordert.
Minister, welke mogelijkheden ziet u om gezonde alternatieven te promoten in sportclubs? Zijn er reeds concrete stappen gezet om een preventiecampagne uit te rollen? Zo ja, welke strategieën hanteert u? Zo neen, hebt u nog plannen om via sportclubs gezonde voeding te promoten? Welke concrete initiatieven zult u samen met het Vlaams Instituut Gezond Leven nemen om sportclubs aan te moedigen om de gezondheid van zijn leden en bezoekers te bevorderen? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de oproep van het Vlaams Instituut Gezond Leven en de Vlaamse Sportfederatie om stuurgroepen in het leven te roepen met vertegenwoordigers van beide organisaties?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega Franssen, het bevorderen van een gezonde levensstijl is voor mij uiteraard een belangrijke opdracht van elke sportclub. Sportclubs worden meer en meer geconfronteerd met nieuwe maatschappelijke uitdagingen en hogere verwachtingen. Daarom heb ik een initiatief genomen dat ik in deze commissie al heb toegelicht. Ik heb namelijk een project gelanceerd om het beleidsvoerend vermogen of de bestuurskracht van sportclubs te verhogen. Deze opdracht is toegewezen aan de Vlaamse Sportfederatie en wordt uitgewerkt onder de projectnaam ‘Clubgrade’. Als je een sterkere bestuurskracht hebt, dan kan de duurzaamheid versterkt worden en zullen in de toekomst die clubs nog beter in staat zijn om hun maatschappelijke rol te vervullen, om te gaan met nieuwe uitdagingen en bestaande of nieuwe preventieprogramma’s te implementeren.
Uiteraard zal bijkomende specifieke kennis of knowhow over dit thema ook nodig zijn. Daarom zal ik dit jaar nog verschillende stakeholders samenbrengen in een werkgroep met de vraag om hierover aanbevelingen te formuleren. In functie van deze aanbevelingen zullen we dan bekijken of het uitrollen van een preventiecampagne de meest doelmatige aanpak is.
Dat wil niet zeggen dat we in tussentijd niets gaan doen. Vanuit Sport Vlaanderen werden reeds meerdere initiatieven ondernomen om de problematiek onder de aandacht te brengen. Zo werden in december 2016 op de kennisdag van Sport Vlaanderen met als thema 'gezond sporten' een aantal initiatieven gebundeld voorgesteld aan de sportsector. Zo heeft doctor Meganck er de resultaten van zijn onderzoek uitgebreid toegelicht. In een andere sessie werd het Nederlandse project ‘De Gezonde Sportkantine’ voorgesteld, waarbij eveneens goede voorbeelden uit Vlaanderen besproken werden. De Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD), het Vlaams expertisecentrum voor alcohol, illegale drugs, psychoactieve medicatie, gokken en gamen, stelde het preventietraject Sportivos voor. Met Sportivos ondersteunt VAD sportclubs om problemen door alcohol- en druggebruik te voorkomen en als ze toch voorkomen, te beperken. Ten slotte was er nog een sessie over gezonde sportvoeding door sportdiëtiste Stephanie Scheirlynck.
Via de websites sport.vlaanderen en gezondsporten.be is ook al heel veel informatie over gezonde voeding beschikbaar. Er bestaan wel initiatieven maar ik zal een werkgroep samenbrengen met de vraag om aanbevelingen aan het beleid te formuleren.
Ik werk als minister van Sport mee aan het facettenbeleid van minister Jo Vandeurzen voor het behalen van de gezondheidsdoelstelling 2025. In dit kader ondersteunt Sport Vlaanderen het project van het Vlaams Instituut Gezond Leven dat als doel heeft sportclubs aan te moedigen en te ondersteunen om de gezondheid van hun leden en bezoekers te bevorderen.
Sport Vlaanderen heeft ook al haar communicatiekanalen ingezet om de lancering van het nieuwe voedings- en bewegingsmodel van het Vlaams Instituut Gezond Leven maximaal te ondersteunen. Het Vlaams Instituut Gezond Leven kreeg voor dit nieuwe model ook een forum op het Sportinnovatiecongres in oktober van vorig jaar.
Als antwoord op uw laatste vraag ten slotte, kan ik zeggen dat de Vlaamse Sportfederatie, op vraag van het Instituut Gezond Leven, een verkennende bevraging heeft gedaan bij haar leden om na te gaan of ze interesse hadden om mee te werken aan een project voor het opzetten van een gezondheidsbeleid in sportclubs. Ik moet eerlijk zeggen dat ik verbaasd was toen ik het antwoord daarop las. Er is namelijk geen reactie gekomen vanuit de verschillende federaties. Ik heb dan contact laten opnemen met de Vlaamse Sportfederatie. De Vlaamse Sportfederatie heeft ons verzekerd dat de reden hiervoor niet is dat de federaties hier niet aan willen meewerken, maar omdat de timing wat moeilijk zat. De federaties hadden op het moment van die bevraging weinig ruimte. Er was het nieuwe Federatiedecreet. Er werd gewerkt aan de corporate governance, de code-Muyters, zoals die wordt genoemd. Bovendien werd er ook zwaar gewerkt aan de problematiek rond het seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Zoals ik daarnet al twee keer heb gezegd, kunnen we de werkgroep installeren met experten uit de gezondheidssector en de sportsector. Op dat moment kunnen we een nieuwe start nemen, met een advies en met een aantal beleidsmaatregelen. En dan nemen we zeker die vraag van het Vlaams Instituut Gezond Leven opnieuw mee.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Het is goed dat u daarover een werkgroep zult opstarten. U verwijst naar de nieuwe maatschappelijke uitdagingen die die sportclubs kennen. U verwijst daarbij naar een sterkere bestuurskracht om dit het hoofd te kunnen bieden. Dat is dan op de iets langere termijn.
U verwijst ook naar de goedepraktijkvoorbeelden, de gezonde sportkantine. Hoe worden die goedepraktijkvoorbeelden gedispatcht op een actieve manier naar de verschillende sportfederaties, sportkantines enzovoort? Want u verwijst naar initiatieven op de website. Maar de website is een passieve vorm van communicatie. Het zou misschien goed zijn indien men vanuit uw bevoegdheden daarover actiever kan communiceren.
Ik heb eenzelfde opmerking in verband met de nieuwe voedings- en bewegingsdriehoek. Wordt de affiche zelf van de actieve voedings- en bewegingsdriehoek verstuurd, bezorgd aan al die sportfederaties? Dat is niet onbelangrijk. Het zou misschien niet slecht zijn om die, zoals bij Kind en Gezin, ook te laten uithangen in sportkantines enzovoort. Elke preventie daaromtrent kan een stap in de goede richting zijn.
De heer Peeters heeft het woord.
Mevrouw Franssen, ik dank u voor uw vraag.
Het zal niemand verbazen dat ik, het toonbeeld van sport en gezonde voeding, het woord neem bij deze vraag. Ik meen dat. Ik ben echt bezig met die dingen.
Zoals iedereen hier onderschrijven wij uiteraard de oproep om gezonde voeding te promoten. Dat is een belangrijk deel van het gezond leven, in combinatie met sporten. Er is hier vandaag al genoeg onderschreven dat die beide zaken echt samengaan.
Ik ben ervan overtuigd dat de meeste sporters zich wel degelijk bewust zijn van wat ze eten en drinken, zeker voor het sporten. Na het sporten, zeker afhankelijk van het niveau waarop men sport, komen we weleens de gekende derde helft tegen. Daar wordt niet meteen de juiste sportdrank genuttigd. En als er genoeg sportdrank in het lichaam is, wordt er ook een wel eens iets verkeerds geknabbeld. Maar het lijkt mij nog altijd beter te sporten en nadien te zondigen, dan niet te sporten.
We moeten natuurlijk het verschil maken met de supporter. Supporteren hangt ook samen met sport. Ik denk dat de voetbalhamburger wijd en zijd gekend is. Ik kan me geen voetbalstadion voorstellen waar die troep niet wordt verkocht. Het is een belangrijk inkomen van de meeste clubs. Op de markt van de gezonde voeding bestaan daarvoor nog niet echt alternatieven. Het lijkt me eerder een taak van de markt zelf om daarvoor goede oplossingen te vinden die commercieel interessant zijn, dan van de minister.
Ik vind het heel fijn dat de minister duidelijk verder zal inzetten op sensibilisering via de webstek en andere kanalen. Dat is ook nodig. Ik ben blij dat er nu duidelijk ruimte zal komen om dat concreet aan te pakken.
Ten slotte wil ik onderstrepen dat elke club hierin zelf verantwoordelijkheid moet nemen. Ik geef graag het woord aan een van de betere praktijkvoorbeelden. Mijn collega weet daar veel meer over.
De heer Wynants heeft het woord.
Ik ben het 100 procent eens met de vraag van mevrouw Franssen, want het wordt inderdaad een groot probleem.
Bij ons, althans vooral bij mij, is het zo dat, als de minister bepaalde insteken geeft die belangrijk zijn voor de gezondheid, ik verplicht ben om die op te volgen. Dat is ook wat mijn collega net zei.
Als de minister insteken geeft over wat je zou kunnen doen op het vlak van gezonde voeding, dan moet je dat ook doen. Hij kan zeggen wat hij wil, maar als de clubs niet luisteren, dan zit hij daar. Wij doen dat dus wel. Ik zal het voorbeeld geven van KVC Westerlo. Elk weekend reizen een viertal bussen met kinderen die op verplaatsing gaan voetballen, bijvoorbeeld van Westerlo naar Roeselare, wat 400 kilometer is heen en terug. Zij krijgen dan van ons gezonde fastfood mee. En niet alleen dat. Wij denken er over na om automaten te plaatsen in de club zelf met gezonde voeding in. Ik heb u daar informatie over gegeven. Ik wil niet onmiddellijk reclame maken voor de firma, maar ik wil enkel aangeven dat we daar dagelijks mee bezig zijn. Het is de moeite waard dat iedereen naar de richtlijnen van de minister kijkt en ze tracht uit te voeren.
We moeten inderdaad verschillende dingen doen. Diegenen die goede informatie wensen omdat ze bijvoorbeeld zelf een sportieve activiteit zullen organiseren, kunnen die informatie vinden op onze website. Dat is een eerste stap.
Voor mij is de tweede stap sensibiliseren. Ook dat hebben we altijd gedaan. U vroeg naar de plaats van de goede praktijken. Dat was op de kennisdag van Sport Vlaanderen waar federaties en verschillende clubs komen. Ook op het Gordelfestival bijvoorbeeld was er in Hofstade een sportdorp opgezet rond gezonde voeding. Dat is naar een breder publiek aandacht geven aan gezonde voeding. Sensibilisering is iets dat binnen Sport Vlaanderen wordt meegenomen. We hebben daar ook al eens een campagne over gevoerd.
Een derde stap is de vraag of we verder doen. Ik was zelf wat verbaasd dat er geen reactie is gekomen op de rondvraag van het Vlaams Instituut Gezond Leven, maar ik heb van de Vlaamse Sportfederatie de verzekering gekregen dat dit kwam door een slechte timing. Dat was ook te begrijpen. Er was een moment waarop alles samenkwam, zoals mijn vraag naar een beter ‘corporate governance’ gecombineerd met de kwestie omtrent seksueel grensoverschrijdend gedrag en de eisen die we daaromtrent hebben gesteld. Dan was er nog het nieuwe decreet met een aantal gevolgen op het vlak van financiering voor de federaties. Ik begrijp dat ze dan op dat moment zeggen: ‘first things first’. Ik kan me inbeelden dat op dat moment gezonde voeding wat naar achteren wordt geschoven.
Laat ons de tijd nu goed gebruiken. We zullen mensen uit de sportsector en uit de gezondheidssector samenbrengen om hen te vragen op welke manier we het meeste effect kunnen sorteren en welke aanbevelingen ze ons kunnen doen. Is dat dan het ophangen, zoals u voorstelt, van de poster of denken ze dat dat niet veel effect zal hebben? Laat het maar van hen komen. Na de vakantie zullen we die groep samenstellen en ik zal vragen dat ze tegen het einde van het jaar aanbevelingen doen. We kunnen daar dan volgend jaar mee aan de slag gaan.
Minister, ik dank u voor het verhelderende antwoord. Mijnheer Wynants, ik dank u ook voor uw betoog. U hebt deels de bekommernis van de heer Wouters beantwoord dat er wel een alternatief bestaat voor de klassieke hamburger. Je kunt ook automaten met yoghurt en dergelijke aanbieden. Er zijn voldoende alternatieven op de markt die kunnen worden gebruikt. Ik heb begrepen dat Westerlo daar een toonvoorbeeld van is.
Echte sporters weten inderdaad wat ze het best eten en wat niet, maar het gaat hier over kinderen en jongeren. Die hebben nog niet altijd een volledig zicht op gezonde voeding. We moeten daar extra op inzetten.
We zijn nog verder gegaan, want we zijn ook milieuvriendelijk. We laten geen plastic bordjes meer toe. Het bordje kun je nu mee opeten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.