Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het is belangrijk om mensen op de vlucht die in ons land aankomen zo snel mogelijk in te schakelen op de arbeidsmarkt. Daar zijn we het allemaal over eens. Er zijn daarvoor al verschillende initiatieven genomen die kaderen in het actieplan ‘integratie door werk’. Toch horen we vanuit verschillende hoeken dat er nog wat schort aan het systeem. Een paradoxale vaststelling uit het werkveld is dat er voor een aantal knelpuntberoepen zelfs geen efficiënte toeleiding naar werk is van vluchtelingen met een specifiek profiel.
Op onze arbeidsmarkt is er bijvoorbeeld een grote vraag naar medische, paramedische en verzorgende beroepen als arts, tandarts en verpleegkundige. Uiteraard passen verschillende mensen die naar ons land gevlucht zijn binnen dit profiel. Toch slaagt slechts een klein aantal van hen er in om in België aan de slag te gaan in hun oude beroep. Het optimaal benutten van hun competenties heeft nochtans veel voordelen, zowel voor de maatschappij als voor henzelf.
Zowel de noodzaak aan als de specificiteit van beroepen in de gezondheidzorg vereisen toch een aanpak op maat. Sinds Vluchtelingenwerk in 2015 het project voor gevluchte artsen stopzette, is er geen enkele organisatie of instantie meer die zich specifiek met deze materie heeft beziggehouden. In het buitenland zijn er wel enkele voorbeelden van landen waar er één centrale organisatie of structuur is die alles trekt of coördineert, waardoor het traject veel korter en efficiënter is.
Vandaar de volgende informatieve vragen.
Hoe evalueert u zelf dit actieplan ‘integratie tot werk’ met betrekking tot knelpuntberoepen in het algemeen en meer specifiek inzake medische en verzorgende beroepen?
Wat is uw visie op een project op maat specifiek voor deze knelpuntberoepen?
Welke stappen zal u zetten opdat deze profielen sneller kunnen worden ingeschakeld op de arbeidsmarkt?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega Annouri, we hebben geen informatie over de uitstroom naar werk van de doelgroep ‘Integratie door werk’ naar een specifiek knelpuntberoep. U haalde de reden al aan: privacy. Omwille van privacyredenen bezorgt de kruispuntbank sociale zekerheid ons deze gegevens niet.
We weten enkel of iemand al dan niet werkt. De huidige uitstroom naar werk door ‘Integratie door werk’ bedraagt 37 procent na 1 jaar en 46 procent na 2 jaar. Gezien het gaat om een moeilijker toeleidbare groep van mensen, vind ik dit geen slechte cijfers.
We weten ook dat in 2016 1.100 inburgeraars en inwerkers een beroepsopleiding hebben kunnen volgen en dat daarvan 758 een knelpuntopleiding volgden.
Voor de evaluatie van het programma ‘Integratie door werk’ wacht ik, zoals u zult begrijpen, graag op het evaluatierapport dat ik wellicht in juli zal ontvangen na de Raad van Bestuur van de VDAB.
Zoals u weet, probeert de VDAB zoveel mogelijk toe te leiden naar knelpuntberoepen, wat me vanzelfsprekend lijkt, omdat ze meer kans op werk bieden. Dat is niet alleen het geval bij het programma ‘Integratie door werk’ maar ook bij de reguliere bemiddelingacties van de VDAB. ‘Integratie door werk’ is ook maar één van de toeleidingskanalen naar knelpuntberoepen, ook in de medische sector.
Momenteel lopen er nog enkele proefprojecten op maat specifiek voor medische en verzorgende beroepen. Zo werden vanuit het AMIF-project voor hoogopgeleide anderstalige nieuwkomers ‘@level2work’ twee experimenten opgezet.
Het eerste experiment werd gedaan in de proeftuin Brussel. Hierbij werd geëxperimenteerd met een geïntegreerde aanpak op maat, gericht op polyvalent verzorgenden en verpleegkundigen. De procesevaluatie en rapportage van dit project worden eind juni 2018 verwacht. Ik wacht graag op die evaluatie voor ik verdere stappen onderneem. Ik bekijk dan graag of deze actie kan worden verdergezet en op Vlaams niveau kan worden uitgerold of dat er bijsturing nodig is. Ik denk dat dat een goede manier van werken is.
Een tweede experiment vond plaats in West -Vlaanderen. Dit experiment was gericht op artsen, specialisten en tandheelkundigen. Een eerste conclusie is alvast dat de diplomagelijkstelling bij NARIC voor deze personen moeilijk verloopt en dat het beschermd karakter van het beroep ‘arts’ een remmende factor is. Het project focuste zich dan ook op het uittekenen en begeleiden van een bijkomend leertraject bij een hogeschool of universiteit.
Voor nieuwkomers staan de agentschappen inburgering en integratie in voor de begeleiding bij diplomagelijkschakeling. Hiervoor werken zij nauw samen met NARIC en het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid.
Het is belangrijk dat deze procedures snel opgestart en van dichtbij kwaliteitsvol opgevolgd worden, omdat het resultaat uiteraard zeer bepalend is in de perspectief- en latere trajectbepaling. Ook dit experiment wordt nog geëvalueerd. Ook hier wacht ik graag de evaluatie af.
Via het AMIF-project ‘@level2work’ werden dus reeds de eerste initiatieven genomen om werkzoekenden met een profiel voor medische en verzorgende beroepen sneller in te schakelen op de arbeidsmarkt. Ik wacht, zoals gezegd, graag de evaluatie af om na te gaan op welke manier we hier verder mee omgaan.
De heer Annouri heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Als ik het goed begrijp, heb ik mijn vraag iets te vroeg gesteld. Ik had beter gewacht tot de evaluatie in juli. Ik vond het toch een belangrijk onderwerp om al aan te kaarten. Het gaat om een zeer relevantie kwestie. Uw antwoord is terecht. We zullen na de evaluatie de discussie verder voeren.
Ook uw verwijzing naar de gelijkschakeling van diploma’s is terecht. Onze fractie volgt dit ook op in de commissie voor Onderwijs. Dit probleem is niet nieuw. We merken dat heel veel nieuwkomers op een muur botsen, waardoor een deel van hun talent niet meteen ontgonnen kan worden in onze samenleving. Dat vind ik problematisch.
Ik heb nog een bijkomende vraag. In andere landen is er een soort van ‘centraal project’, dat al die zaken combineert. Voor het inschakelen van nieuwkomers in paramedische beroepen is er een soort van overkoepelend project, waar al die dingen onder schuiven in plaats van verspreid te zijn over verschillende plekken. Is dat een idee dat u zelf genegen bent? Of vindt u dat de huidige manier van werken goed is en wilt u de evaluatie afwachten? Als blijkt dat de evaluatie niet de verhoopte cijfers laat zien, denkt u dan dat, zoals in het buitenland het geval is en hier vroeger ook gebeurde, één centraal project oplossingen kan bieden voor Vlaanderen?
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Ik wil hier even iets aan toevoegen. Het invullen van knelpuntvacatures op zich is al heel moeilijk, ook voor de zorgberoepen. Ik vind het zeer belangrijk dat er een zekere kennis is van de Nederlandse taal. Die opleidingen zijn inderdaad niet eenvoudig en vereisen toch enige studie. Zeker voor de vacatures van artsen en tandartsen is er een erkenning van het diploma nodig door NARIC. Men kan het diploma van arts niet gewoon erkennen op basis van competenties. Ook moet een arts voldoende Nederlands kennen. Dat wilde ik nog toevoegen aan deze discussie.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Ik wil vooral een praktische opmerking meegeven. Ik denk dat het heel nuttig is om die evaluatie hier te agenderen. Heel veel opmerkingen die we de afgelopen maanden gemaakt hebben over de activering van nieuwkomers, zullen namelijk hopelijk beantwoord worden door die evaluatie.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik denk niet dat er een probleem is om, zoals altijd, de evaluatie mee te delen. Ik zal dat bekijken. Ik vraag dan gewoonlijk even de tijd om daar al conclusies aan te koppelen. Anders vragen jullie toch onmiddellijk wat mijn conclusies zijn. Ik denk dat we dat op de gebruikelijke manier kunnen doen. Als ik de evaluatie krijg, neem ik dus even de tijd om ze te bekijken en er reacties op te formuleren, waarna ik ze overmaak aan de commissie.
Collega Annouri, wat zo’n centraal project betreft, is er natuurlijk een verschil tussen het buitenland en onze situatie. We zitten hier opnieuw met een gedeelde bevoegdheid tussen het federale en het regionale niveau. Het lijkt me zeker geen slecht idee om dit bij de evaluatie in het achterhoofd te houden. Laten we echter eerst bekijken hoe het nu verloopt. Als er geen problemen zijn, waarom zouden we het dan niet verder uitrollen zoals we bezig zijn? We kunnen wel nagaan wat de resultaten in het buitenland zijn en daar eventueel van leren om deze proefprojecten te verbeteren.
De heer Annouri heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. We zullen dit onderwerp inderdaad opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.