Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
De energie-intensieve industrie betaalt in ons land nog steeds meer voor energie dan in de ons omringende landen. Studies van PricewaterhouseCoopers (PwC) en Deloitte hebben dit becijferd. Alhoewel de resultaten uiteenlopend zijn door het gebruik van diverse parameters, merken we een constante. Zo ervaren de energie-intensieve bedrijven een concurrentieel nadeel en een kostenhandicap. Dit ondermijnt de competitiviteit en dus ook de werkgelegenheid.
In het regeerakkoord van de Vlaamse Regering is de volgende passage opgenomen: “Naast de bovengenoemde maatregelen om de kosten voor de energiefactuur te drukken, zal de Vlaamse Regering samen met de federale overheid de meerkosten van gas en elektriciteit die gelden voor industriële gebruikers in al hun componenten eenduidig vergelijken met die in andere relevante landen en regio’s. We voeren een energienorm in voor energie-intensieve bedrijven die ervoor zorgt dat de som van de meerkosten en nettarieven niet hoger ligt dan in de buurlanden. Hiermee moet in de eerste plaats de competitiviteit van deze bedrijven gevrijwaard worden.” In de beleidsbrief heeft de minister van Energie aangegeven om in 2016 de contouren van een energienorm op te stellen.
De Vlaamse Regering besliste vorige vrijdag dat er jaarlijks, voor 15 mei, een studie zal worden gepubliceerd waarin de energiekost wordt vergeleken met de buurlanden. Daarmee wordt een eerste stap gezet voor de invoering van de energienorm. Er wordt aangegeven dat de gewestelijke componenten in de energiekost geen negatief effect mogen hebben op de koopkracht van de gezinnen. Voor de bedrijven wordt de competitiviteit beschermd door het vergelijken van de energiekost met die in de buurlanden. Het invoeren van een energienorm is opgenomen in het Vlaamse en het federale regeerakkoord en in het Energiepact.
Minister, welke garanties zult u inbouwen in de energienorm om ervoor te zorgen dat de concurrentiepositie van onze bedrijven ten aanzien van de buurlanden versterkt wordt?
Binnen welke door de EU-opgelegde contouren kunnen maatregelen worden genomen?
Vanaf wanneer verwacht u dat de Vlaamse energienorm van kracht zal kunnen worden? Zal die samen gelanceerd worden met de federale energienorm?
Minister Tommelein heeft het woord.
Een dikke maand geleden zei ik u in deze commissie dat de Vlaamse Regering nog voor de zomer klaar zal zijn met de noodzakelijke voorbereidingen in het kader van de energienorm. Ik kan u nu vertellen dat op 1 juni 2018 de Vlaamse Regering de noodzakelijke rechtsgrond heeft opgenomen in een ontwerp van Energiedecreet dat nog voor de zomer definitief goedgekeurd zal worden op regeringsniveau. Het betreft dus de rechtsgrond, want om te weten of er een probleem is, en om te kunnen bepalen wat de omvang van een potentieel probleem is, moet er eerst onderzoek gedaan worden. Meten is weten, ik denk dat u het daarmee eens bent, mijnheer Gryffroy.
Daarom heb ik de Vlaamse energieregulator gevraagd om, conform het interfederaal Energiepact, nu al, dus vóór het decreet in werking treedt, via het forum van Belgische Energieregulatoren (FORBEG) een studie uit te besteden om te bepalen hoe de positie van de Vlaamse en Belgische energieklanten zich verhoudt tot de buurlanden, wat de energieprijzen betreft. Pas daarna zullen we verdere conclusies kunnen trekken. Het is wel de bedoeling dat de energienorm ertoe bijdraagt om tot een level playing field te komen met de buurlanden.
Het Europese regelgevend kader legt inderdaad een aantal beperkingen op, zowel vanuit de context van het mededingingsbeleid, dat strikte regels in verband met subsidiering van bedrijven oplegt, als bijvoorbeeld vanuit de energieregelgeving, dat de bevoegdheid voor het bepalen van de nettarieven exclusief bij de regulatoren legt. We zullen er natuurlijk zorg voor dragen dat we binnen deze contouren optreden als we acties ondernemen in het kader van de vaststellingen die uit de studie naar voren zullen komen. Zoals net gezegd heb ik de VREG dus gevraagd om het nodige te doen om voor het einde van het jaar over de eerste studie te kunnen beschikken. Daarna zullen de verschillende bevoegde entiteiten zich over de resultaten van deze studie buigen in het kader van de afspraken die zijn gemaakt binnen het interfederaal Energiepact. Dat pact stelt dat dit jaar nog corrigerende maatregelen goedgekeurd zullen worden. Ik heb echter eerder ook al gezegd dat wij in Vlaanderen met onze Supercap-regeling al stappen vooruit hebben gezet en de verdere concretisering van de energienorm voornamelijk federale materie betreft.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Dit is een opvolgingsvraag, maar intussen hebben we wel moeten vaststellen dat we met de beslissing van Umicore, net na de belofte van de regering, naast de oprichting van een batterijfabriek grijpen. Slechts één van de elementen die daarin meespelen gaat over de energienorm. Verder gaat het over federale bevoegdheden, zoals de transportkost, maar wat het gewestelijke gedeelte betreft, gaat het vooral over de openbaredienstverplichting (ODV) en over de distributiekost. We moeten op ons niveau doen wat moet en ik hoop dat de federale overheid dat ook zal doen.
De grote vraag is of we nu al durven stellen, zoals bij een loonnorm waarbij we niet willen dat de lonen hoger zijn dan in de omringende landen, dat de energiekost voor energie-intensieve bedrijven niet hoger mag zijn dan in de naburige landen. Dan nemen we al een duidelijke stelling in, los van de vraag hoe groot het verschil, dat nog gekwantificeerd moet worden, dan wel is. Dat verschil zal anders zijn naargelang van de aard van de bedrijven. In het geval van Umicore was dit een deelaspect: die energiekost is niet zo interessant in België voor een grote energieverbruiker als Umicore.
De heer Schiltz heeft het woord.
Mijnheer Gryffroy, ik wil uw opmerking tegenspreken dat ik niet voorbereid zou zijn op uw conceptnota. Ik ben altijd voorbereid als ik iets zeg, dus ook over deze kwestie. Ik wil dus een en anders rechtzetten.
Umicore heeft er niet voor gekozen om een batterijfabriek in Vlaanderen te vestigen, maar niet vanwege de energienorm. Dat was maar een marginaal element. De belangrijkste elementen waren de loonkost en de afzetmarkt. Op de locatie waar ze zich zullen vestigen is er een grote vraag naar batterijen. De hoge transportkosten voor de geproduceerde batterijen vanuit Vlaanderen naar die autoproductiesites heeft finaal de doodsteek gegeven.
Als het over energie-intensieve bedrijven gaat, moeten we een groot onderscheid maken. Het gros van die bedrijven is rechtstreeks aangesloten op het Elianetwerk en valt alleen onder de federale heffing en niet onder de distributie- of de gewestelijke heffingen.
Mijnheer Gryffroy, u bent meestal goed op de hoogte van wat er zich in regeringskringen afspeelt. U weet dus, zoals de minister ten overvloede heeft herhaald, dat de gewestelijke componenten van de energieheffing onder controle zullen komen. Als u vraagt om nu al forse uitspraken te doen, namelijk dat er zeker geen hogere gewestelijke heffingen zullen zijn dan in de buurlanden, dan wil ik toch eerst kijken naar de andere voordelen die op energievlak aan bedrijven worden toegekend. Ik verwijs naar wat ik gezegd heb in de commissievergadering van 9 mei 2018, en ik zal het nog eens herhalen, zodat het voor de volledigheid ook nog eens vermeld wordt in het verslag. Daaruit mag blijken dat ik de commissievergaderingen die ik bijwoon goed voorbereid.
Ik heb toen aangehaald dat samen met heffingen, wanneer wij tenminste een norm hanteren en bedrijven vrijstellen van een aantal belastingen of heffingen… Als een regering een heffing instelt, dan heeft ze daar een reden voor en als ze dan bedrijven vrijstelt van die heffingen om onder een norm te geraken, dan mogen daar ook inspanningen tegenover staan om bij te dragen tot de energietransitie en de doelstellingen in het algemeen, tenminste in het interfederale Energiepact. Ik verwijs dan onder andere naar carbon leakage en andere ondersteuningsmechanismen die onrechtstreeks ook ten goede komen aan die bedrijven.
Minister, ik heb goed begrepen dat nu aan de VREG wordt gevraagd om tegen het einde van het jaar een begin te maken met een benchmark over de energienorm, en dat federaal minister Marghem en uzelf verder aan de slag zullen kunnen gaan om te bekijken – ik neem aan dat dat in debat met het parlement zal gebeuren – wat de norm nu is, wat de stand van zaken van onze energieprijzen is en of er moet worden bijgestuurd.
De heer Bothuyne heeft het woord.
De energienorm was een belangrijk onderdeel van ons regeerakkoord. We zijn dus blij met de eerste stappen die worden gezet. The proof of the pudding is in the eating. Als de studie er is, kunnen we pas echt werk maken van een discussie over de energienorm en hoe die toe te passen.
Minister, hoe is de opdracht precies gedefinieerd voor FORBEG en de VREG? Welke klantengroepen zijn er gedefinieerd? Zullen we zowel gezinnen als kmo's als grote energie-intensieve bedrijven kunnen onderscheiden? Op welke manier is er een opdeling gemaakt? Dat is heel relevant voor de betrokkenen.
De heer Danen heeft het woord.
Wij zijn ook gewoon voor een gelijk speelveld. De totale energiekost is in de laatste jaren voor grote bedrijven beperkt gestegen, voor kmo's redelijk wat en voor gezinnen heel erg veel. Is het de bedoeling, door de energienorm in te zetten voor energie-intensieve bedrijven, dat de kosten worden afgewenteld op de anderen?
Mijnheer Gryffroy, ik wil even reageren op Umicore. Het is niet juist om te stellen dat de hoge elektriciteitsprijs een probleem was voor Umicore. De redenen die bekend zijn, zijn voornamelijk dat er te weinig geschoold personeel was, dat men vooral CO2-vrije energie wou, met andere woorden zoveel mogelijk hernieuwbare energie, en dat de toeleveringsbedrijven en de klanten in de buurt van de locatie moesten liggen. Nu zeggen dat Umicore heeft gekozen voor Polen door de prijs van de elektriciteit – als u het niet hebt gezegd, is dat bij deze duidelijk, want ik wil niet dat de indruk ontstaat…
Het is een van de elementen die heeft meegespeeld. Dat heb ik duidelijk gezegd. Ik heb de indruk dat er niet naar mij werd geluisterd.
Ik denk niet dat dat het bepalende element is geweest. Zo zijn er veel elementen die meespelen in een beslissing. Nu de indruk wekken dat dat het probleem was om naar Polen te trekken in plaats van naar Vlaanderen, is niet juist.
Mijnheer Bothuyne, ik ben tevreden dat u ook tevreden bent met de eerste stappen. We gaan die opdracht niet zelf uitschrijven, we gaan die laten uitschrijven door de VREG zelf. We hebben de vraag gesteld aan de VREG om dat te doen. Ik wacht dus op de opdracht die zal worden uitgeschreven door de VREG om u daarover meer informatie te geven. Alsjeblieft.
Ik wil herhalen dat het een van de elementen was, en er waren verschillende elementen. Nu wordt plots de indruk gegeven dat het dan niet zo belangrijk is voor de hele grote bedrijven. Dat staat ook heel duidelijk in de tekst, dat er ook voor de koopkracht van de gezinnen wordt gezorgd. Er moet voor iedereen worden gekeken. Men geeft hier nu plots de indruk dat de energienorm niet zo belangrijk is. Ik vind dat dat wel belangrijk is voor de drie groepen die in de maatschappij aanwezig zijn, zowel voor de gezinnen, voor de klassieke bedrijven als voor de energie-intensieve bedrijven.
Als we spreken over de energienorm, kijken we niet enkel naar een stuk van de kost, maar naar de totale kost, direct en indirect, en dit voor de verschillende groepen en op de verschillende niveaus. We hebben de aanzet gegeven en ik vraag dat de federale overheid ook een aanzet geeft zodat we dat bij manier van spreken kunnen samentellen.
Mijn vraag was: durven we nu al stellen dat we daarnaar streven, als we spreken over een totale energiekost, direct en indirect, dat we voor onze energie-intensieve bedrijven ernaar streven de energiekost niet hoger te maken dan in onze buurlanden, Frankrijk, Duitsland en Nederland. Dat was een duidelijke vraag van mij naar een stellingname, maar daar heb ik geen antwoord op gekregen.
Mijnheer Gryffroy, de indruk wekken dat de factuur voor de gezinnen, de gewone Vlamingen en de bedrijven mij niet interesseert en dat ik daar niet mee bezig ben, is niet juist. Daar ben ik het echt niet mee eens. Ik ben vanaf dag één dat ik minister ben geworden, bezig geweest met de kostprijs van de factuur en met het wegwerken van een aantal elementen in die factuur die hebben geleid tot hogere energiefacturen. De oorzaken van de verhoging van die facturen liggen niet in de laatste twee jaar. Die lagen wel degelijk in de vorige legislatuur, met engagementen voor grote biomassacentrales die 4,4 miljard euro hebben gekost.
Met deze regering, waar ook uw partij deel van uitmaakt, hebben we er alles aan gedaan om ervoor te zorgen dat de factuur weer naar omlaag kan. De energieheffing is in grote, grote, grote mate gezakt, tot onder de 10 euro.
We gaan nog verdere stappen zetten. U hebt daarnet een vraag om uitleg gesteld over de 75 miljoen euro die terug moet. We gaan daar straks ook nog een antwoord op geven. Met andere woorden, wij doen er alles aan om die factuur onder controle te houden voor de bedrijven, voor de concurrentiepositie van de bedrijven. De energienorm staat in het Energiepact. Als dat erin staat, is dat ook omdat ik het als Vlaams minister zeer belangrijk vond.
Als samen met de daling van de energieheffing de supercap onmiddellijk is uitgewerkt en door de regering is besproken voor de kerstvakantie van 2017 en ondertussen al is gestemd, dan heeft dat te maken met het feit dat ik daar heel veel belang aan hecht. Als alle Vlaamse voorbereidingen voor de energienorm klaar zijn en de studie al is aangevraagd, dan heeft dat te maken met het feit dat ik aan de concurrentiepositie van de bedrijven, maar ook aan de factuur van de consument uitermate veel belang hecht. Ik wil dat die factuur verder daalt en dat de zotte beslissingen die in het verleden zijn genomen en hebben geleid tot hogere energiefacturen, ongedaan worden gemaakt, in zoverre ik daar zelf verantwoordelijk en bevoegd voor ben.
De bevoegdheden van de Vlaamse minister zijn niet onuitputtelijk. Er zijn enkele elementen waar ik geen enkele vat heb op de factuur. Dat weet u zeer goed. Het gaat over federale materie, over de bevoegdheden van de regulator. Waar ik impact kan hebben, doe ik er alles aan om onze bedrijven competitief te maken.
Ik weet niet waarom dat nu plots zo'n commotie moet teweegbrengen. Ik haal het voorbeeld aan van Umicore, en dat een van de elementen die aan de basis lag voor die beslissing, de energiekost en de constante in de energie was. Dan wordt er gezegd: nee nee, er waren andere elementen, te weinig personeel en tijd enzovoort.
Ik probeer duidelijk te maken dat de directe en de indirecte kost binnen de energiefactuur, waarvoor u deels verantwoordelijk bent en federaal minister Marghem deels verantwoordelijk is, moet worden samengeteld en niet enkel voor een deel moet worden bekeken. Ik wil daar een kwantificeerbaar bedrag op vragen. Ik vraag: durven we ervoor gaan dat het voor de energie-intensieve bedrijven niet hoger mag zijn dan in de buurlanden?
En plots is het kot te klein. Ik weet niet wat ik dan verkeerd zeg. Ik vraag gewoon naar een duidelijke stellingname. Ik zal in elk geval mijn duidelijke stellingname geven: voor grote energie-intensieve bedrijven wil ik dat de totale kost, direct en indirect, niet hoger is dan in de buurlanden. Dat is een duidelijke stelling van de N-VA.
De vraag om uitleg is afgehandeld.