Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Voorzitter, minister, dit thema hebben we al vaak besproken in deze commissie. Het is namelijk nog altijd onbegrijpelijk dat we momenteel niet correct weten hoeveel groen en hoeveel bos er is in Vlaanderen. Deze discussie is al lang aan de gang. We hopen dat we in de nabije toekomst een beter zicht kunnen hebben op die hoeveelheid. Daarom stel ik deze informatieve opvolgingsvraag.
Op 30 januari jongstleden kwam de stuurgroep samen die zich moest buigen over de toekomst van de Boswijzer en over de vraag welk instrument gebruikt kan worden om trends in de Vlaamse bosoppervlakte te meten. Op die bijeenkomst waren leden aanwezig van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB), het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), het agentschap Informatie Vlaanderen, de Boerenbond en BOS+. Dat bleek uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag nummer 365, waarin ik ook een bondig verslag kreeg van deze vergadering.
Het verslag wijst nogmaals op de kritiek die de Boswijzer kreeg, namelijk dat het geen goed instrument is om de bosoppervlakte in Vlaanderen te meten omdat het werkt met een omschrijving van ‘bos’ die sterk vereenvoudigd is ten opzichte van de juridische betekenis van het begrip ‘bos’ en wat men aanvoelt/waarneemt/waardeert als ‘een echt bos’. De groenkaart, waarop die Boswijzer gebaseerd is, is wel een gewaardeerd instrument, vermeldt het verslag.
De stuurgroep stelt in datzelfde verslag een gedifferentieerde aanpak voor die zich situeert op drie vlakken. In eerste instantie wil men op korte termijn een indicatie krijgen van de evoluties in de bosoppervlakte. Hiervoor wil men administratieve gegevens verwerken op dezelfde manier als de Bosbarometer van BOS+, maar dan aangevuld indien mogelijk. Ten tweede men wil op langere termijn tot een ‘boskadaster’ komen waarbij men gegevens haalt uit dossiers die bij het ANB bekend zijn. Dit moet leiden tot één grote databank. Als derde stap wil men via metingen als ijking tussenin tot een betrouwbaar en aanvaardbaar getal inzake de bosoppervlakte komen. Hiervoor wordt de Vlaamse bosinventaris als het beste instrument beschouwd, aangezien het dichter aansluit bij de juridische definitie van ‘bos’. Om tot een kleinere foutenmarge te komen, zullen extra personeelsleden en verfijningen nodig zijn, zegt het verslag.
Dit moet uiteindelijk leiden tot één getal ‘bosoppervlakte’ dat overeenstemt met een afgesloten cyclus van de bosinventaris. Men wil dit doen om de tien jaar. Daarbij moet een strikt onderscheid gemaakt worden tussen ‘de kaart’ en ‘een getal bossoppervlakte’. Eenmaal de cyclus van de tweede bosinventaris rond is – eind dit jaar of begin 2019 – wil men communiceren over de bosoppervlakte. Men ijvert ook voor de verderzetting van de groenkaart en de Boswijzer, maar met duiding waarvoor deze gebruikt kunnen worden en over de foutenmarges. Voorts vraagt men het rapport en de kaartlagen van de groenkaart 2015 en de Boswijzer 2.0 vrij te geven en te publiceren, wat tot dat moment nog niet gebeurd was.
Het ANB heeft dit rapport aan u overgemaakt, minister. Er werd ook een technische follow-upsessie voorzien.
Ik heb hierover de volgende vragen, minister.
Wat is uw reactie op het verslag van de meeting van 30 januari jongstleden, inclusief de conclusies en aanbevelingen van de stuurgroep? Wat vindt u specifiek van het voorstel om elke tien jaar tot een getal bosoppervlakte te komen op basis van de Vlaamse bosinventaris? Concludeert u hieruit dat ‘het getal bosoppervlakte’ van de eerste Vlaamse bosinventaris dan als nulmeting beschouwd moet worden? Hoe staat u tegenover de ontwikkeling van een ‘boskadaster’ dat gebaseerd is op de Bosbarometer van BOS+?
Gelet op het feit dat er geen link is met wat juridisch ‘bos’ is en aangezien er een groenkaart is die cartografisch heel nuttig is en door tal van mensen gebruikt kan worden, is het dan nog nuttig om de Boswijzer als instrument te gebruiken? Erkent u dat de Boswijzer nooit een goed instrument is geweest en kan zijn om ‘bosoppervlakte’ te meten?
Bent u van plan de groenkaart 2015 en de Boswijzer 2.0, zoals gevraagd werd, alsnog vrij te geven?
Wat is de laatste stand van zaken van de stuurgroep? Is men na de vergadering van 30 januari jongstleden nog opnieuw samengekomen? Heeft de follow-upsessie ondertussen plaatsgevonden? Zo ja, wat leverde die technische werksessie op?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega De Vroe, op een aantal van uw vragen heb ik al een paar keer geantwoord. Mijn antwoord zal opnieuw hetzelfde omvatten.
Zoals u zelf aangeeft, zoals we hier gehoord hebben in de hoorzittingen en zoals in het verslag staat, vindt men de vegetatiekaart in zijn geheel een zeer goed en verdienstelijk instrument. Ik ben het daar absoluut mee eens. Men vindt dit het beste instrument om het kapitaal aan groen in Vlaanderen te meten en op te volgen. Dat is ook de conclusie die ik trok uit de hoorzittingen in deze commissie.
De Boswijzer wordt getrokken uit de vegetatiekaart. De Boswijzer is dus gebaseerd op de vegetatiekaart. Rond de resultaten van de Boswijzer bestaan echter verschillende maatschappelijke verwachtingen. Er worden ook een aantal eisen gesteld die eenvoudigweg niet haalbaar zijn. Dat is een vaststelling.
De Boswijzer geeft een goede indicatie van de bosoppervlakte, waarmee te werken valt als iedereen akkoord gaat met de randvoorwaarden en ook de betekenis van de cijfers op een correcte manier aanvaardt. Uit wat we nu weten, blijkt dat de bosinventaris, die iedereen het beste instrument vindt, dezelfde foutenmarge kent als de Boswijzer. Ze hebben dus dezelfde kwaliteit of dezelfde foutenmarge. Dat kan ook niet anders, aangezien ze gebaseerd zijn op een luchtfoto.
Over het bepalen van de evolutie van de bosoppervlakte in Vlaanderen bestaat er dus discussie. Er zijn vragen over de relevantie van de statistische informatie die daaruit voortvloeit. De bosinventaris is niet ontworpen om alleen een getal inzake de bosoppervlakte aan te leveren maar ook om indicatoren en karakteristieken over de boskwaliteit te bepalen en op te volgen. Het voordeel van een werkwijze die steunt op die aanpak van de gewestelijke bosinventaris, is dat de bosoppervlakte, gelet op de steekproefsgewijze controle op het terrein, nauwer aansluit bij de juridische definitie van bos.
Ik apprecieer uiteraard het verslag van de stuurgroep in algemene zin. Ik onthoud ook dat de wil er is om tot een globale aanpak te komen, die voor iedereen aanvaardbaar is. Wat in het verslag vermeld staat, zegt het ANB, zijn denksporen die overwogen worden en verder uitgewerkt worden. Ik heb nog geen definitief eindvoorstel op basis van die denksporen ontvangen. Zoals ik al enkele keren gezegd heb, geef ik er de voorkeur aan om te wachten tot de experten dat eindvoorstel formuleren.
De vegetatiekaart oftewel de groenkaart en de Boswijzer zijn uitbesteed aan het AGIV, dat de gegevens genereert. Deze opdracht is binnen de stuurgroep momenteel nog niet volledig beslecht en ook niet opgeleverd. Een vrijgave van de kaarten kan pas overwogen worden na definitieve oplevering.
Na 30 januari is er nog een voorbereidend technisch overleg geweest op 7 maart, collega, waarbij het Agentschap voor Natuur en Bos, het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek en BOS+ aanwezig waren. Tijdens dit overleg is afgesproken om enkele statistische analyses uit te voeren waarvan de resultaten nog zullen worden voorgelegd aan de stuurgroep.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor deze stand van zaken. Ik denk dat het inderdaad logisch is dat u dezelfde trend aanhoudt in uw antwoorden. Anders zou het wel een vreemde situatie worden.
Zoals ik al zei, was dit vooral een opvolgingsvraag. Ik kijk ernaar uit om het detailverslag van de technische werksessie te ontvangen, zodat ik het dossier van nabij kan opvolgen.
Ik heb nog een bijkomende vraag. In het verslag vraagt de stuurgroep om bijkomende voltijdequivalenten in te zetten voor enkele andere zaken. Hoe kijkt u daartegen aan? Welke stappen zult u hierin zelf nog zetten?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega De Vroe, u weet dat het Agentschap voor Natuur en Bos heel veel taken heeft. Hier wordt telkens opnieuw gevraagd naar extra personeel. U weet dat de Vlaamse Regering afgesproken heeft dat daar geen sprake van kan zijn. Alle opgelegde taken moeten dus opgevangen worden door het bestaande personeel, dat zelfs afgebouwd moet worden. Dat gebeurt trouwens in alle diensten.
De vraag die in het verslag geformuleerd wordt, betreft vooral de statistische analyses. Men is daar dus mee bezig. Men heeft hier ook mensen voor ingezet. Daar verwees ik al naar in mijn antwoord. Die manschappen zijn ingezet. Dat gaat echter ten koste van andere taken, die op dat moment niet kunnen worden uitgevoerd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.