Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over de impact van de federale terugbetaling van consultaties bij psychologen op het Vlaamse ggz-beleid (geestelijke gezondheidszorg)
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, het is algemeen geweten dat de terugbetaling van de psycholoog een enorm hiaat is in onze geestelijke gezondheidszorg. Momenteel worden enkel medicatie, antidepressiva en psychofarmaca terugbetaald. Maar de therapie, die echt een structureel antwoord kan bieden voor de mensen, niet. Het feit dat er nu een stap is gezet en dat de federale minister van Volksgezondheid heeft aangekondigd om toch een terugbetaling te doen, is belangrijk. Het is iets waar men al lang naar uitkijkt. Het zou er concreet op neerkomen dat patiënten 11 euro betalen wanneer ze op voorschrift vier sessies, eventueel verlengbaar tot acht, volgen. De terugbetaling is enkel voor volwassenen en voor mensen met veelvoorkomende psychische problemen, zoals een angststoornis, depressie of alcoholverslaving. Er kunnen een aantal kanttekeningen worden geplaatst bij de keuze voor die groepen.
Maar eerst wil ik iets zeggen over het budget. Er zou een budget van 22 miljoen euro tegenover staan. Dat budget is, in alle eerlijkheid, te weinig om echt grote stappen te zetten. Het is ergens ook een ontgoocheling, omdat de federale minister in parlementaire debatten liet uitschijnen dat die 22 miljoen euro enkel het laatste kwartaal betrof, en het uiteindelijk toch een jaarbudget blijkt te zijn. Dat is anders dan het in de commissie is gezegd, dus ik begrijp de ontgoocheling op het terrein over dat budget ten zeerste. Maar dat is geen vraag die ik aan u wil stellen, maar die mijn collega Dedry zeker aan de overkant van de straat zal stellen.
Zoals ik net zei, wordt die terugbetaling al heel lang verwacht. En het is een federale keuze, maar het heeft een impact op het Vlaamse beleid rond geestelijke gezondheidszorg. Zo is de verhouding tot de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s) van belang. Dat is een plaats waar mensen nu ook, zonder voorschrift, terechtkunnen aan tarieven in functie van hun draagkracht. Ook de relatie tot de bestaande netwerken ggz moet goed worden doordacht. De invoering van de eerstelijnszones zou verder gepaard gaan met een eerstelijnspsycholoog, volgens de plannen die u daar mee op tafel hebt gelegd. En ook in het kader van één gezin één plan wordt er in eerstelijnspsychologen voor kinderen voorzien. Er zijn dus heel veel raakvlakken met het Vlaamse beleid.
De federale overheid richt zich enkel op volwassenen, en dan nog volwassenen die jonger zijn dan 65 jaar. Dat is jammer. Want zowel voor jongeren als voor ouderen zijn er absoluut grote noden inzake geestelijke gezondheidszorg. De toegankelijkheid is daar niet voldoende. Hoewel er dan als antwoord wordt gegeven ‘ja, maar, we hebben daar extra inspanningen geleverd’, is de realiteit vandaag dat er net nog veel meer voor moet gebeuren. Dat is een eerste zaak die jammer is.
Wat ook jammer is, is het feit dat je een voorschrift nodig hebt van een dokter. Want dat maakt dat de laagdrempeligheid toch niet is wat ze zou kunnen of moeten zijn.
Het feit dat het derde lijn is, dat het de ziekenhuizen zelf zijn die de eerste lijn organiseren, is onlogisch. Een aantal zaken en modaliteiten roepen dus toch nog vragen op. Maar dat zijn zaken voor de overkant.
Minister, er zijn ook vragen die ik aan u wil stellen.
Welke impact zullen die federale maatregelen op het Vlaamse ggz-beleid hebben?
Wat zal de rol zijn van de cgg’s in het nieuwe systeem van terugbetaling?
Wat betekent dat voor de invoering van eerstelijnspsychologen? We hebben u hier herhaaldelijk gevraagd of u de proefprojecten eindelijk structureel zou verankeren en uitbreiden. Aanvankelijk was uw antwoord daarop dat we ze eerst zouden evalueren. Nu, die evaluatie had tot conclusie dat er te weinig zijn om echt goed te evalueren. Maar toen werd er gezegd dat we zouden wachten op de terugbetaling. Vandaag zijn we zover: er is een terugbetaling. Betekent dat nu dat Vlaanderen de eerstelijnspsychologen en de projecten daarrond zal versterken, uitbouwen en structureel verankeren of niet?
En ten slotte, de eerstelijnspsychologische functie voor kinderen en minderjaren lijkt niet te zijn vervat in de plannen van de minister. Hoe kijkt u daarnaar? Hoe zullen onze kinderen en jongeren laagdrempelig toegang krijgen tot de ggz?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ook bij mij is er gedeeltelijke blijdschap, omdat er toch voor een groep van patiënten, cliënten, eerste stappen worden gezet in de terugbetaling.
Zij zullen voor vier tot acht sessies maar 4 tot maximum 11 euro moeten betalen. Dat is een start, laten we noemen wat het is. Op zich is het goed dat die start wordt gemaakt.
Minister, ik heb een aantal vragen voor u, waarbij ik vanzelfsprekend besef dat u niet de minister bent die aan zet is geweest om de regeling uit te werken.
Wat is de impact van de federale terugbetaling van consultaties bij psychologen op het Vlaamse ggz-beleid? Hoe zult u eventueel een aantal dingen anders organiseren in functie hiervan?
Zet de leeftijdsbeperking eventueel aan tot lobbywerk of overleg met de federale overheid, of tot het leggen van een aantal eigen accenten in een aanvullend Vlaams beleid? Denkt u om complementair te werken of om misschien wat te gaan lobbyen?
Ik heb een gelijkaardige vraag over de ‘aard’ van de aandoeningen die in aanmerking komen voor terugbetaling. Er zijn heel wat problematieken die, zonder dat al een diagnose vaststaat, hulp bij een psycholoog raadzaam kunnen maken. Als u het eens bent met de analyse dat het een zinvolle doelgroep is om te bereiken, wilt u dan onderzoeken of u de federale overheid kunt overtuigen tot een eventueel ruimere definiëring? Of denkt u eerder complementair te kunnen werken?
Een belangrijke vraag is ook hoe we moeten omgaan met het feit dat mensen enkel toegang krijgen tot terugbetaling wanneer ze zijn doorverwezen door hun huisarts. Ik ben er mij van bewust dat zeer veel mensen nu al dankzij de huisarts terechtkomen bij een psycholoog. Dat is heel goed nieuws, want vaak is die huisarts iemand die zeer bereikbaar is, in tegenstelling tot wat gezegd wordt in sommige kritieken. Dat neemt niet weg dat ik denk dat mensen zich rechtstreeks zouden moeten kunnen wenden tot de psycholoog, al was het maar omdat het een autonoom gezondheidsberoep is geworden en omdat er klachten zijn die niet noodzakelijk binnen een medische pathologie moeten worden ingepast maar waar hulp toch zinvol kan zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan uw eigen oproepen om mensen die relatieproblemen hebben, aan te zetten om hulp te zoeken. Dat is geen medische pathologie, maar tussenkomst van een derde kan toch zinvol zijn.
De terugbetaling is gekoppeld aan een strakke federale tariferingspolitiek. De federatie heeft zelf aangekondigd in te schatten dat weinig psychologen in het systeem zullen instappen. Ik vroeg me af of u hierover ook signalen hebt gekregen en of u zelf denkt om er op een andere manier mee te moeten omgaan of dat u denkt – en dat zou ik begrijpen – dat dit iets is waar men enkel de federale minister over kan ondervragen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega's, ik begrijp dat er heel wat vragen en bedenkingen zijn over het initiatief van de federale overheid met betrekking tot de terugbetaling van consultatie bij psychologen, maar – en u hebt het zelf ook al aangehaald – dit is uiteraard een beleidsinitiatief van collega De Block. Ik denk dat het niet aangewezen is dat we vanuit Vlaanderen een aantal commentaren geven zonder dat we die kunnen motiveren vanuit ons perspectief, namelijk de consequenties en de aspecten die ons daardoor in Vlaanderen ook beroeren.
We hebben natuurlijk wel onze mening en de ervaringen meegegeven die we doorheen de jaren opgebouwd hebben binnen de projecten rond de eerstelijnspsychologische functie. Die ervaringen zijn toch wel nuttig. Ik kan alvast signaleren dat we, ondanks het feit dat de geplande middelen 22,5 miljoen euro bedragen, enthousiast zijn over dit federale beleidsinitiatief. De federale maatregelen scheppen zeker een opportuniteit voor het Vlaamse beleid inzake geestelijke gezondheid. De terugbetaling van de erkende klinische psychologen en klinische orthopedagogen zorgt voor een meer structurele werkwijze van de eerstelijnspsychologische begeleiding voor volwassenen. Daarnaast zorgt het voor nieuwe uitdagingen, zoals de rol en positionering van de cgg’s.
De cgg’s hebben, voor zover wij geïnformeerd zijn, geen rechtstreekse rol toebedeeld gekregen in het nieuwe systeem van terugbetaling. Het is evenwel duidelijk dat er een impact zal zijn op de werking van de cgg’s. De cgg’s positioneren zich als gespecialiseerde ambulante geestelijke gezondheidszorg op de tweede lijn, maar merken goed de consequenties van een gebrek aan toegankelijke geestelijke gezondheidszorg op de eerste lijn.
Deze terugbetalingsmogelijkheden zullen een impact hebben op de instroom bij de cgg’s. Dat is ook zo gebleken uit de pilootprojecten eerstelijnspsychologische functie. Overleg tussen de bevoegde overheden zal belangrijk zijn om de impact van deze nieuwe maatregel te monitoren en evoluties in kaart te brengen.
Op lokaal niveau heeft elk cgg er nu al baat bij om een goede samenwerking met zelfstandig werkende psychologen op te zetten of te onderhouden en onderlinge afspraken te maken. De toekomstige samenwerking met terugbetaalde psychologen zal dus zeker een opportuniteit zijn. Voor zover wij geïnformeerd zijn, zou de terugbetaling van de psychologen nauw verbonden worden aan de netwerken geestelijke gezondheid volwassenen, de zogenaamde netwerken 107. Omdat de cgg’s hier deel van uitmaken, liggen hier zeker heel wat kansen.
Vanzelfsprekend moeten we bij de evaluatie en toekomstbepaling van de huidige Vlaamse projecten eerstelijnspsychologische functie rekening houden met deze federale evoluties. Het was net de ambitie van deze projecten om voorbereidend werk te leveren met het oog op een mogelijke terugbetaling van de eerstelijnspsychologen. We zijn dan ook blij dat er blijkbaar heel wat aanbevelingen zijn meegenomen door onze federale collega’s. Het lijkt ons evenwel niet aangewezen dat we in Vlaanderen twee verschillende systemen van terugbetaling van een eerstelijnspsychologische functie naar volwassenen organiseren, wat bij een continuering van de huidige projecten wel het geval zou zijn. Dit verhoogt enkel moeilijkheden in afstemming, een ondoorzichtige sociale kaart enzovoort. We zullen in eerste instantie nagaan of de terugbetaling voldoende garanties zal geven op een degelijke en volwaardig uitgebouwde eerstelijnspsychologische functie, waarvan nu sprake is binnen de projectwerking.
Indien blijkt dat dit mogelijk is en het federale systeem voldoende stabiel is, zullen we nagaan hoe we de huidige budgetten flankerend en op een innovatieve en versterkende manier op de geplande middelen vanuit de federale overheid kunnen inzetten. Dit kan bijvoorbeeld door een aansluitend eerstelijnspsychologisch groepsaanbod te realiseren, de continuïteit tussen de eerstelijnspsychologen en de tweedelijnsactoren te versterken of door in te zetten op zeer kwetsbare groepen voor wie de doorverwijzing door de huisarts een te hoge drempel is. We willen immers een nauwe aansluiting van deze functie binnen het geïntegreerd breed onthaal realiseren.
We stellen samen met u vast dat de federale overheid het systeem van terugbetaling niet openstelt voor kinderen en jongeren. Zoals jullie wellicht weten, hebben we vanuit Vlaanderen wel een eerstelijnspsychologische functie voor kinderen en jongeren verankerd binnen de samenwerkingsverbanden rond de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp. De eerste fase van de oproep heeft ertoe geleid dat twaalf projecten werden geselecteerd om door te gaan naar de tweede fase. In deze tweede fase moeten de samenwerkingsverbanden de eerstelijnspsychologische functie installeren in hun samenwerkingsverband. Momenteel loopt de evaluatie van de aanvragen in de tweede fase, die zal duidelijk maken welke projecten klaar zijn om te starten. Voor de invoering van de eerstelijnspsychologische functie hebben zo goed als alle samenwerkingsverbanden zich laten inspireren door de ervaringen van de projecten voor volwassenen.
Zoals al aangegeven, zijn er – nogmaals, voor zover correct geïnformeerd – linken te leggen tussen het huidige federale model van terugbetaling en de Vlaamse projecten eerstelijnspsychologische functie. De terugbetalingscriteria lijken onder meer voort te bouwen op de criteria van de Vlaamse projecten eerstelijnspsychologische functie voor volwassenen. In deze criteria wordt duidelijk gesteld dat het moet gaan om kortdurende, generalistische interventies die een goed antwoord kunnen bieden op milde, matige psychische problemen. Zware psychische stoornissen zoals psychoses of schizofrenie vragen eerder een gespecialiseerd en meer langdurig aanbod op een tweede en derde lijn. Het is van belang, zoals ook blijkt uit het model van de World Health Organization (WHO) ‘Service Organization Pyramid for an Optimal Mix of Services for Mental Health’ om hiertussen een differentiatie te maken, zowel voor de organisatie van zorg als wat betreft de competenties en methodieken die moeten worden ingezet en ontwikkeld. Een meer uitgebouwde eerstelijnspsychologische functie zal ertoe bijdragen dat er, gezien de preventieve werking, in gespecialiseerde centra tijd vrijkomt en beter kan worden gefocust op ernstige psychiatrische aandoeningen of complexe problematieken.
Als na een aantal interventies blijkt dat de persoon niet kortdurend kan worden behandeld, moet er een doorverwijzing naar een gespecialiseerd aanbod komen. Ook bij meerdere Vlaamse projecten eerstelijnspsychologische functie voor volwassenen is gekozen voor een doorverwijzing via de huisarts. Een verplichte doorverwijzing zorgt ervoor dat de huisarts eerst een inschatting kan maken van de ernst van de problematiek en van de zinvolheid van doorverwijzing naar een eerstelijnspsycholoog dan wel naar een gespecialiseerd aanbod. Het moet ook de vraag naar deze psychologische begeleiding prioriteren, aangezien de projecten met beperkte middelen aan de slag moeten gaan.
Een te hoge vraag zou ook bij de eerstelijnspsycholoog wachtlijsten doen ontstaan, waardoor deze functie zijn doel zou voorbijschieten. Daarnaast is de huisarts goed geplaatst om mensen, die geen rechtstreekse vraag naar begeleiding stellen, toch dit aanbod te doen en hen hiervoor te motiveren, als door de arts een nood zou worden vastgesteld. De huisarts is een vertrouwenspersoon voor veel mensen en kan juist de drempel naar de psycholoog verlagen.
Tot slot houdt de huisarts het langetermijnsperspectief vast. In het kader van geïntegreerde en integrale zorg doorheen de hele levensloop is het aanbevolen om een goede samenwerking en informatiedeling tussen de huisarts en de psycholoog te stimuleren. Ook wij zijn via de pers geïnformeerd dat er blijkbaar weinig psychologen zouden intekenen op het terugbetalingssysteem. Het is evenwel aan de federale overheid om hierover, op basis van de financiële en budgettaire analyses die zij gemaakt hebben, de onderhandelingen met de vertegenwoordigers van de beroepsgroep te voeren. Het zou evenwel jammer zijn als onvoldoende psychologen willen meewerken in dit systeem, waardoor de personen met hun psychische zorgnood de kans op toegankelijke zorg zouden missen. Vanuit de Vlaamse overheid volgen we de onderhandelingen en de evoluties nauwgezet op. We zullen, afhankelijk van de resultaten van de federale oefening, daar de nodige conclusies aan verbinden.
Bedankt voor uw antwoorden, minister. Ik wil op een aantal zaken ingaan.
U zegt terecht dat de cgg’s momenteel nog geen rol hebben gekregen in het systeem, maar dat u er wel van overtuigd bent dat er goede samenwerking nodig is om die zaken te doen slagen, wat een opportuniteit is volgens u. Het zou interessant zijn om met de federale overheid te bekijken in welke mate er samenwerkingsverbanden kunnen worden opgelegd. Zo zouden zowel de cgg’s als de terugbetaalde psychologen samen in een samenwerkingsverband zitten. Dat zou dan verankerd zijn en niet afhangen van de goodwill op het terrein, het zou een vaststaand gegeven zijn.
U zegt dat de huisarts een aantal voordelen opsomt voor doorverwijzing, en die zie ik ook voor alle duidelijkheid, er is zeker een taak weggelegd voor de huisarts. Door het enkel bij de huisarts te leggen en door een verplichte doorverwijzing loopt u het risico dat de heel zwakke doelgroepen net tussen de mazen van het net valt. Dat zijn juist groepen die we niet mogen laten ontsnappen.
U zegt zelf dat het binnen een geïntegreerd breed onthaal moet zijn. Het zou interessant zijn om meerdere actoren binnen dat geïntegreerd breed onthaal die doorverwijsfunctie te geven en niet enkel aan de huisarts. Er zijn nog andere actoren, ook eerstelijnsactoren, op het terrein die in contact komen met bepaalde doelgroepen. We zouden ook aan hen die functie kunnen geven. Er is meer mogelijk. We moeten de drempel verlagen door die doorverwijzing niet bindend te maken en door een ruimere groep te laten doen.
Ik vroeg wat u gaat doen met de pilootprojecten die nu lopen voor de eerstelijnspsychologen. Ik vind uw antwoord zeer terughoudend. U gaat kijken hoe het loopt, of het genoeg is en of de federale terugbetaling de lading dekt. Daarna gaat u zien of u nog iets verder moet doen. We moeten geen grotere wiskundige analyses maken om te beseffen dat de huidige planning niet heel Vlaanderen zal dekken met voldoende eerstelijnspsychologen. Het is absoluut de verantwoordelijkheid van Vlaanderen om nu al naar een verankering en versterking te gaan.
Ik ben het ermee eens dat we geen twee systemen van terugbetaling moeten hebben, maar nu zeggen dat de kous af is en dat de federale overheid het verder zal doen, lijkt me de verantwoordelijkheid te gemakkelijk af te schuiven. Ik hoop dat Vlaanderen de federale inspanningen erkent en dat ook gaat doen. Vlaanderen heeft bevoegdheden en verantwoordelijkheden om daar extra op in te zetten. Ik wil u nog expliciet vragen of u toch niet bereid bent om extra stappen te zetten.
Inzake de minderjarigen verwijst u naar de twaalf projecten. Die zijn niet overal. Het is nu al heel duidelijk dat die twaalf projecten die gepland zijn, waar dan één eerstelijnspsycholoog komt voor minderjarigen, niet overal zijn. We krijgen nu al allemaal brieven uit de regio's waar momenteel geen erkenning is van dat systeem ‘één gezin, één plan’. Dat is op zich al jammer. Een quick win betekent: onmiddellijk daar een versterking doen en dat over heel het land doen, en niet enkel daar waar projecten beschikbaar zijn.
Ik heb nog een vraag. Wat bedoelde u met uw laatste zin? Het ging over het feit dat de psychologen zelf hun tarieven zullen aangeven. Of zijn het vooral starters? Dat is een beetje de teneur van de reactie: die zijn te laag. U zegt terecht dat dit een federale kwestie is: zij moeten die dialoog aangaan. Maar u zult daar conclusies aan verbinden indien dat nodig is. Wat betekent dat? Welke conclusies kunt u daaraan verbinden? Wanneer vindt u het nodig om daar conclusies aan te verbinden?
Minister, ik weet niet of ik uw eerste antwoord heel positief of heel negatief moet vinden. Als u bedoelt dat u de eerstelijnspsychologen en het hele project gaat evalueren en installeren complementair aan de federale overheid, dan lijkt me dat een goed idee. Dat vind ik logisch, we moeten geen twee keer hetzelfde doen, dan ontstaat er toch maar verwarring. Als u bedoelt dat de federale overheid het ter harte neemt, zij het onvoldoende, en dat u daarom niets meer moet doen, dan vind ik dat niet goed. Als u bedoelt dat u zich wat terugtrekt, dan zou ik dat zeer sterk betreuren. Ik weet niet goed welke van de twee u bedoelt. Ik hoop het eerste. Misschien kunt u dat nog even uitleggen? Dat is natuurlijk wel redelijk cruciaal. Vlaanderen heeft absoluut een rol te spelen, de vraag is: welke rol? Dat die rol complementair is aan de federale, lijkt me zinvol en logisch. Ik zou het zeer erg betreuren als de Vlaamse overheid zich terugtrekt.
Ik ben het met u eens dat mensen die lijden aan zwaardere psychiatrische stoornissen, hulp van de tweede of derde lijn nodig hebben, en ook medische hulp. Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn andere vraag. Mensen die wel degelijk met een problematiek kampen, maar die niet te situeren valt onder de stoornissen die nu federaal zijn omschreven, die minder zwaar zijn, of die … Een zware persoonlijkheidsstoornis kan u echt zowel in uw sociaal als uw professioneel leven behoorlijk parten spelen. Ik denk aan mensen met relatieproblemen en dergelijke. Denkt u niet dat eerstelijnspsychologen ook voor dit soort situaties zinvol werk zouden kunnen leveren? Ziet u daar dan eventueel aanvullend iets voor de Vlaamse overheid?
Dan begrijp ik dat u, en dat is niet zozeer een vraag, het is een kleine commentaar, het een goed idee vindt om het via de huisarts te doen. Ik heb gezegd dat ik daar ook de voordelen van zie. Ik zou dat niet uitsluitend doen, maar ik zie wel wat daar zinvol aan is. U lijkt te zeggen dat dat is om overconsumptie te vermijden, maar ik ken niet veel mensen die naar een psycholoog gaan als het niet nodig is. Psychologen zijn opgeleid om te beseffen wanneer die hulp niet nodig is en om dat dan heel rustig mee te delen. Wie op zoek gaat naar dat soort hulp, heeft werkelijk die vraag om hulp. Misschien moet u daar niet redeneren zoals de federale overheid.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me heel graag aansluiten bij de vragen. Ik heb al vrij vaak bij andere vragen om uitleg en debatten over het thema verwezen naar het belang van die federale terugbetaling, tot treurens toe. Die federale terugbetaling is er nu. Minister De Block heeft de modaliteiten bekendgemaakt. Het blijkt toch inderdaad hyperbeperkt te zijn. U hebt al gesproken over de minderjarigen, maar ook de leeftijdsgrens van 65 jaar heb ik in de pers vernomen, dat hebt u ook vermeld. Ik vind dat jammer. Vlaanderen levert inspanningen om bijvoorbeeld binnen het gehandicaptenbeleid inzake hulpmiddelen die leeftijdsgrens weg te werken. We vragen dat mensen langer werken, we hebben hier al gesproken over ouderen en depressie en eenzaamheid. Dat is een nieuwe leeftijdsgrens. Natuurlijk, met zo'n budget kun je niet veel. Ik wil positief denken. Het is een begin, maar het is toch echt niet veel meer dan dat.
U wordt hier nu opgeroepen om stappen te zetten. Ik vind dat een beetje een dubbele. De bevoegdheden liggen nu eenmaal waar ze liggen. Eigenlijk moeten ze worden opgepakt en uitgevoerd waar ze liggen.
Ik denk dat we goede stappen zetten ter zake, dat we goede dingen doen. Ik ben het er ongetwijfeld mee eens dat dat moet worden afgestemd, maar het is in dit geval toch niet zo evident, omdat het inderdaad een start is. Laat dat het positieve zijn uit het hele verhaal. Het principe van die terugbetaling is goed, maar die modaliteiten moeten worden uitgebreid, ook naar kinderen en jongeren, ook naar ouderen, ook naar de mensen met een ernstige problematiek waarover collega Van den Bossche het had. Ik denk dat Vlaanderen echt wel het nodige doet als het gaat over de ambulante uitbouw, over de vroegdetectie. Voorzitter, het is dus een wat moeilijk dossier: ik steun de vragen zeer zeker, maar de bevoegdheden in dit land liggen waar ze liggen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik denk dat iedereen wel weet dat dit een start is, en dat het natuurlijk de bedoeling zal zijn om op termijn te evolueren naar een hoger bedrag. Er is voor gekozen om dat bedrag in te zetten voor mensen met de meest voorkomende problemen, namelijk zij wier nood het hoogst is en waarbij in pilootprojecten duidelijk naar voren is gekomen en aangetoond dat dit behandelbaar is via een kortdurende interventie. Ik hoor hier ook enkele zaken met betrekking tot de huisarts, dat men eerst bij de huisarts moet passeren. Als we de huisarts hier in Vlaanderen daadwerkelijk een centrale rol willen geven, dan moet die nauw betrokken zijn bij dergelijke zaken, en ik vind het ook maar normaal dat men eerst bij de huisarts moet passeren. Zoals de minister ook al heeft aangehaald, het is heel belangrijk dat er een nauwe samenwerking is tussen huisarts en psycholoog, dat er een goede uitwisseling is van informatie, dat die niet blijft steken bij één hulpverlener.
Nu, ik kan mevrouw Van den Bossche ook wel bijtreden: er is inderdaad soms een drempel en men zal dan inderdaad rapper geneigd zijn om onmiddellijk naar een psycholoog te gaan als dat kan. Dat zullen we dan echter inderdaad moeten evalueren op termijn.
Ik wil het dus nogmaals benadrukken: ik denk dat velen onder ons het ermee eens zijn dat dit een eerste stap is en dat we in de toekomst daadwerkelijk zullen moeten evolueren naar een hoger bedrag.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Minister, u bent uw antwoord begonnen met te zeggen dat u het niet opportuun vindt om de beslissing van mevrouw De Block hier vanuit Vlaanderen uitgebreid te becommentariëren. Ik begrijp ook wel dat u daar terughoudend in bent, en ik ben ook blij dat ik dat iets minder moet zijn. Wat moet je hier immers uiteindelijk mee? U krijgt hier vragen over een beslissing van mevrouw De Block en u moet daar nu van alles mee doen, als ik dat moet geloven, maar ik denk dat we de dingen toch in perspectief moeten zien. Collega Jans heeft gezegd dat de bevoegdheden nu eenmaal liggen waar ze liggen. Dat is inderdaad zo: de verantwoordelijkheden moeten worden genomen op die niveaus waar ze moeten worden genomen. Ik denk echter dat dat toch ook een stuk van het probleem is, dat die bevoegdheden liggen waar ze nu eenmaal liggen, want het is toch eigenlijk niet echt makkelijk werken, denk ik dan.
Laten we bekijken waar het nu eigenlijk echt over gaat. Het gaat over een budget van 22,5 miljoen euro. Ik heb bij eerdere gelegenheden ook al hardop de vraag gesteld wat we nu eigenlijk moeten verwachten van dat budget. Ik stel ook vast dat de leeftijdsgrenzen, zowel de onder- als de bovengrens, namelijk van 18 tot 64 jaar, de impact van die maatregel toch ook zullen beperken. Ik hoor collega Saeys graag zeggen dat iedereen wel weet dat het de bedoeling is dat daar op termijn meer budget naartoe gaat, dat dat verder wordt uitgebreid. Iedereen weet dat blijkbaar. Ik weet dat eigenlijk niet. Ik heb dat ook nergens gehoord of gelezen. Ik vind het ook niet interessant om te weten dat het over een aantal jaren iets zal worden. De vraag is: wat moet je er nu mee? Minister, ik weet niet of je er eigenlijk veel mee kunt. Maar goed, ik zal toch proberen positief te zijn, en te eindigen met een vraag die u misschien wel aanbelangt. (Gelach. Opmerkingen van Bart Van Malderen)
Pas op, ik doe echt mijn best, maar het is echt niet makkelijk. Ik moet moeite doen, maar ik doe ook moeite. Misschien ziet u ook wel een beetje dat ik moeite doe.
Vlaanderen komt natuurlijk wel deels in dat stuk voor wat de kwaliteit betreft. Dat denk ik toch, en dat is mijn vraag aan u. Consultaties bij klinisch psychologen kunnen worden terugbetaald. Natuurlijk, een psycholoog is nog niet altijd een psychotherapeut. Hebt u daar een rol in te spelen of niet? Kunt u daar een rol in spelen of moet dat eigenlijk federaal worden bewaakt? Ik vind dat niet onbelangrijk om te weten.
Het is inderdaad een start. Ik denk dat daarmee het beste van heel het verhaal is gezegd. Ik ben echter benieuwd hoe die kwaliteit ook kan worden gewaarborgd, gegeven de modaliteiten waartoe federaal is beslist. Het is me ook niet helemaal duidelijk of Vlaanderen daar een rol in kan of moet spelen, of niet.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Wat ik toch heb willen zeggen, en dacht vrij duidelijk te hebben aangegeven, is het volgende. Als dat systeem federaal echt wordt uitgerold – want daar moeten natuurlijk nog wel wat stappen voor worden gezet – dan betekent dat zonder meer dat het moment is gekomen om onze projecten van de eerstelijnspsychologische functie opnieuw te bekijken en te zien hoe we daarmee verder gaan. In die zin is dat dus wel een momentum dat moet worden gebruikt. Het is juist, dat is ook mijn overtuiging, dat het dan ook het momentum is om te bekijken wat er met de ingezette projectmiddelen in een duurzame context kan gebeuren.
Wat ik duidelijk heb willen maken, is dat het natuurlijk een opportuniteit moet zijn om ons beleid met betrekking tot goede geestelijke gezondheidszorg te versterken. Ik ga natuurlijk niet uit van de redenering dat we hier een mooie opportuniteit hebben om budget vrij te maken voor iets anders. Dat budget dat daar nu is, moet natuurlijk nu worden gebruikt om, wetende wat er zal komen, te bekijken wat dan de flanken zijn waarop wij beter kunnen inzetten. Daar moeten we uiteraard over spreken met onze mensen die op het terrein actief zijn in die projecten, en met een aantal actoren, maar, zoals gezegd – en ik heb dat eigenlijk vrij uitdrukkelijk en formeel gezegd – ook vanuit een evaluatie: wat brengt dit nu met zich mee aan toegankelijkheid voor de eerstelijnspsychologische functie in Vlaanderen, en wat zijn de aspecten ervan waarvan we zeggen dat we daar dan eigenlijk misschien beter ook versterkt op inzetten?
Mevrouw Van den Brandt, ik zal nog eens proberen te herhalen wat ik uitdrukkelijk heb genoemd. Ik zei dat dit bijvoorbeeld kan door een aansluitend eerstelijnspsychologisch groepsaanbod te realiseren, door de continuïteit tussen de eerstelijnspsychologen en de tweedelijnsactoren te versterken óf door in te zetten op een zeer kwetsbare groep of zeer kwetsbare groepen voor wie de doorverwijzing door de huisarts een te hoge drempel is. Ik denk dus dat het moment is gekomen om dat te bekijken, maar natuurlijk niet vanuit de idee dat we dat geld daar wegtrekken. Integendeel, nu is er wel een kader dat duidelijker is en dat ons ook in de positie moet brengen om daar zelf ook een aantal acties op te kunnen enten. Dat is eigenlijk het punt dat ik wil maken.
Dat zeggen we nu theoretisch, maar we zullen wel moeten bekijken hoe dat zich in de praktijk concreet zal organiseren. Zoals gezegd, er zijn toch nog wel een aantal dingen waarover we meer moeten weten of waarvan we de manier van implementeren moeten kennen, om te weten wat dat dan concreet voor ons zal betekenen.
Mijnheer Anseeuw, wij zijn natuurlijk een beetje bevoegd als het gaat over de erkenning van zorgberoepers, althans, we zijn bevoegd geworden door de zesde staatshervorming voor een stuk van dat verhaal. Dat zal zich ook wat dit betreft moeten organiseren. We zullen ter zake wellicht toch wel wat ICT-toepassingen en een commissie moeten installeren, enfin, er zullen een aantal dingen moeten gebeuren, maar daarvoor moeten we het uitvoeringsbesluit kennen, om te weten wat de consequenties voor de gemeenschappen zullen zijn. We zijn inderdaad bevoegd voor kwaliteit, al denk ik niet, en nu zeg ik het enigszins uit het blote hoofd, dat we zomaar bevoegd zijn voor de kwaliteit van de individuele handelingen van de zorgverstrekkers. Dat is en blijft een federale aangelegenheid. In die zin zullen we dus wel wat effecten hebben, omdat we waarschijnlijk een rol zullen moeten spelen in dat erkenningsproces van diegenen die uiteindelijk federaal zullen worden toegelaten tot terugbetalingssystemen, maar daarvoor moeten we de concrete voorwaarden om dat op te nemen nog kennen.
Mevrouw Jans, ik wil er geen misverstanden over laten bestaan: wij zijn echt wel goed geïnformeerd geweest over de voortgang van de manier waarop men federaal een aantal dingen wilde doen. Ik heb dus niet uit de pers vernomen dat men het wou doen voor volwassenen en zo. Dat was me echt wel bekend. Ik heb via de pers vernomen dat psychologen, of minstens de vertegenwoordigers van de beroepsgroep, niet gelukkig zijn, of zich in ieder geval kritisch hebben uitgelaten. Men heeft ons echter regelmatig betrokken, dat is juist, zoals het ook juist is dat onze ervaringen met de eerstelijnspsychologische functie ook federaal zijn meegenomen in de manier waarop ze hebben gekeken naar hun aanpak. Ik denk dat er ook een studie is geweest van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE), waarin ook een aantal zaken werden meegenomen.
Ik vind dat persoonlijk een doorbraak. Men kan daar uiteraard veel beschouwingen bij maken. Ik ben me daarvan bewust. We hebben in de vorige eerstelijnsgezondheidsconferentie echter gezegd dat de toegang tot de geestelijke gezondheidszorg in de eerste lijn echt problematisch is in ons land. Dat zit te paard op bevoegdheden van meerdere niveaus. Als het gaat over terugbetalingen van prestaties, is het duidelijk dat dit een federale RIZIV-kwestie is. We hebben toen geïnvesteerd in projecten omdat we er echt van overtuigd waren dat er op dat vlak voorbereidend werk moest gebeuren. We zijn nu in de fase dat er een eerste stap komt op het federale niveau. We zullen nu nagaan hoe we onze inspanningen – die we niet zullen terugschroeven, integendeel – kunnen doorzetten, maar dan binnen de wetenschap van wat er op het federale niveau aan financieringssystemen wordt ontwikkeld.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik wil eerst reageren op wat andere leden hebben gezegd. Ik hoor enerzijds met plezier dat er zowel vanuit CD&V als vanuit de N-VA heel veel teleurstelling doorschemert over de hoogte van het budget, de beperktheid ervan en het feit dat er een aantal doelgroepen worden uitgesloten. Dat is terechte kritiek. Ik vermoed dat als minister De Block morgen in plaats van 22 miljoen voor een jaar dit bedrag per kwartaal krijgt, ze dit budget daarop zal inzetten. Ik kan u alleen maar oproepen om dat budget op te trekken, het daarbij niet te laten en niet enkel ontgoocheld te zijn, maar uw collega's in de Federale Regering op te roepen om die 22 miljoen als kwartaalcijfer te zien, zoals was aangekondigd door de minister, en niet als jaarbudget. Dat zou al een grote slok op de borrel maken.
Minister, ik hoor u zeggen dat u onze engagementen niet zult terugschroeven, integendeel. Ik zal dat onthouden. De ‘integendeel’ vind ik nog het interessantste, want het tegendeel van terugschroeven is optrekken. (Opmerkingen van minister Jo Vandeurzen)
Ik hoop dat het een en-enverhaal is, namelijk verduurzamen én optrekken, dat de centra voor geestelijke gezondheidszorg worden versterkt, dat we eerstelijnspsychologische functies voor minderjarigen in het hele land zullen hebben, ook in die zones waar nu geen opname is in het kader van ‘één gezin, één plan’.
Ik zie een aantal mogelijkheden om zelfs nu al op korte termijn sterker in te zetten op geestelijke gezondheidszorg binnen onze eigen bevoegdheden om op die manier zowel vanuit het Vlaamse als het federale niveau meer te doen en ervoor te zorgen dat we een geestelijke gezondheidszorg krijgen die er echt op vooruitgaat, want we zijn nog ver af van het ideale model.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Ik ben zeer blij dat u aangeeft dat u het budget wilt houden of vergroten, natuurlijk, en dat u het gericht wil inzetten. U wilt complementair werken aan wat het federale niveau wel doet en wat het niet of te weinig doet. Ik kijk al uit naar de gesprekken hier om te kijken op welke manier dat budget het beste kan worden ingezet. Het is zeer goed dat Vlaanderen zijn verantwoordelijkheid blijft nemen, ook wanneer het federale niveau een aantal stappen zet. Ik ben daar erg tevreden over.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.