Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Soens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, begin deze maand stelde ik in de commissie een vraag om uitleg over de hervorming van het academiejaar. Ik vroeg toen onder meer naar het overleg tussen de instellingen en de participatie van de studenten en het personeel in het hele proces. We horen dat dit niet goed aan het verlopen is.
U kon me toen weinig vertellen omdat het geplande overleg met de instellingen in maart werd uitgesteld naar 9 mei. Ondertussen hebben de studentenvertegenwoordigers van de KU Leuven een actie opgezet om te protesteren tegen een mogelijke beslissing om het academiejaar te hervormen, maar ze klagen ook het verloop van het overleg aan. Ze voelen zich, net als andere studentenvertegenwoordigers bij andere instellingen, uitgesloten in de hele beslissingsprocedure. U zou de studenten ondertussen ook hebben ontvangen.
Ook het Vlaamse jeugdwerk komt in actie. Scouts en Gidsen Vlaanderen uitte haar bezorgdheid over de hervorming en het engagement van jongeren in een jeugdbeweging dat in gedrang kan komen.
Intussen heeft de Onderwijsraad van de UGent een unaniem negatief advies gegeven over de hervorming. En als ik me niet vergis, moet morgen de raad van bestuur definitief beslissen. Er zouden wel al proefprojecten worden opgestart om activerend leren meer ingang te doen vinden bij de universiteiten.
Minister, hoe verliep het overleg met de studenten? Welke pijnpunten hebben ze aangehaald? Hoe kunnen we de participatie en inspraak van studenten én personeel garanderen? Hoe verliep het overleg met de instellingen? Welke stappen worden nu verder genomen, zeker met het negatief advies van de Onderwijsraad van UGent en de definitieve beslissing morgen van de raad van bestuur in het achterhoofd?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega's, op woensdag 9 mei heb ik over dit thema achtereenvolgens vertegenwoordigers van de studenten en de raad van bestuur van de Vlaamse Universiteiten en Hogescholen Raad (VLUHR) gezien. Dat samenvallen was toevallig, maar achteraf gezien wel leerrijk. De studenten hebben nogmaals aangegeven welke inhoudelijke bezorgdheden ze hebben omtrent de voorstellen; die bezorgdheden zijn ook bekend uit de media. Ze hebben echter ook aangegeven dat ze zich niet altijd gehoord voelen. Dat was diezelfde dag trouwens ook duidelijk te merken in Leuven, waar studenten ’s morgens zijn gaan protesteren voor het rectoraat.
Ik wil toch een belangrijke kanttekening maken: de studenten zeggen niet dat ze niet betrokken zijn of niet aan tafel zitten. Je mag uit een protest dus niet afleiden dat er geen betrokkenheid is. Integendeel, uit het gesprek kan ik enkel concluderen dat ze heel goed weten hoe en waar de gesprekken plaatsvinden, en wat de voorstellen en standpunten zijn. De studenten zijn dus zeer goed geïnformeerd. Formeel is hun participatie verzekerd. Ze maken deel uit van de organen waar de voorstellen besproken worden en zetelen ook in de organen waar uiteindelijk over die voorstellen beslist wordt. Maar dat wil natuurlijk nog niet zeggen dat hun bezorgdheden verdwijnen. Ze kunnen die wel uiten, maar dat betekent natuurlijk niet dat hun visie honderd procent wordt overgenomen. Je moet proberen samen tot een oplossing te komen. Dat is uiteraard de realiteit van iedere vorm van inspraak, waarbij je altijd moet zoeken naar oplossingen waar zo veel mogelijk geledingen mee kunnen instemmen. U vraagt terecht ook naar de stem van het personeel. Ook voor hen voorziet de regelgeving in duidelijke garanties voor formele inspraak. Dus ook zij zitten aan tafel, en ook hun visie is zeer relevant.
Ik heb, zowel bij de studenten als bij de VLUHR, nogmaals benadrukt dat de studenten met betrekking tot ideeën over de indeling van het academiejaar een cruciale stakeholder zijn en dat zij hun kansen op inspraak hierover ten volle moeten benutten. Intussen weten we ook dat dit gebeurt. Ik verwijs ook naar de verdere evoluties die er inmiddels in Gent zijn geweest. Dat toont ook aan dat studenten echt wel de kans krijgen om hun mening te uiten.
Aan de UGent heeft de Onderwijsraad een duidelijk standpunt ingenomen, waar nu de raad van bestuur zich verder over zal buigen. Uit de berichtgeving blijkt duidelijk dat de rector de visie van de Onderwijsraad deelt om ‘het actief leren’ centraal te plaatsen en niet zozeer een aanpassing van de kalender, en dat hij met dit standpunt ook rekening zal houden.
Aan de KU Leuven is het debat met de studenten volop bezig. De rector heeft een aantal uitgangspunten verduidelijkt en benadrukt dat hij van de studenten een voltallige vertegenwoordiging verwacht in de finale beslissingsorganen. Via medebestuur kunnen de studenten zo hun rol opeisen in de afweging van alle argumenten voor en tegen.
Ik wil zelf ook nog een belangrijke kanttekening maken. Ik heb aan de vertegenwoordiging van de VLUHR gevraagd om toch geen kalenders te gaan maken die haaks op elkaar staan. Ik heb dit al meermaals gevraagd. Ik vind het geen goed idee – stel dat je drie kinderen hebt die hoger onderwijs gaan volgen – dat de kalenders aan de universiteiten verschillen, zelfs in het kleine Vlaanderen. Het overleg binnen de VLUHR was wel goed. Ik heb een duidelijke bereidheid gevoeld om goed overleg te plegen. In Gent begint het academiejaar nu ook op een andere dag dan in Leuven, maar daar zit het probleem natuurlijk niet. Het gaat over de manier waarop je examens organiseert, de tweede kans organiseert. Ik denk dat het goed is dat er een beetje eenvormigheid is. Het debat loopt dus nog. Ik heb ook aan de studenten gezegd dat als ze mij nog eens willen zien, dat geen probleem is. Ik heb ook de gelegenheid gehad om de zorgen van de studenten onmiddellijk over te maken aan de vergadering erna. Dat gaf wat peper en zout aan het debat dat daarop volgde.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. De studenten gaven aan dat ze niet over alle informatie zouden beschikken om effectief te kunnen participeren. Ik ontken niet dat ze mee aan tafel zaten, maar als ze niet over alle informatie beschikken, is de vraag in hoeverre ze dan kunnen participeren. Dat is toch wat ze me hebben verteld.
De UGent beslist morgen definitief. Omdat de rector zich al duidelijk heeft uitgesproken in de pers en omdat de Onderwijsraad unaniem negatief was, vermoed ik dat de beslissing morgen ook negatief zal zijn. We weten dat de KU Leuven graag zou beslissen tegen de zomer. U hebt daarnet gezegd dat u liever niet wilt dat er haaks op elkaar staande kalenders zouden zijn. Ik denk dat het ook de vraag van het parlement is dat er niet te veel verschil is. De vraag is natuurlijk wat de KU Leuven zal doen nu UGent zegt dat voor hen activerend leren vooropstaat en dat de hervorming van het academiejaar niet voor de komende jaren zal zijn.
Ik vermoed dat dit dossier nog wel eens opnieuw naar het parlement zal komen. We zullen moeten afwachten hoe dit verder gaat.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
De enige bekommernis die ik nog wil meegeven, is dat het mogelijk moet zijn om samen te werken tussen universiteiten. Wanneer er verschillende kalenders zijn, zit de academische wereld toch wel met een aantal problemen. Denk maar aan het organiseren en bijwonen van congressen, het eventueel van studierichting kunnen veranderen na een examenperiode. Het is toch wenselijk dat een en ander gelijklopend is, zeker voor de samenwerkingsverbanden tussen de universiteiten. Als het enige punt verschillende vakanties onder jongeren binnen eenzelfde gezin is, dan lijkt mij dat het minste.
Het is belangrijk dat alle actoren worden gehoord. Ook het personeel stond niet te springen voor een wijziging van de kalender.
Ik wou ook weten of er eventueel nieuwe gegevens bekend zijn over de studentenparticipatie. Ik heb een tijd geleden een schriftelijke vraag gesteld. Ik verwijs naar mijn vraag nr. 335 over de studentenvertegenwoordiging.
Die heb ik ingediend naar aanleiding van de hoorzitting die er hier is geweest met studenten. We hadden immers heel wat precieze data gevraagd over het aantal vergaderingen, de overlegorganen waarin ze zetelen en dergelijke meer, maar er blijkt dat de gegevens ook bij u op het departement niet bekend zijn, dat daar weinig gegevens over zijn, en de studenten konden die eigenlijk ook zelf niet geven. Ik ben dus benieuwd of de Vlor dat ondertussen beter in kaart heeft gebracht, want ik zie niet in hoe men aanbevelingen zou kunnen doen om die decreetgeving inzake participatie te wijzigen als men de precieze problemen die er zijn, niet in kaart heeft gebracht. Dat is iets waarover ik eigenlijk wat meer info zou willen hebben, als die beschikbaar is.
De heer Cordy heeft het woord.
Ik denk dat men in Gent heeft bewezen dat die participatie, zoals ze voorzien is, inderdaad wel kan werken, dat de bekommernissen die er waren bij zowel personeel als studenten daadwerkelijk naar boven zijn gekomen en daadwerkelijk zullen wegen op de besluitvorming. Dat vermoed ik, als je hoort welke richting het zal uitgaan.
We hebben het debat over die hervorming van die kalender hier eigenlijk al een paar keer gevoerd, en er is een vrij grote consensus over. Eigenlijk, om eerlijk te zijn, hoe meer ik ernaar kijk, ik zie echt de meerwaarde niet in van dat sleutelen aan die kalender. Ik denk dat men toch wel eens beter op veel essentiëlere zaken zou kunnen focussen.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, ik denk dat u op 3 mei reeds de essentiële punten hebt aangegeven, waar ook onze fractie volledig achter staat: onderlinge afstemming tussen de instellingen en betrokkenheid van alle participanten die in dit proces moeten worden betrokken, de personeelsleden en de studenten zelf.
De heer Daniëls heeft het woord.
Het is inderdaad zo dat in het verleden collega Cordy, ikzelf en ook vele anderen hier het hierover hebben gehad. Het enige dat ik vaststel, is dat de voorstellen om die kalender om te gooien heel veel onrust hebben teweeggebracht op vele niveaus. Ik denk dat men een aantal partners is vergeten. Ik noem er maar één: ouders in bedrijven die een vakantieperiode hebben en met het gezin samen met vakantie willen gaan. Je kunt daar niet zomaar veel aan wijzigen. Dat heeft dan ook zijn gevolgen. Er is ook het administratief en technisch personeel. Als je de hele boel vroeger laat starten, moet iemand heel die organisatie wel rond krijgen. Wanneer kunnen die mensen dan nog weggaan? Er is de tijd voor studenten tussen de eerste en de tweede zittijd. Dat die mogelijk wordt gemaakt, lijkt me toch niet onbelangrijk in het kader van de studievoortgang. Er is de studentenwerking, er zijn de jeugdbewegingen en dergelijke meer. We hebben in Vlaanderen een zeer rijke traditie op dat vlak. Ik vrees dat men iets te voluntaristisch voor een wijziging is gegaan, dus ik neem ook aan dat we dit debat nu hebben gehad en dat we volgend jaar niet nog eens hetzelfde debat moeten hebben.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel voor alle aanvullingen. Ten eerste misschien een goed woord over de oefening die gebeurt. Ik vind het zeer goed dat instellingen zich ook eens buigen over de ideale kalender. Ik zal een klein voorbeeldje geven, ook uit familiekring. Een van mijn kinderen gaat straks in het buitenland studeren, in een universiteit in de VS waar de kalender gewoon zo is zoals Leuven hem zou willen hebben, en waar ook die examenkansen helemaal anders zijn geregeld. Ik ben daar dus ook wel verrast over, als ik zo zie hoe anders dat elders is. Het is logisch dat men daar een beetje over wil nadenken, daar heb ik dus geen probleem mee, maar men moet natuurlijk zeer goed het decreet naleven, studenten moeten ook altijd een tweede kans krijgen en hiermee hangen ook heel veel dingen samen. Er is ook heel het vrijwilligerswerk. De universiteit is natuurlijk geen eiland in Vlaanderen. Ze heeft vertakkingen met van alles. Men moet dat dus zeer goed afwegen. Ik vind het echter goed dat de oefening gebeurt. We zullen nu zien wat de resultaten zijn. Ik zal ook niet ingrijpen ter zake. Ik heb mijn bezorgdheden geuit op het forum waar ze moesten worden geuit. Ik heb gevraagd dat men toch enigszins onderling zou afstemmen, want anders is dat zeer vervelend, en dat men uiteraard binnen de decretale grenzen blijft.
Mevrouw Soens, u zegt dat de jongeren een aantal documenten niet hadden. Ik vermoed dat er een verschil is. Overal is men formeel aan het participeren, men moet uiteraard de documenten krijgen, maar de vraag is enigszins in hoeverre, als je met een paar mensen participeert, je die informatie dan ook bij de grote groep krijgt. Dat is heel complex. Ik heb de zorgen van de studenten die ik heb gehoord, ook overgemaakt aan de universiteiten, maar ik denk dat de universiteiten daar echt wel aan werken, dat ze bekijken of ze ergens iets hebben gemist, of ze onvolledig hebben geïnformeerd. Men beseft zeer goed aan de universiteiten dat men er geen belang bij heeft om dingen te verzwijgen voor de studenten, en hetzelfde geldt trouwens voor het personeel. Dat is een groep die we nu minder horen, maar ze hebben evenveel recht om goed te zijn geïnformeerd en hun zorgen ook te uiten.
Ik wacht nu enigszins af hoe men formeel zal beslissen in Gent en Leuven, en dan zullen we nog eens kunnen zien wat die resultaten zijn.
Een paar mensen hadden aanvullende informatie gevraagd over de basisgegevens. Ik zal bekijken wat ik daarover kan krijgen. Zelf houden we bij ons in de administratie daar niets over bij.
Mevrouw Brusseel, wat de studentenparticipatiegegevens betreft: ik heb dat ooit eens opgevraagd bij de regeringscommissarissen, maar dat zit nu niet zo fris in mijn hoofd. Ik weet niet meer of ik dat aan jullie heb bezorgd. Dus ik zal eens bekijken wat we daarover hebben, en als we daar documentjes over hebben, dan zal ik die aan u allen bezorgen. Dan hebt u ze meteen.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister, dank u voor uw bijkomend antwoord. Ik denk inderdaad dat het debat op zich geen probleem is, dat het ook niet zo stom is om eens te bekijken hoe men dat academiejaar beter kan indelen, maar ik denk dat de hervorming van een academiejaar geen doel op zich mag zijn, maar enkel een middel moet zijn om tot nog beter onderwijs, tot nog beter onderzoek te komen. Uiteraard moet dat in goed overleg met de studenten en het personeel gebeuren. Ik ben blij dat de onderwijsraad van de UGent daar unaniem over was en dat men daar nu meer zal inzetten op dat activerend leren. We zullen zien wat de resultaten daarvan zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.