Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, recent werden de resultaten van de gezinsenquête bekendgemaakt. We hebben dat de voorbije weken allemaal wel kunnen volgen, want dat gebeurde in verschillende onderdelen. Daaruit blijkt dat Vlaamse ouders hun kinderen willen opvoeden tot zelfstandige en respectvolle burgers. Er is sprake van veel positief opvoedingsgedrag en in de meerderheid van de gezinnen is er geen enkel probleem met het gedrag van de kinderen.
Uit de gezinsenquête blijkt echter ook dat een kwart van de ouders moeilijkheden ervaart bij de opvoeding en dat bijna vier op de tien ouders al advies hebben ingeroepen van opvoedingsdeskundigen, zoals een therapeut, psycholoog, kinder- of jeugdpsychiater, maar ook het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB), de huisarts enzovoort. Meer dan een derde vindt opvoeden moeilijker dan gedacht en een op de vijf zit met veel vragen en zorgen over de opvoeding. Vragen kunnen onder meer betrekking hebben op zorgen over school- of studieprestaties, emotionele problemen bij hun kinderen, en koppig, dwars en opstandig gedrag. Ook over het aangeven van grenzen zijn ouders soms onzeker.
Experts van de Opvoedingslijn en het Expertisecentrum Opvoedingsondersteuning (EXPOO) stellen uit hun ervaringen dat ouders vooral op zoek zijn naar bevestiging. Dat komt voort uit een combinatie van perfectionisme, de veelheid aan informatie waartoe men tegenwoordig toegang heeft en een complexe samenleving. Ouders willen het vooral allemaal heel goed doen en ervaren daartoe soms wel druk van buitenaf. Het is uiteraard goed dat ouders zich wenden tot deskundigen in plaats van zelf met vragen en onzekerheden te blijven rondlopen.
Minister, wat is uw reactie op dit onderdeel van de gezinsenquête? In het decreet Preventieve Gezinsondersteuning wordt in hoofdstuk 3 bepaald dat opvoedingsondersteuning deel moet uitmaken van het Huis van het Kind. Werd er in de enquête ook specifiek gevraagd naar contacten en vragen aan het Huis van het Kind? Zijn er cijfers voorhanden met betrekking tot het aantal vragen over opvoeding die de verschillende Huizen van het Kind ontvangen? Hoe kunnen ouders met een opvoedingsvraag nog meer worden toegeleid naar het Huis van het Kind? Als ouders al in de prenatale periode worden toegeleid naar een Huis van het Kind, wordt de drempel nadien ook lager. In antwoord op mijn vraag om uitleg van 27 juni vorig jaar stelde u dat EXPOO in samenwerking met partners een aantal buitenlandse programma’s – ‘centering pregnancy en family foundations/ouderteam’ – onderzoekt met het oog op een mogelijke vertaling naar de Vlaamse context. Wat is hierover de stand van zaken? Kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot het aantal Huizen van het Kind? Hoe worden gemeenten waar nog geen initiatief werd genomen hiertoe aangezet?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De resultaten van de gezinsenquête bevestigen wat we zien op het terrein en zijn dus zeer herkenbaar. Het belangrijkste is dat ouders, grootouders en andere opvoedingsverantwoordelijken ergens terechtkunnen met hun vragen. Er is enerzijds professionele ondersteuning, maar ouders vinden ook steun bij elkaar en in hun netwerk.
We investeren hiervoor in verschillende initiatieven in Vlaanderen en Brussel. Ouders kunnen er terecht voor professionele ondersteuning en daarnaast faciliteren we ook ontmoetingen tussen ouders met betrekking tot opvoedingsthema’s. Ik noem enkele initiatieven. De Opvoedingslijn, die werkt voor Vlaanderen en Brussel, biedt zowel telefonische als e-mailondersteuning. Er zijn de 26 opvoedingswinkels, in alle groot- en centrumsteden, die zowel professioneel pedagogische adviesgesprekken als infoavonden en activiteiten aanbieden waarbij opvoedingsverantwoordelijken elkaar kunnen treffen om het over opvoeding te hebben. De Gezinsbond organiseert over heel Vlaanderen en Brussel een groepsgericht aanbod opvoedingsondersteuning door vrijwilligers. Er zijn verder vijftien spel- en ontmoetingsinitiatieven die frequente ontmoetingsmomenten organiseren voor ouders met jonge kinderen. Er gebeurt een extra investering in kwetsbare buurten door de inzet van inloopteams en Domo-werkingen, waarbij vrijwilligers wekelijks aan huis gaan bij kwetsbare gezinnen, en projecten zoals Instapje, waar men werkt aan de bevordering van de onderwijskansen van jonge kinderen.
De bevraging is inderdaad gebeurd bij de opvoedingswinkels omdat de Huizen van het Kind in 2016 eerder nog in een opstartfase zaten, waar de focus lag op het uitbouwen van het samenwerkingsverband en het inventariseren van het aanbod en de noden. We komen later terug op de actuele toestand inzake de groei van het aantal Huizen van het Kind in Vlaanderen. Zoals u weet, zijn de Huizen van het Kind samenwerkingsverbanden van diverse organisaties. Kind en Gezin heeft geen zicht op de cijfers van al deze partners. We kunnen wel cijfers doorgeven over de hoeveelheid vragen die de opvoedingswinkels in 2016 hebben beantwoord. De 26 erkende opvoedingswinkels , die niet allemaal in dezelfde mate gesubsidieerd zijn, behandelden samen 10.745 basisvragen rond algemene opvoedingsthema’s. Daarnaast voerden deze opvoedingswinkels samen 6545 pedagogische adviesgesprekken rond opvoedingsproblemen waarop ouders en andere opvoedingsverantwoordelijken botsten. Ook werden er 1825 groepsgerichte activiteiten georganiseerd door deze opvoedingswinkels. Het ging over opvoedingsworkshops, infomomenten, oudercursussen enzovoort. Op hun beurt beantwoordden de vrijwilligers van de Opvoedingslijn 1254 telefonisch gestelde opvoedingsvragen en 602 opvoedingsvragen via e-mail.
We zijn ervan overtuigd dat we moeten blijven inzetten op een maatschappij waarin opvoeding bespreekbaar gemaakt wordt en ouders en andere opvoedingsverantwoordelijken gemakkelijk steun vinden bij elkaar. De acties rond de Week van de Opvoeding passen daarin. Verder is het aan ieder Huis van het Kind zelf om het eigen aanbod op zo’n manier te organiseren dat het dicht bij de burger wordt gebracht. Uit de bevraging die in 2016 is gebeurd bij de Huizen van het Kind bleek dat zo goed als ieder Huis van het Kind acties onderneemt om het opvoedingsondersteunend aanbod mee zichtbaar te maken en op de kaart te zetten of plannen had daar waar men nog in de opstartfase zat.
EXPOO onderzocht in samenwerking met partners inderdaad een aantal buitenlandse programma’s, zoals ‘centering pregnancy en family foundations/ouderteam’, met het oog op een mogelijke vertaling naar Vlaamse contexten.
Begin juni worden veertien organisaties, waaronder de Huizen van het Kind, Expertisecentra Kraamzorg en inloopteams, opgeleid in het programma ouderteam.nu, dat gebaseerd is op Family Foundations. In het najaar gaan ze met dit programma aan de slag. Daarnaast maakt EXPOO samen met een aantal organisaties een praktijkbeschrijving op van een perinataal groepsaanbod en wordt ook een draaiboek uitgewerkt dat rekening houdt met de verschillende geciteerde modellen en programma’s.
De versterkte aandacht voor de preconceptionele en prenatale periode wordt gekaderd door de roadmap die ontwikkeld werd om de Huizen van het Kind als samenwerkingsverband verder uit te bouwen tot laagdrempelige basisvoorzieningen waar alle (aanstaande) gezinnen met kinderen terechtkunnen voor alles wat met opvoeden en opgroeien te maken heeft en daarin gepast ondersteund worden.
Op dit moment zijn er 153 Huizen van het Kind een werking aan het uitbouwen. Daar zijn ook intergemeentelijke samenwerkingsverbanden bij. In totaal wordt een werking uitgebouwd in 212 Vlaamse gemeenten en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Op 1 maart 2018 lanceerden we een nieuwe subsidieoproep voor de Huizen van het Kind. De middelen zijn toereikend om vanaf 2019 ieder kwalitatief Huis van het Kind in Vlaanderen en Brussel een jaarlijkse subsidie toe te kennen. Er kan worden ingetekend vanaf 1 augustus 2018 tot en met 1 oktober 2018. We weten dat er heel wat gemeenten zonder Huis van het Kind een aanvraagdossier aan het voorbereiden zijn. Er is bij Kind en Gezin ook een groep van ondersteuners van de Huizen van het Kind werkzaam. Zij stimuleren en faciliteren dit proces. Initiatiefnemers kunnen op hen een beroep doen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U geeft een aantal cijfers met betrekking tot de opvoedingswinkels, wat er heel veel zijn. Ook de gezinsenquête bevestigt dat er heel wat ouders vragen hebben. Dat hoeft helemaal niet negatief te zijn, integendeel. Het is goed dat mensen die om het even welke vraag hebben met betrekking tot opvoeden, ergens terechtkunnen. Dat kunnen vragen zijn nog voor een kind is geboren of vragen doorheen de verschillende leeftijden. Het is goed dat zij professionele hulp kunnen zoeken, maar ook dat ze terechtkunnen op fora en in ontmoetingsruimtes. Het is ook daarom dat bij de Huizen van het Kind de ontmoetingsfunctie is verankerd.
U zegt dat de gezinsenquête voornamelijk gaat over cijfers vanaf 2016 en dat de Huizen van het Kind toen nog niet zo verankerd waren. Ik kijk dan natuurlijk uit naar de evolutie in de volgende jaren. Mensen toeleiden naar een heel toegankelijk en laagdrempelig aanbod, is immers essentieel voor onze gezinnen en voor elke ouder die een vraag heeft, groot of klein, over het opvoeden van kinderen.
In 212 Vlaamse gemeenten is nu al een Huis van het Kind actief. Er zijn er inderdaad een aantal intergemeentelijk. Dat betekent echter dat er natuurlijk toch nog heel wat gemeenten zijn waar er geen is. Ik mag met u hopen, minister, dat met de nieuwe subsidieoproep de blinde vlekken kunnen worden ingevuld, want ook daar moeten ouders met vragen op een laagdrempelige manier ergens terechtkunnen. Daarmee wil ik niet zeggen dat er mogelijk geen andere initiatieven of mogelijkheden zijn binnen de gemeente, maar het zou toch goed zijn om overal in Vlaanderen een Huis van het Kind te hebben. Dat was trouwens een van de doelstellingen in uw beleidsnota en de verschillende beleidsbrieven. Het is goed dat daar verder naartoe wordt gewerkt.
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Ik vind het een boeiende vraag omdat tijdens deze legislatuur inderdaad de oproep is gedaan om in zoveel mogelijk gemeenten Huizen van het Kind op te richten. In Beveren hebben we dat ook gedaan. Het grootste probleem is hoe ouders te betrekken, hoe ze op de juiste plaats te krijgen. Ik kan misschien enkele tips meegeven over hoe wij het hebben aangepakt. We hebben brochures gemaakt voor kinderen van 0 tot 3 jaar, voor kinderen van 3 tot 12 jaar en voor jongeren van 12 tot 18 jaar die de ouders te gepasten tijde krijgen. In ons Huis van het Kind is het ook belangrijk om scholen en centra voor leerlingenbegeleiding te betrekken. Zo kunnen leerkrachten er ook terecht met vragen of kunnen ze ondersteuning bieden aan ouders.
In de Week van de Opvoeding die nu aan de gang is, organiseren we bijvoorbeeld een grote spelnamiddag, waarop alle actoren van de Huizen van het Kind aanwezig zijn. De kinderen zijn aan het spelen en ouders kunnen ‘out of the blue’, gewoon los, vragen stellen, waardoor de stap zetten naar een sociaal huis zeker kleiner wordt. Op die manier worden ouders snel bereikt. Soms komen mensen met vragen terwijl ze langs een kraampje lopen.
Dat zijn enkele tips die ik wil meegeven voor de andere Huizen van het Kind als ze problemen zouden ondervinden om ouders met opvoedingsvragen bij de Huizen van het Kind te krijgen.
Mevrouw Schryvers hoopt dat de blinde vlekken worden ingevuld. We mogen er niet zomaar van uitgaan dat steden of gemeenten die nog niet over een Huis van het Kind beschikken, geen andere initiatieven in dit kader nemen. Het is natuurlijk wel zo dat we er in de regelgeving van uitgegaan zijn dat er in elke gemeente in een Huis van het Kind zou worden voorzien. We stellen vast dat gaandeweg tal van initiatieven op die figuur worden geënt. Als gemeente riskeer je wel, als je vandaag de trein mist, om een achterstand op te lopen en verschillen in aanbod en dienstverlening te genereren ten aanzien van de burgers.
Minister, we staan aan de vooravond van de gemeenteraadsverkiezingen en een nieuwe beheers- en beleidscyclus in steden en gemeenten. Het is in die steden en gemeenten waar vandaag nog geen initiatief wordt genomen het moment, los van de subsidie-oproep, om dit op te starten of op zijn minst het perspectief te bieden om geen onoverkomelijke achterstand in dienstverlening op te bouwen. Minister, bent u bereid om gericht, niet naar de 212 maar naar de andere, een oproep te doen om hun aandacht op dit probleem te vestigen en te voorzien in, als ze nog geen initiatief hebben genomen, alle documenten die in opmaak zullen zijn naar aanleiding van de nieuwe legislatuur en de nieuwe beheers- en beleidscyclus?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega's, ik denk eerlijk gezegd dat het concept een succes is. Je voelt dat goed genoeg. Het is zeer laagdrempelig. U hebt een aantal voorbeelden gegeven van hoe het lokaal wordt aangepakt. Je voelt heel duidelijk dat het concept voldoende flexibel is om van lokale opportuniteiten te vertrekken. Enkele jaren geleden kenden wij de consultatiebureaus van Kind en Gezin met de organiserende besturen en in sommige plaatsen was er een opvoedingswinkel. Dat was toen het kader, maar dat is nu toch wel heel wat breder geworden.
Wij gaan uiteraard een initiatief nemen naar de lokale besturen om hen bij de start van de nieuwe legislatuur attent te maken op een aantal fundamentele Vlaamse prioriteiten en opportuniteiten. Wij zullen hen vragen – want ze zijn natuurlijk autonoom – om na te gaan hoe ze die kunnen opnemen bij de opmaak van het eigen beleidsplan. Bij de verkiezingen van 2014 hebben we dat ook gedaan. De administratie is dit aan het voorbereiden, niet alleen voor de Huizen van het Kind, maar uiteraard ook voor een aantal andere thema's, gebaseerd op het decreet Lokaal Sociaal Beleid, dat dan in werking zal treden.
Ik zal het nog eens checken, maar ik denk dat ik uit mijn geheugen kan zeggen dat Kind en Gezin wel degelijk de gemeenten die nog niet op de radar verschijnen, contacteert om na te gaan wat het probleem is en wat de mogelijkheden zijn. Ik heb de lijst van diegene die nog geen erkend Huis van het Kind hebben, ook al eens gezien, maar er zijn ook een aantal gemeenten die al bezig zijn om er een te maken. Het is een beetje delicaat om er een lijst van te maken omdat een aantal bezig zijn en er ook een aantal heel kleine gemeenten zijn die niet zelf het initiatief zullen nemen maar eigenlijk de reflex zouden moeten hebben om ergens bij aan te sluiten. Diegene die nog niet mee zijn of niet onder de koepel van een erkend Huis van het Kind vallen, vormen een gevarieerd landschap. Ze worden gecontacteerd en geattendeerd op het feit dat ze op de oproep kunnen intekenen, waardoor ze wat middelen krijgen. Het zijn natuurlijk geen spectaculaire middelen, maar het is wel een incentive.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Het is heel duidelijk, en het is ook gebleken uit de gezinsenquête en uit het antwoord van de minister, dat ouders heel vaak heel wat vragen hebben en ergens terecht moeten kunnen met opvoedingsvragen, zowel professioneel als bij elkaar. De Huizen van het Kind zijn inderdaad een heel goed voorbeeld van hoe het kan. Ik hoop dat de volgende periode, en zeker na de oproep die nu loopt, er nog meer gemeenten een Huis van het Kind zullen oprichten, want je merkt inderdaad een heel grote dynamiek op het terrein. Er is trouwens al onderzoek naar geweest. Het is zowel aan Vlaanderen als aan de lokale besturen en de partners die met hen samenwerken, om ervoor te zorgen dat het Huis van het Kind heel laagdrempelig is en heel toegankelijk. Mevrouw De Meulemeester heeft een aantal tips gegeven. Zelf denk ik bijvoorbeeld dat de verankering van de lokale loketten in die Huizen van het Kind een heel goede zaak zou zijn zodat ook aanstaande ouders al naar het Huis van het Kind worden toegeleid en nadien ook weten waar ze terechtkunnen – maar dat is mogelijk wel toekomstmuziek.
De vraag om uitleg is afgehandeld.