Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Recent konden we vernemen uit een doctoraatsonderzoek van Arne Verstraeten dat de waterkwaliteit in onze bossen beter is dan 25 jaar geleden, maar uiteraard bijlange nog niet goed genoeg, althans zo luidde de conclusie van het onderzoek. Waar vroeger zwavel de grote boosdoener was – de zure regen bevatte destijds zoveel zwavelzuur dat bomen en planten eraan dood gingen – ligt het meest nijpende probleem nu bij stikstof onder de vorm van ammoniak en stikstofoxides.
De grootste vervuilers blijven volgens dit onderzoek, net als daarnet bij de luchtkwaliteit in de scholen, het verkeer, maar ook, bij dit onderzoek, de landbouw.
De onderzoeker is tewerkgesteld bij het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) in Brussel, alwaar hij zelf beleidsvoorbereidend onderzoek voert. Voor zijn onderzoek deed de heer Verstraeten metingen op langere termijn in zowel grondwater in de bossen als in de bladeren van de bomen. Bij dat onderzoek bleek dat de zwavelconcentraties in grondwater lager zijn dan vroeger en dat ook de nitraatconcentratie is gedaald. Toch is de verzuring van de bosbodems nog niet gestopt, want volgens de heer Verstraeten zal de overmaat aan stikstof – ammonium en nitraat – de komende jaren een probleem blijven vormen. De wetenschappelijke uitleg hierachter is de volgende: de bomen nemen het teveel aan stikstof op, wat het fosforgebrek in bepaalde bossen mogelijk zal versterken. Hierdoor zullen ze minder goed groeien en mogelijk ook nog meer bladverlies kennen tijdens de zomer.
Uit een studie van Verstraetens collega, Geert Sioen, blijkt verder ook dat een vijfde van de bomen in de Vlaamse bossen niet gezond is. In Wallonië zou de situatie iets beter zijn, al gebruiken vergelijkbare studies daar soms andere parameters, zodat een echte vergelijking moeilijk te maken valt.
Enige noot dient wel te worden gemaakt in de kantlijn wanneer onderzoekers spreken over mogelijke gevolgen. Want hoe kunnen onderzoekers verregaande conclusies nemen, en verder nog, hoe kunnen we als beleidsmakers ons beleid hierop baseren, wanneer diezelfde onderzoekers spreken over ‘mogelijke’ gevolgen?
Minister, hoe reageert u op het gevoerde onderzoek? Wat is hier van aan? Kloppen de zogenaamde conclusies volgens uw kabinet?
Plant u bijkomende maatregelen zoals de onderzoeker suggereert?
Past dit doctoraatsonderzoek binnen de dienstopdracht en/of binnen de opdracht van de betrokkene?
Is er ondertussen ook onderzoek voorhanden dat peilt naar andere groenaanleg dat naast bomen en bossen mee kan bijdragen aan klimaatadaptatie? Met andere woorden, wat is de bijdrage van functioneel groen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Het thema van het onderzoek is niet echt nieuw. Het komt elk jaar terug na het publiceren van de rapporten inzake de bosvitaliteit door het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek. In het najaar van 2016 hebt u daarover trouwens – terecht – ook een vraag gesteld.
De jaarlijkse cijfers die het INBO aanlevert, wijzen op de noodzaak tot alertheid met betrekking tot de bosgezondheid. We stellen vast dat de cijfers van aangetaste bomen door de jaren heen licht fluctueren, maar redelijk stabiel blijven rond de 20 tot 25 procent.
Het doctoraatsonderzoek bouwt verder op het langlopend onderzoek aan het INBO met betrekking tot de chemische interacties in het ecosysteem. Het onderzoek toont dat, na de alarmerende berichten in de jaren tachtig van de vorige eeuw rond de zure regen, er toch ook positieve resultaten te zien zijn van het gevoerde beleid.
Het is een meerwaarde dat het INBO langetermijnonderzoek voert. De in uw vraag geciteerde bosmonitoring, maar ook de bosreservatenmonitoring, de soortenmonitoringsprogramma’s, de biologische waarderingskaarten, de vismonitoring van het INBO, zijn daar allemaal voorbeelden van. Ze zijn erg nuttig als bron van informatie, maar ook een vertrekbasis voor het voeren van een natuur-, bos- en milieubeleid. Dat dit uiteindelijk ook leidt tot internationale publicaties en doctoraten is positief. Het toont hoe goed onze diensten bezig zijn. Dergelijke interactie tussen wetenschappelijke overheidsinstellingen en universiteiten is in heel wat landen gangbaar.
Uiteraard wordt doctoraatsonderzoek beoordeeld door een examencommissie van experten. Het is een bundeling van A1-publicaties in internationale tijdschriften en is ook onderworpen aan onafhankelijke reviews.
We weten dat een overmaat aan stikstof voor chemische processen zorgt in de bodem. Dat kan de vitaliteit van bossen aantasten, maar het kan de natuur ook negatief beïnvloeden. Dat is de reden waarom er een uitgebreid beleid is opgezet, vanuit Europa, wat betreft de Europese luchtkwaliteits- en emissiereductiedoelstellingen.
Er is ook een Vlaams emissiereductieprogramma in het kader van de NEC-richtlijn (national emission ceiling).
Via de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) wordt gewerkt aan het terugdringen van deze milieudruk tot de kritische depositiewaarden voor Europees beschermde natuur. Dit is de milieudruk die gevoelige ecosystemen kunnen verdragen zonder dat er te sterke negatieve beïnvloeding is. De PAS-maatregelen zullen ook bijdragen tot een verbeterde gezondheidstoestand van onze bossen.
Bomen leven lang. Ze hebben in het verleden een veel sterker vervuild en verzuurd milieu ondergaan. Dit blijft in zekere mate doorwerken in het heden, waardoor de tot nu toe genomen maatregelen niet altijd onmiddellijk zichtbaar zijn. Het vraagt ook tijd om tot herstel van flora en fauna te komen.
Op het INBO wordt geen doctoraatsonderzoek opgestart met als enig doel om een doctoraat te realiseren: dat gebeurt alleen als er beleidsrelevant onderzoek is. Doctoraatsonderzoek kan een meerwaarde betekenen voor het INBO, zolang het beleidsgerelateerd is en het beleid onderbouwt op middellange termijn.
Het doctoraatsonderzoek van Arne Verstraeten werd intern goedgekeurd in het kader van het wetenschappelijk toetsen en bekendmaken van het Level II meetnet van de Vlaamse bossen, dat sinds de jaren tachtig een schat aan informatie opleverde en dat onder meer via rapporten en andere publicaties werd gecommuniceerd.
Er loopt aan het INBO momenteel geen gestructureerd onderzoek of monitoring naar de relatie en effecten van functioneel groen op klimaatadaptatie. Het INBO werkt momenteel aan een implementatie van onderzoek naar deze belangrijke interactie tussen klimaat en natuur.
De bijdrage van ‘functioneel groen’ aan klimaatadaptatie wordt algemeen erkend. Het inzetten op de aanwezigheid van open ruimten en het versterken van de groen-blauwe dooradering in bebouwde gebieden, zoals gepland in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, vinden we belangrijk. Functioneel groen draagt ook bij tot algemeen gunstige effecten. Ik verwijs hierbij naar de recente studiedag ‘Bodembeheer en teelt(systemen): landbouw als oplossing voor de klimaatopwarming?’ georganiseerd door het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO), waarbij werd nagegaan hoe ook landbouwgewassen kunnen worden ingeschakeld.
Ik verwijs ten slotte naar een onderzoek over het belang van groene daken waarover we het in de commissievergadering hebben gehad, op basis van een vraag van collega Daenen, met name het project EcoCities. Ook de subsidie die is toegekend voor de uitbouw van een ‘Afdeling Groen – Professionele groenvoorziening voor een duurzame bebouwde Omgeving’, is het bewijs dat we hier volop op inzetten.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Uiteraard vinden we het goed dat u erkent dat functioneel groen van zeer groot belang is. Ik ben tevreden met uw antwoord, maar uiteraard zullen we het verder opvolgen.
We weten allemaal wat de oorzaak is van de waterkwaliteit van de bossen: het verkeer en de landbouw. Over het verkeer hebben we het daarnet al gehad toen we spraken over de luchtkwaliteit bij de scholen. Voor de landbouw zijn er toch nog heel wat maatregelen mogelijk. U verwees zelf naar het PAS. Minister, welke extra maatregelen gaat u eventueel nog nemen?
Er zijn toch heel wat bomen aangetast door schimmels en insecten. Ik ken ook niet de precieze omvang van het probleem, maar dat het probleem er is, weten we allemaal. Misschien kunt u een idee van de omvang geven en hoe u dit probleem wenst aan te pakken?
Het dossier van het PAS volgt mijn collega Lydia Peeters op, maar zij is vandaag verontschuldigd. Ze heeft u in maart in de commissie een vraag gesteld over het kleine aantal landbouwbedrijven dat toen flankerende maatregelen had aangevraagd in het kader van het herstructureringsprogramma. Misschien is het toch interessant om een update te krijgen van het aantal rode en oranje bedrijven dat flankerende maatregelen heeft aangevraagd bij de Vlaamse Landmaatschappij en een voorstel heeft gekregen. Misschien is het ook nuttig om de teller van de uitbetalingsstand te actualiseren. Is er intussen al meer uitbetaald? Nu stond de teller op 174.000 euro.
De heer Vandaele heeft het woord.
Ik wil me aansluiten bij wat mevrouw De Vroe zegt. Minister, u geeft inderdaad aan dat de PAS een verbetering zal meebrengen, maar als we de thesis goed bekijken, dan zal dat niet volstaan. Ik leid dat toch af uit die fameuze thesis. Hoe ziet u dat dan? Zijn er nog andere dingen die daarnaast nog moet gebeuren? Wordt er in het luchtkwaliteitsplan waar u aan werkt, voldoende aandacht besteed aan precies de instandhouding van de Europese habitat? Mogen we daarover een apart hoofdstuk verwachten? Het lijkt toch een belangrijk onderwerp, zeker ook vanwege de voorgeschiedenis van IHD-PAS en de discussies die we daarover al hebben gevoerd hier en op andere plaatsen over rood, oranje en groen. Vandaar mijn bijkomende vraag.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik wil toch een belangrijke correctie aanbrengen, collega De Vroe. U zegt dat stikstof alleen wordt veroorzaakt door landbouw, maar dat klopt helemaal niet. Het is niet vooral landbouw, maar het grootste probleem ligt bij het verkeer, voor alle duidelijkheid. Industrie, verkeer en landbouw zijn de drie grote vervuilers met stikstof. We hebben specifiek voor landbouw een kader uitgewerkt omdat er een vergunningenstop dreigde te komen. Vandaar dat er een beleid rond gevoerd is, maar uiteraard blijft het van groot belang om ook het verkeer en de industrie aan te pakken. Daar knelt soms wel het schoentje en zal er ook een beleid rond stikstof moeten worden gevoerd. Vooral het verkeer is voor vele bossen een grote bedreiging, en dat moet zeker worden meegenomen.
Hoe pakken we dat aan? Er is het kader van PAS, maar er is natuurlijk ook bosbeheer waar we volop inzetten op een betere vitaliteit van de bossen. Het is ook zo dat die insecten vaak exoten zijn. Op zich heeft dat niets met de lucht te maken. Het is een probleem dat ook vaak via import wordt ingevoerd. De buxusmot bijvoorbeeld is door transport vanuit China ingevoerd. Het is een voorbeeld van een exoot waar we dan een probleem mee hebben.
Ik zal alle recente informatie over de rode en oranje bedrijven en de budgetten laten oplijsten.
Collega Vandaele, stikstofreductie maakt uiteraard ook deel uit van het actieplan en het zal er een belangrijk onderdeel van uitmaken.
Het is belangrijk om te vermelden dat, wat stikstof betreft, er wordt gewerkt aan de bron, aan het vergunningenbeleid, maar dat we daarnaast ook inzetten op stikstofreducerende maatregelen die worden opgelegd op vergunningenniveau. Het gaat niet enkel over het verplaatsen en sluiten van inrichtingen, maar ook over aanpassingen en innovatie waar onze diensten ook mee bezig zijn en die op het terrein worden opgelegd. Daarnaast geven wij ook heel specifiek, in het kader van het natuurbeleid, gerichte subsidie om de natuur te versterken en te herstellen waar die aangetast is door stikstof. Herstelmaatregelen zijn ook belangrijk.
De vraag om uitleg is afgehandeld.