Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over de online tool voor ouders van kinderen met suïcidale gedachten en gedragingen
Verslag
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, er is daarnet al aan gerefereerd: een aantal cijfers waarop deze vraag was gebaseerd, bleken achteraf onjuist te zijn. Er zijn echter nog voldoende cijfers die wel interessant zijn om te becommentariëren, zoals die uit het epidemiologisch rapport van het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP), waaruit blijkt dat 4,2 procent van wie 15 jaar of ouder is, minstens één keer in zijn leven een suïcidepoging heeft ondernomen. Er zijn de cijfers van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV), waaruit blijkt dat 2 procent van de mannelijke en 3 procent van de vrouwelijke 15- tot 24-jarigen ooit een poging ondernam. De impact daarvan op ouders is ook groot. Dat blijkt uit een onderzoek van Odisee. Naar aanleiding van dat onderzoek lanceerde men een website voor ouders van kinderen die denken aan zelfdoding. Daarop vinden ouders informatie omtrent onder andere zelfzorg, rechten van ouders, oefeningen in opvoedingsondersteuning, en ook heel wat getuigenissen van andere ouders. De website is te vinden via de portaalsite www.zelfmoord1813.be.
Er is in ieder geval een grote emotionele en psychologische impact op ouders van kinderen die denken aan zelfdoding. Bovendien zijn ze vaak permanent waakzaam. Dat leidt tot fysieke en psychologische klachten. Ze zetten hun sociaal leven op een lager pitje. Soms moeten ze stoppen met werken om voor hun kind te zorgen. De impact is groot voor de ouders op vele manieren, en ook voor broers en zussen.
Minister, de website werd begin 2018 in een testfase geëvalueerd. Op welke manier gebeurde dat?
In welke mate is er een aanbod binnen de hulpverlening dat zich specifiek naar deze ouders richt?
De experts achter de website doen een oproep voor heldere communicatie tussen hulpverleners en ouders. Van het allergrootste belang is dat de vertrouwensband tussen hulpverleners en de jongere op geen enkele manier wordt verstoord. Op welke manier kunnen ouders worden betrokken bij zo’n proces? Op welke manier kan de communicatie tussen ouders en zorgverleners verbeteren?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Vlaanderen blijft een van de koplopers betreffende overlijdens ten gevolge van zelfdoding. Hoewel zelfdoding bij jongeren relatief weinig voorkomt, is het toch een van de belangrijkste doodsoorzaken. Daarenboven is een ondernomen suïcidepoging een van de grootste voorspellers voor een nieuwe poging, waardoor deze jongeren een zeer kwetsbare groep vormen. We moeten daar echt op inzetten, we kunnen deze jongeren daadwerkelijk helpen.
Voor ouders is een suïcidepoging van hun kind bijzonder confronterend en ingrijpend. Voor hen bestond er nog maar heel weinig hulpverlening. In het Vlaams actieplan hebt u dan een actie opgenomen die het welbevinden van jongeren wil bevorderen door de ouders te versterken in hun rol. In uitvoering van die actie heeft het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen (HIG) in samenwerking met heel wat partners – u vindt ze in mijn tekst – deze tool of website ontwikkeld. De tool bevat natuurlijk heel wat basisinzichten over zelfdoding, informatie over hoe dit bespreekbaar te maken, over het hulpverleningsaanbod en de rechten en plichten van ouders. Dat is theorie, maar de website is ook opgebouwd aan de hand van getuigenissen van ouders.
Ik heb de pagina hier voor mij openstaan. Wie via Google een aantal zoektermen intikt, wordt meteen naar de website geleid. Ze is bijzonder informatief en overzichtelijk en duidelijk. Ze komt echt tegemoet aan heel wat van vragen van mensen in al hun ontreddering.
Uit het antwoord op mijn eerdere schriftelijke vragen over deze onlinetool blijkt dat de ontwikkeling gepaard ging met flankerend wetenschappelijk onderzoek. Verder blijkt dat de ervaringen van ouders die zorg dragen voor een kind tussen de 12 en 25 jaar dat te maken heeft met suïcidale gedachten of een poging achter de rug heeft, aan de basis van de tool liggen. Hierdoor komt de tool tegemoet aan de reële en directe noden van ouders.
Minister, welke initiatieven gaat u nemen om deze website bekend te maken bij hulpverleners en ouders, binnen opvoedingsondersteuning en binnen een breder beleid? De resultaten van dat flankerend wetenschappelijk onderzoek bij de ontwikkeling van de website werden verwacht in het voorjaar van 2018, aldus uw antwoord op mijn parlementaire vraag van 4 mei 2017. Wat waren hier de belangrijkste beleidsaanbevelingen en conclusies? Worden er naast deze onlinetoepassing nog acties of initiatieven gekoppeld aan dit onderzoek?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voor de evaluatie van de website voor ouders van kinderen met suïcidale gedachten werkte de projecthouder Alexandre Reynders van Odisee samen met onze partnerorganisatie voor suïcidepreventie het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP). Het VLESP voerde de evaluatie uit aan de hand van een voor- en nameting. Deze procedure werd goedgekeurd door de Sociaal-Maatschappelijke Ethische Commissie (SMEC) van de KU Leuven.
In totaal kregen dertig ouders die tot de doelgroep behoorden tijdens de voormeting vragen over hun gevoel van hopeloosheid, eigen vaardigheden en kennis. Vervolgens kregen ze een week de tijd om de website te raadplegen. Daarna werden ze uitgenodigd om de postmeting in te vullen. Ze kregen dezelfde vragen als tijdens de voormeting en extra vragen over de bruikbaarheid van de online tool. De evaluatie toonde een significante afname van de hopeloosheid en toename van de vaardigheden en kennis alsook een algemene tevredenheid. Bemerkingen werden zoveel mogelijk ter harte genomen in de definitieve versie van de tool.
Uit het onderzoek van Alexandre Reynders bleek dat de zorg voor ouders sterk afhankelijk was van het ziekenhuis, de instelling of zelfs de school. Er waren zeker instanties waar de ouders zeer tevreden waren van de ondersteuning. Deze ‘good practices’ lijken haalbaar en zinvol te zijn, maar vragen verder onderzoek. Het gaat hierbij vaak over goede, open en anticiperende communicatie en planning, betrokkenheid van de ouder en het krijgen van erkenning.
In de multidisciplinaire richtlijn voor de detectie en behandeling van suïcidaal gedrag, is ‘het betrekken van naasten’ overigens een van de vier basisprincipes in de hulpverlening aan suïcidale personen, uiteraard rekening houdend met de privacywetgeving. In de richtlijn wordt opgeroepen om de suïcidale persoon te motiveren en actief te stimuleren om de omgeving in de mate van het mogelijke te betrekken in de verschillende fases van de hulpverlening. Het positieve effect van het betrekken van naasten bij de behandeling en opvolging wordt beklemtoond.
Vanzelfsprekend kunnen ouders ook steeds terecht bij hun huisarts, een CAW, een cgg en dergelijke indien dit nodig zou zijn. We verwijzen hierbij aansluitend graag naar het Familieplatform Geestelijke Gezondheid. Door de financiering van het Familieplatform willen we onder andere de verschillende lidorganisaties mee ondersteunen in de zoektocht naar methodieken om familie, ouders enzovoort vanuit een zelfzorgperspectief mee te ondersteunen.
In Vlaanderen moeten alle actoren werkzaam in de integrale jeugdhulp contextgericht werken en dus ouders en context betrekken. Bij de missies en principes van de integrale jeugdhulp staat immers dat integrale jeugdhulp aan minderjarigen, hun ouders en, in voorkomend geval, hun opvoedingsverantwoordelijken en de betrokken personen uit hun leefomgeving die daar behoefte aan hebben, hulp en zorg op maat biedt die met een grote mate aan flexibiliteit aan de hulpvraag probeert te beantwoorden. Bij de principes staat dat de jeugdhulp een contextgerichte manier van werken hanteert.
Indien het gaat over de privacywetgeving, moet hier niet veel aan worden veranderd. Het is wel nuttig dat hulpverleners kunnen worden ondersteund om deze regelgeving in de praktijk beter te begrijpen en hoe ze het aspect van geheimhouding enerzijds en de zorgplicht van de ouder, ook van een meerderjarig kind, anderzijds kunnen opnemen in de patiëntrelatie. Het Familieplatform heeft overigens recent een brochure voor naaste betrokkenen uitgegeven: ‘Voor familie in de geestelijke gezondheidszorg: samen zorgen we beter’ die ook breed verspreid is binnen de sector. Hier is een apart hoofdstuk in opgenomen: ‘Hoe zit het dan met minderjarigen’ waarin wordt ingegaan op vragen als: ‘Kan de hulpverlener je buitenspel zetten als ouder? Wat mag, wat kan?’.
De bekendmaking van de tool gebeurt via verschillende initiatieven en kanalen. Op 3 mei was er een studiedag met ongeveer 150 deelnemers, voornamelijk hulpverleners, die over de hele lijn positief tot zeer positief werd beoordeeld. Ook de overgrote meerderheid van de Vlaamse media werd bereikt en had aandacht voor de lancering van de website, onder andere het VTM-nieuws, Het Journaal op Eén, De Ochtend, Studio Brussel, QMusic, De Morgen, De Standaard, Het Laatste Nieuws, Het Nieuwsblad, De Bond.
De online tool wordt uiteraard bekendgemaakt via de portaalsite zelfmoord1813.be en via sociale media van Odisee en onze partners. Ook op de website van het fonds GavoorGeluk en de Gezinsbond werd de lancering van deze tool vermeld. Via Huisarts Nu van Domus Medica worden 3125 affiches verstuurd en wordt er een opiniestuk gepubliceerd in de volgende uitgave. Tevens wordt nog besproken met de desbetreffende agentschappen en partners hoe we een verdere verspreiding van affiches kunnen organiseren naar CAW, cgg, Huizen van het kind, Expoo, opvoedingswinkels, ...
Verder werden er reeds meerdere lezingen gegeven aan allerhande hulpverleners en suïcidepreventiewerkers, alsook op de studiedag van de Vlaamse Kinder- en jeugdpsychiaters. Er staan nog lezingen gepland via Expoo en Zorg voor Suïcidepogers.
Voor beleidsaanbevelingen en conclusies is het nog te vroeg. Het project werd met vier maanden verlengd, en is nog niet volledig afgerond. Het inhoudelijk eindverslag wordt verwacht tegen eind juni. De belangrijkste inzichten en conclusies naar aanleiding van het flankerend wetenschappelijk onderzoek werden meegenomen in de ontwikkeling van de onlinetool. De verdere acties en initiatieven zullen nog besproken worden met de stuurgroepleden van het project, onze partnerorganisatie voor suïcidepreventie VLESP, onze organisaties met terreinwerking – Centrum ter Preventie van Zelfdoding en Zorg voor Suïcidepogers – alsook met het Familieplatform.
De heer Anseeuw heeft het woord.
De website voor ouders is een heel mooi werkstuk, onder andere met getuigenissen en met heel concrete adviezen. Het succes ervan zal natuurlijk staan of vallen met de bekendmaking ervan. Minister, u zei dat er al een en ander is gebeurd, grotendeels eenmalige acties die de media hebben gehaald. Dat is natuurlijk heel goed, maar het is eenmalig. Een studiedag is ook goed. Er waren ook zaken voor zorgverstrekkers en dat is ook niet onbelangrijk.
Toch is belangrijk om de bezoekersaantallen te monitoren. Uit eerdere schriftelijke vragen van mezelf over andere hulpverleningstools blijkt dat er bij de lancering van die websites vrij grote bezoekersaantallen zijn, maar dat dat vrij snel weer afkalft. De bekendmaking moet een werk van lange en voortgezette adem zijn. Als het een website is voor ouders, is het goed dat ook zorgverstrekkers die kennen, maar vooral de ouders moeten die kennen en mensen uit de directe omgeving.
Minister, hoe gaat u dat doen op langere termijn? U hebt vooral eenmalige acties en acties ten aanzien van zorgverstrekkers opgesomd. Het is belangrijk dat er ten aanzien van ouders ook voldoende inspanningen worden geleverd. Het succes zal ook afhangen van de link die kan worden gemaakt met de rest van de geestelijke gezondheidszorg. Het stopt natuurlijk niet met die website. In het beste geval is die website een opstap naar de nodige zorg of hulpverlening. Wat is er gepland opdat mensen die die hulp zoeken, die ook snel vinden en vooral dat ze er terechtkunnen?
We hebben ondertussen een fusie uitgevoerd van de verschillende steunpunten uit de welzijnssector en dat heet nu Steunpunt Mens en Samenleving (SAM). SAM is bezig om zich goed te organiseren en te verstaan met Philippe Bocklandt en zijn expertise vanuit de Arteveldehogeschool. We hebben al verschillende beleidslijnen ontwikkeld aan de hand van de voorbereidingen die daar zijn georganiseerd. In het algemeen moeten we bewaken dat onlineapplicaties voldoende aantrekkelijk en actueel blijven en in de media voldoende worden bekendgemaakt. Dat is niet eigen aan een website of onlineapplicatie, het is een breder fenomeen. Dat zullen we daar dan ook mee in opnemen.
Uiteraard zijn er bepaalde initiatieven waardoor dit initiatief blijvend aandacht zal krijgen. Als we dat via de Huizen van het Kind bekendmaken, zal dat meermaals aan bod komen. Ik ben het met u eens: dat moeten we bij al dit soort zaken in het oog houden. Voor elk van die applicaties zullen we dat te gepasten tijde moeten updaten en aandacht geven.
Doordat het met ons expertisecentrum is opgemaakt en aansluit bij 1813, gaat het ook mee in de aanbevelingen die daar worden geformuleerd. Als je daarvoor extra hulp nodig hebt, zit die informatie ook daarin vervat. Van die kant proberen we er natuurlijk ook voor te zorgen dat het is ingepast in wat er beschikbaar is en dat het ook aansluit op ons Actieplan Suïcidepreventie. Het is natuurlijk belangrijk dat dit geen ‘standalone’ is, maar in het geheel een plaats krijgt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld