Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over de financiële situatie van jongeren die uitstromen uit de jeugdhulp
Verslag
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, jongeren die de jeugdhulp verlaten, hebben het moeilijk om een nieuwe start te maken. Ieder jaar krijgt Caritas Vlaanderen vragen om ondersteuning van jongeren die na de jeugdhulp hun eerste stappen zetten naar zelfstandig wonen. Om het probleem in kaart te brengen, hield Caritas een steekproef bij 25 voorzieningen en organisaties die jongeren residentieel opvangen of hen begeleiden naar zelfstandig wonen. Uit de steekproef blijkt dat jongeren het moeilijk hebben om die stap te zetten.
In amper één op drie voorzieningen kon elke jongere zelf een tafel, stoelen en een bed met matras kopen. In vier op vijf voorzieningen kan geen enkele jongere zelf een zetel kopen. In vier op vijf voorzieningen kon minstens één jongere zelf geen koelkast kopen. In meer dan de helft van de voorzieningen kon minstens één jongere niet zelf naar een huisarts. In slechts één op tien voorzieningen had geen enkele jongere een probleem met kosten voor psychologische hulpverlening. Vier op de vijf jeugdhulpvoorzieningen zochten minstens één keer een oplossing voor een jongere die niet zelf kon voorzien in zijn huurwaarborg.
Minister, in theorie kunnen jongeren een beroep doen op een installatiepremie, maar in de praktijk wordt die vaak geweigerd. Hebt u zicht op het aantal weigeringen en de redenen daarvoor?
De bekendheid van de installatiepremie zou, volgens Caritas, moeten worden vergroot. Zij pleiten ook voor een vlottere uitbetaling van die premie wanneer de jongere de voorziening verlaat of de stap zet naar begeleid zelfstandig wonen. Welke stappen kunt u vanuit uw bevoegdheid zetten zodat de jeugdhulporganisaties beter dan nu op de hoogte zijn van de mogelijkheden en van de aanvraagprocedure?
Volgens Caritas zou het een goed idee zijn om de Vlaamse huursubsidie eenduidiger en gemakkelijker toe te kennen aan deze jongeren. Zij vragen ook specifieke aandacht voor de huurwaarborg. Zou u daarover overleg kunnen plegen met de minister van Wonen, om na te gaan in welke mate de bestaande instrumenten kunnen worden aangepast of dat er in nieuwe instrumenten kan worden voorzien?
Bijna een jaar geleden werd het actieplan voor jongvolwassenen gelanceerd. Hebt u al een eerste voorzichtige evaluatie van dat actieplan?
Welke acties plant u zelf inzake hulpverlening voor jongvolwassenen en de overgang naar jeugd- naar volwassenenhulp?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, mijn vraag om uitleg gaat over hetzelfde thema, maar dan heel specifiek gericht naar de bevoegdheid Welzijn. Ik zag dat de vraag om uitleg van mevrouw Van den Bossche heel wat vragen bevat met betrekking tot de bevoegdheid Wonen. Mevrouw Van den Bossche, u zult gezien hebben dat er donderdag vragen om uitleg, waaronder een van mijzelf, geagendeerd staan in de commissie Wonen, specifiek over dat thema en de elementen die de bevoegdheid Wonen betreffen. Op dat vlak zijn er tijdens de vorige en deze legislatuur al vragen gesteld over de toegankelijkheid van sociale woningen en dergelijke meer.
Caritas Vlaanderen hield een enquête bij 25 voorzieningen en organisaties die jongeren residentieel opvangen of hen begeleiden naar zelfstandig wonen. De enquête ging over de financiële situatie van die jongeren. Uit deze bevraging bleek dat die financiële situatie allesbehalve rooskleurig is. Zo blijkt dat bijna alle jongeren geen geld hebben om een eigen stek te bemeubelen met een kast of een zetel of uit te rusten met elektrische toestellen zoals een koelkast of een diepvriezer. In meer dan de helft van de voorzieningen had minstens één jongere zelfs geen geld om de huisarts te betalen.
Dat jongeren in de jeugdhulpverlening en specifiek jongeren uit de bijzondere jeugdzorg risico lopen op een ongunstig toekomstperspectief, is geen nieuw gegeven. Naar aanleiding van het tweejaarlijkse verslag van het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting, stelde ik hierover al schriftelijke vragen in 2013. Toen werden als belangrijkste knelpunten genoemd: het isolement van de jongeren ten gevolge van breuken die ontstaan: tussen hen en hun gezin, tussen hen en een schoolse of professionele context, tussen hen en de hulpverlening en finaal tussen hen en de maatschappij; de naadloze overgang tussen de jeugd- en de jongvolwassenenhulpverlening: de paradox in de vaststelling dat jongeren vandaag gemiddeld langer thuis blijven wonen, terwijl in de jeugdhulp iemand, behoudens de voortgezette hulpverlening, vanaf zijn 18 jaar op eigen benen moet staan.
Nu maakt Caritas Vlaanderen ook nog eens heel duidelijk dat ook de financiële situatie van deze jongeren een groot knelpunt vormt. Het probleem zou ook steeds toenemen. Terwijl jongeren vroeger uitstroomden uit een instelling met een zakcent van 1000 of 2000 euro, bij elkaar gespaard van het kindergeld, zijn er nu heel wat 18-jarigen die 0 euro hebben om te starten. Zo moeten deze jongeren vaak aankloppen bij een bank en een lening aangaan om de huurwaarborg te betalen. De federale installatiepremie wordt vaak geweigerd omdat OCMW’s deze jongeren niet aanvaarden als ‘dakloos’. Vaak duurt het, aldus Caritas, ook redelijk lang voordat jongeren die op de wachtlijst staan voor een sociale woning, een Vlaamse huurpremie krijgen.
Minister, wat is uw reactie op de enquête van Caritas? Hoe kunnen jongeren die uitstromen uit de jeugdhulp, op financieel vlak beter ondersteund en begeleid worden?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, het beleid ten aanzien van jongvolwassenen en jongeren die uit de jeugdhulp uitstromen, krijgt in hoofdzaak vorm via het actieplan jongvolwassenen en het actieplan dak- en thuisloosheid. In beide plannen wordt de link met Welzijn en andere beleidsdomeinen, waaronder uiteraard het beleidsdomein Wonen, sterk gemaakt. Meer zelfs, het actieplan dak- en thuisloosheid is een initiatief dat wij samen met de collega bevoegd voor het wonen opvolgen.
De enquête van Caritas is opnieuw een bewijs dat we geïntegreerd en beleidsdomeinoverschrijdend met deze jongeren moeten werken, en dat de impact en duurzaamheid van een welzijnsinterventie aanzienlijk toenemen wanneer ook op de andere levensdomeinen stabiliteit gecreëerd wordt. Daarom nemen we de signalen absoluut ter harte. We zullen ze, zowel op het Vlaamse niveau als regionaal, ter sprake brengen op de bestaande fora. Zo gaan wij ervan uit dat het resultaat van de enquête ook op de stuurgroepen van de actieplannen jongvolwassenen en dak- en thuisloosheid geagendeerd wordt om te bekijken welke acties er vandaaruit eventueel geïnitieerd kunnen worden.
Het is duidelijk dat we op deze knelpunten niet alleen vanuit Welzijn een antwoord kunnen bieden en dat de realisatie van het actieplan dak- en thuisloosheid, waarin de herziening van het huurpremiestelsel een van de doelstellingen is, een gedeelde verantwoordelijkheid is van Welzijn en Wonen. Het Steunpunt Wonen leverde een rapport met een budgettair model met verschillende richtinggevende scenario’s voor een gedifferentieerd huursubsidiesysteem.
Op de laatste platformvergadering, in oktober 2017, die de uitvoering van het actieplan dak- en thuisloosheid opvolgde, werd, zoals ook in de beleidsbrief over het beleidsdomein Wonen staat, afgesproken dat deze scenario’s door Wonen onderzocht worden. Het platform komt nog voor de zomer bijeen om alle acties, waaronder ook deze, op te volgen.
Naast deze inspanningen op het Vlaamse niveau, is het belangrijk om ook met de lokale actoren in gesprek te gaan. De publicatie van Cachet vzw, Sur ma Route, vormde de basis om in alle centrumsteden overleg en toelichtingen te organiseren rond kwetsbare jongvolwassenen en jeugdhulpverlaters, waarop de relevante stakeholders, zoals welzijnsorganisaties, lokale besturen, OCMW en gebruikers, aanwezig waren. We horen dat dit minstens in een aantal steden zorgt voor een betere en een beter afgestemde samenwerking op het terrein en tot een verhoogde toegankelijkheid voor jongeren tot sociale voordelen. We kunnen hier nog toevoegen dat de intersectorale toegangspoort op casusniveau en na onderbouwde indicatiestellingen jeugdhulpbeslissingen neemt waarbij een verblijfsmodule voor korte termijn gecombineerd wordt met een module contextbegeleiding in functie van autonoom wonen. Met deze laatste module is het mogelijk om uit het Fonds Jongerenwelzijn een verblijfssubsidie uit te keren voor de betrokken jongere, die het equivalent van het leefloon is. Op die manier kan de jongere een aantal maanden sparen in functie van de eerste stappen richting zelfstandig wonen.
Het plan is in volle uitvoering. De rondzendbrief waarin werd opgeroepen om initiatief te nemen om een innoverende tussenschakel tussen de residenties en het zelfstandig wonen te installeren, in de vorm van kleinschalige wooneenheden, werd eind vorig jaar verstuurd. We beogen hiermee 84 kleinschalige wooneenheden, verspreid over Vlaanderen, te realiseren. De kandidaturen worden momenteel door de verschillende intersectorale regionale overleggen jeugdhulp (IROJ’s) geadviseerd. We voorzien hierover nog voor het zomerreces een beslissing. Dezelfde timing houden we aan voor investeringen in burgerinitiatieven, die ingezet zullen worden om netwerken en contexten van kwetsbare jongeren te versterken. In totaal zullen we dit en volgend jaar voor jongvolwassenen 2 miljoen euro investeren, bovenop de verhoging van de subsidie-enveloppe van de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s), om acties op te zetten voor instellingsverlaters. Er is in 2017 een inventaris gemaakt van alle lopende initiatieven die zich richten op aansluiting jeugdhulp en jongvolwassenhulp. Voorbeelden van de projecten die hierin opgenomen werden zijn: Bruggen naar 18, Loopplanken, Samenwerken verbindt 2.0, Kajac, Login, ... De inventaris toont dat er heel wat initiatieven genomen worden in diverse regio’s in Vlaanderen. Er is een plan van aanpak om de werkzame elementen van deze praktijken op basis van deze inventaris te implementeren in Vlaanderen.
Daarnaast is er werk gemaakt van een beschrijving van een intersectorale module jeugdhulpverlaters. Die is voorgesteld op de IROJ-overlegmomenten en kreeg uitgebreid feedback. In opvolging hiervan wordt bekeken hoe een dergelijke module ingebed kan worden in de werking van de betrokken actoren in de jeugdhulp. Daarnaast werd vorig jaar een ruime intersectorale bevraging georganiseerd om goede praktijken te capteren over verschillende aspecten: samenwerking tussen jeugdhulp en volwassenhulpverlening, de bestaande inzet van instrumenten rond planmatig en doelgericht werken voor deze doelgroep, het werken op verschillende levensdomeinen, nazorg, … Op basis van deze bevraging en de goede praktijken zullen we een kader ontwikkelen dat het aanbod mee en meer richting moet geven voor de wijze waarop organisaties jongvolwassenen begeleiden.
Ondertussen zijn we ook gestart om jeugdhulp te organiseren buiten de traditionele leeftijdsgrenzen van de typemodules, maar uiteraard binnen de maximale leeftijd van 25 jaar van het decreet Integrale Jeugdhulp. We doen dit gekoppeld aan de ondersteuningsplannen en de organisatie van rondetafels, zoals ook in het actieplan is opgenomen. Naast de actieplannen jongvolwassenen en dak- en thuisloosheid zijn er nog twee recente evoluties, die ons beleid rond jongvolwassenen kunnen versterken. Ten eerste, heeft Cera, samen met het Vlaams Welzijnsverbond en Cachet vzw, een project opgestart, Rubicon, dat als bedoeling heeft om een aantal Vlaamse en buitenlandse methodieken voor de begeleiding en de aanpak van jongvolwassenen te implementeren. Dat gebeurt in nauwe afstemming met de stuurgroep van het actieplan jongvolwassenen. Ten tweede werd een paar weken geleden de formele kick-off gegeven van het Europese project ‘A Way Home’, waarvan Jongerenwelzijn de coördinator is. In Vlaanderen en in Karinthië wordt, samen met verschillende partners, rond twee strategische acties gewerkt. De eerste heeft betrekking op de ontwikkeling van een toolbox met instrumenten, methodieken en handvatten die organisaties ondersteunen bij de begeleiding en na de uitstroom van jongvolwassen uit residenties, pleeggezinnen enzovoort. De tweede actie is gebaseerd op het Canadese ‘A Way Home’-model en heeft de ambitie om structurele samenwerking te realiseren op het lokale en subregionale vlak tussen welzijnsorganisaties, werk- en opleidingsactoren, vrije tijd en uiteraard ook de instanties die op het terrein Wonen actief zijn, waardoor jongvolwassenen op een integrale manier begeleid kunnen worden.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het overzicht. Op twee vragen heb ik nog geen antwoord gekregen, denk ik. De eerste is, zonder te willen vooruitlopen op de inhoud, of u over dit thema overleg hebt of ambieert met uw collega bevoegd voor het wonen, specifiek met betrekking tot de huurpremie en de huurwaarborg voor deze groep. De tweede vraag is of u zicht hebt op de cijfers rond de weigering van de installatiepremie op het federale niveau. Dat heeft een grote impact op de doelgroep waar u mee voor tracht te zorgen via uw actieplan. Hebt u zicht op de redenen voor die weigeringen? Zo ja, wat zijn die redenen? Zo niet, kunt u die informatie opvragen? Is daarover overleg gepland met uw collega?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. We zijn er het allemaal over eens dat de jongeren die uitstromen uit de jeugdhulp, een heel kwetsbare doelgroep zijn. We zeggen vaak dat ze meer nodig hebben dan enkel de financiële ondersteuning om op eigen benen te kunnen staan. Dat is ook zo, maar dat neemt niet weg dat financieel op eigen benen kunnen staan ook een belangrijk aspect is.
U hebt gelijk dat daarbij een grote rol is weggelegd voor de lokale besturen. Ik stel vast dat steeds meer jonge mensen aankloppen bij het OCMW.
Het onderzoek van Caritas richt zich natuurlijk heel specifiek op degenen die uitstromen uit de jeugdhulp. Maar er zijn spijtig genoeg ook heel wat 18-jarigen die niet echt zijn opgenomen in een voorziening voor jeugdhulp maar die vanwege gespannen verhoudingen thuis – vaak gebroken gezinnen en dergelijke meer – ook op 18 jaar op eigen benen komen te staan en dezelfde problematieken met zich meedragen. Ik denk dat hier lokaal een grote taakstelling is en dat het goed zou zijn dat er een meer eenduidig beleid is vanuit de OCMW’s. Ik weet ook wel dat de toekenning van de premies en dergelijke, federale materie is, maar mijn oproep is om allemaal samen, ieder vanuit zijn bevoegdheid en ieder die een lokaal mandaat heeft, daar mee de schouders onder te zetten. Het is immers maar door hen doorheen die moeilijke periode te begeleiden dat we kunnen zorgen dat ze later op eigen benen kunnen staan en niet in een schuldenspiraal terechtkomen. Dat is iets wat je heel vaak ziet. Ik ben heel tevreden dat in de nieuwe eindtermen van het onderwijs het omgaan met centen veel meer gewicht krijgt, want je ziet heel vaak dat jongeren in problemen terechtkomen doordat ze niet genoeg besef hebben van wat middelen zijn en hoe je die op een correcte manier besteedt.
Minister, u hebt verwezen naar het actieplan jongvolwassenen en het actieplan dak- en thuisloosheid die in volle opmaak zijn, maar ook naar een aantal nieuwe initiatieven die wij graag ondersteunen en mee zullen opvolgen in de toekomst
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Minister, zoals mevrouw Schryvers al zei, is de problematiek niet nieuw, we hebben die in de commissie al besproken. Ik heb er in september vorig jaar al een vraag over gesteld. Op een zeker moment in de discussie over de overgang van minderjarigheid naar meerderjarigheid hebt u gesproken over de rondetafels, en nu ook. U geeft een heel aantal namen van projecten, acties en ‘best practices’ die men op dit moment aan het onderzoeken is of die voor een stuk al geïmplementeerd zijn. Als ik het goed begrepen heb, zouden die worden gebundeld in de intersectorale module jeugdhulpverlaters waar u naar verwijst, of zie ik dat verkeerd? U hebt ook gezegd dat u 2 miljoen euro ter beschikking stelt voor een actie rond instellingsverlaters. U hebt een hele hoop projecten opgenoemd. Wordt daar een bundeling van gemaakt zodat er een uniforme behandeling is van al die jongeren en iedereen weet waar hij aan toe is?
Om terug te komen op die rondetafels: dat is op individueel niveau voor elke jongere. Wordt daar ook gekeken naar de praktische problemen? Wordt de facto samengezeten met OCMW's en sociale huisvestingsmaatschappijen? Wordt er tijdens de periode van de overgang ook gekeken hoe de jongere bijvoorbeeld al via een studentenjob wat middelen bijeen kan sparen voor wat uitrusting voor de eigen woonplaats?
Wat betreft de plaatsing van een jongere in een voorziening: twee derde van de gezinsbijslag gaat naar het fonds om de kosten van de plaatsing te betalen en een derde gaat meestal naar de ouders, maar de plaatsende instantie kan ook beslissen om dat geld te plaatsen op een spaarrekening voor de jongere zodat hij over dat geld kan beschikken als hij 18 jaar is. Hoe staat u tegenover de idee om dat de facto altijd te doen zodat er middelen zijn voor die jongere om op eigen benen te kunnen staan?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega's, ik heb geen kennis van de reden waarom de installatiepremie door de federale pot maatschappelijke integratie geweigerd zou zijn of toegekend zou worden. Ik kan dat proberen te achterhalen. Ik kan daar soortgelijke vragen over stellen, zoals u dat ook kunt laten doen, maar we zullen dat bij mijn federale collega navragen. Ik stel wel voor, gelet op een aantal vragen, dat het misschien interessant is dat we over het actieplan jongvolwassenen eens een stand van zaken geven in zijn geheel zodat u kunt zien hoe dat loopt. Vele zaken proberen we inderdaad recurrent te doen. We hebben nogal wat ingezet juist op die instellingsverlaters naar aanleiding van discussies in deze commissie. Ik stel voor dat ik dat probeer op een globale manier te presenteren.
Wat betreft het overleg met de collega's van het beleidsdomein Wonen, is daar in het kader van het plan dak- en thuisloosheid een platform voor gecreëerd. Dat komt in juni opnieuw bijeen. Ik zal nog eens uitdrukkelijk vragen om een aantal van de hier gemaakte suggesties en vragen op de agenda te zetten. Ik zal dat ook meenemen in de rapportage die ik u zal proberen te overhandigen. We hebben de ‘Eigen Kracht’-conferenties en een aantal modules in de jeugdhulp. We hebben de CAW's versterkt en echt ingezet op aangepast beschut wonen voor jongeren met een psychiatrische problematiek. Er zijn ondertussen natuurlijk wel wat initiatieven genomen.
Ik stel voor dat we dit laatste punt toevoegen aan onze lijst en het dan bij een volgende regeling van de werkzaamheden proberen in te plannen.
De heer Persyn heeft het woord.
Ik heb nog een praktische vraag. Ik hoorde zeggen dat de uitstromers vaak niet eens de huisarts kunnen betalen. Hebben zij dan geen recht op een derdebetalersregeling? Het lijkt me dat dat meegenomen moet worden in de korf van maatregelen.
Dat lijkt me immers een doelgroep die absoluut in aanmerking komt. Dat is uiteraard federale materie, maar ik vind het ongehoord dat dergelijke categorieën de volle pot zouden moeten voorschieten bij de huisarts.
De opmerking is genoteerd, maar dat komt uiteraard uit de bevraging.
Collega, dat komt uit de bevraging, maar ik kan dat misschien ook wel duiden. Ik vermoed dat de reactie van die jongere is dat hij niet naar de huisarts kan omdat hij het niet kan betalen, terwijl hij niet weet dat hij daar terechtkan met het derdebetalerssysteem. Dat kan ook zijn.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.