Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Vraag om uitleg over de financiële situatie van jongeren die de jeugdhulp op volwassen leeftijd verlaten
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, Caritas Vlaanderen hield een enquête bij 25 voorzieningen en organisaties die jongeren residentieel opvangen of hen begeleiden naar zelfstandig wonen. De enquête peilde naar de financiële situatie van de betrokken jongeren, en uit de bevraging bleek dat die financiële situatie allesbehalve rooskleurig is. Zo blijkt dat bijna alle jongeren geen geld hebben om een eigen stek te bemeubelen met een kast of een zetel of uit te rusten met elektrische toestellen zoals een koelkast of een diepvriezer. In meer dan de helft van de voorzieningen had minstens één jongere zelfs geen geld om de huisarts te betalen.
Dat jongeren in de jeugdhulpverlening en specifiek jongeren uit de bijzondere jeugdzorg risico lopen op een ongunstig toekomstperspectief, is geen nieuw gegeven. Naar aanleiding van het tweejaarlijkse verslag van het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting, stelde ik hierover in 2013 al schriftelijke vragen aan de minister van Welzijn. Nu maakt Caritas Vlaanderen nog eens heel duidelijk dat ook de financiële situatie van deze jongeren een groot knelpunt vormt. Het probleem zou ook alsmaar toenemen.
Jongeren die uitstromen uit een instelling moeten vaak aankloppen bij een bank en een lening aangaan om de huurwaarborg te betalen. De federale installatiepremie wordt vaak geweigerd, omdat OCMW’s deze jongeren niet als dakloos zien.
In het kaderbesluit Sociale Huur is in een mogelijkheid voorzien tot versnelde toewijzing van een sociale huurwoning. Versnelde toewijzing is onder meer mogelijk voor jongeren niet ouder dan 21 jaar die zelfstandig wonen of gaan wonen met begeleiding van een centrum algemeen welzijnswerk (CAW) en personen die met toepassing van het decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand, zelfstandig wonen of gaan wonen met begeleiding van die erkende dienst. Het principe van de versnelde toewijzing werd geëvalueerd door het Steunpunt Wonen. De opmerkingen daarover worden mee in overweging genomen bij de uitwerking van een vereenvoudigd toewijzingssysteem aan deze kwetsbare doelgroepen in het kader van een vereenvoudiging van het sociaal huurbesluit, aldus de minister in antwoord op mijn schriftelijke vraag van 18 december 2017.
Met zo weinig financiële middelen, bovenop het isolement waarin zij vaak verzeild zijn, wordt de integratie en de handhaving in de maatschappij voor deze jongeren extra bemoeilijkt. Wanneer zij starten aan het zelfstandig leven met een schuldenlast, loert armoede nog meer om de hoek.
Is de visie van de OCMW’s om jongeren die uitstromen uit een instelling niet als dakloos te beschouwen in overeenstemming met uw visie inzake armoedebestrijding, meer bepaald met de doelstelling om te voorkomen dat mensen in armoede en sociale uitsluiting terechtkomen?
Momenteel is de huursubsidie gekoppeld aan de federale installatiepremie. Acht u het wenselijk om een automatische koppeling te maken tussen jongeren die uitstromen uit de jeugdhulp en de huursubsidie? Op die manier zou men toch nog een beroep kunnen doen op de huursubsidie, indien een OCMW geen installatiepremie toekent.
Is er ondertussen al zicht op hoe het systeem in verband met versnelde toewijzing voor kwetsbare doelgroepen vereenvoudigd kan worden? Op welke manier kan deze vereenvoudiging een antwoord bieden op deze problematiek van jongeren die uitstromen uit de jeugdhulp?
De heer Parys heeft het woord.
Mevrouw Schryvers verwees er al naar. Het is onder andere een artikel in De Standaard van 23 april 2018 dat de enquête van Caritas blootlegde en sprak over de financiële moeilijkheden van jongeren die op volwassen leeftijd de jeugdhulp verlaten en zelfstandig willen gaan wonen. Vroeger werden jongeren ‘ontslaan’ uit een jeugdinstelling met een spaarpotje omdat een deel van hun kindergeld werd gespaard. Het ging dan over bedragen tot 2000 euro.
De enquête van Caritas werd gehouden bij 25 voorzieningen en organisaties die jongeren residentieel opvangen en begeleiden naar zelfstandig wonen. De jongeren worden door OCMW’s zelden gezien als dakloos waardoor een federale installatiepremie vaak geweigerd wordt.
Hoe kan de Vlaamse installatiepremie die in de huursubsidie vervat zit, helpen om jongeren die uitstromen uit de jeugdhulp extra bij te staan in hun traject richting zelfstandig wonen in een private huurwoning of een SVK-woning (sociaal verhuurkantoor)?
Het verkrijgen van de huursubsidie kan tot en met vier maanden duren. Bestaan er mogelijkheden om jongeren die uit de jeugdhulp uitstromen sneller toegang te geven tot een huursubsidie? Zult u deze mogelijkheden onderzoeken?
Minister Homans heeft het woord.
Ik heb het rapport van Caritas ook doorgenomen en ik heb precies toch een andere lezing dan sommige anderen, en dan kijk ik vooral in de richting van mevrouw Schryvers. Ik heb uit dat rapport helemaal niet begrepen dat het de visie is van alle OCMW’s om jongeren die uitstromen uit een instelling per definitie niet als dakloos te beschouwen. (Opmerkingen van Katrien Schryvers)
U ook niet? Dan zijn we het eens. In de vraag die u had ingediend, leek dat wel zo.
Dan waren er vragen over de installatiepremie. De installatiepremie van het OCMW vormt inderdaad een van de mogelijke toegangsgronden tot de huursubsidie. Er zijn ook nog andere mogelijkheden om aan een huursubsidie te geraken zonder dat die is gekoppeld aan de installatiepremie.
Als een OCMW geen installatiepremie toekent, dan is daar een gegronde reden voor. Ik heb mij geïnformeerd bij een aantal OCMW's en ze doen wel degelijk onderzoek. Het is niet dat ze zich daar gemakkelijk van af maken. Ze zijn ook begaan met het lot van de jongeren en natuurlijk ook met het lot van iedereen die zich wendt tot het OCMW.
Het is niet zo dat er een algemene visie is van de OCMW’s om jongeren die uitstromen uit een instelling niet als dakloos te beschouwen. De OCMW’s nemen elke aanvraag in overweging. We mogen er in deze commissie ook niet per definitie van uitgaan dat elke jongere die uit de jeugdhulp komt, per definitie dakloos is. Dat is niet altijd zo. Ik zeg niet dat er geen gevallen zijn waar dat wel zo is, maar zeggen dat elke jongere die uitstroomt uit de jeugdhulp per definitie dakloos is, klopt ook niet.
Om in aanmerking te komen voor de installatiepremie dient men echter te voldoen aan een aantal voorwaarden. Ik begeef me hiermee volledig op de federale wetgeving, maar ik zal het toch zeggen omdat het ene gekoppeld is aan het andere. Ik reken erop dat de OCMW’s de afweging op een goede manier maken en jongeren in een precaire situatie toegang verlenen tot een installatiepremie. Ik herhaal mijn vertrouwen in de OCMW’s in dezen.
Het is dus de voorafgaande beslissing van het OCMW dat in feite al dan niet het recht op een huursubsidie opent. In die zin zie ik niet in waarom er vanuit de huursubsidie alsnog in een uitzondering zou moeten worden voorzien. Door de toegangsgrond te beperken tot die gevallen van dakloosheid waar effectief een installatiepremie is verleend door het OCMW, zijn we zeker dat de meest behoeftigen een recht verwerven op de huursubsidie. Ik kom daarmee terug op wat ik daarnet heb gezegd, namelijk dat niet elke jongere die uitstroomt uit de jeugdhulp per definitie dakloos is. Dat is gewoon een feit.
Wat de wijziging van het kaderbesluit Sociale Huur betreft, stel ik een aantal concrete aanpassingen voor die de woonsituatie van de meest kwetsbare jongeren en jongvolwassenen moet verbeteren.
In het kaderbesluit Sociale Huur staat een versnelde toewijzing of voorrangsregelgeving van 5 procent die aan bepaalde kwetsbare groepen wordt toegewezen. Zij kunnen dus een versnelde toewijzing krijgen bij de sociale huisvesting of sociale verhuurkantoren. OCMW's zullen voortaan in staat worden gesteld om een versnelde toewijzing te vragen voor jongeren die zelfstandig wonen of gaan wonen met begeleiding van een OCMW. Hiermee kom ik tegemoet aan de vraag in het werkveld om OCMW’s die jongeren begeleiden bij het zelfstandig wonen, ook te beschouwen als dienst begeleid zelfstandig wonen. Zodoende worden deze jongeren in staat gesteld om zich als minderjarige in te schrijven voor een sociale huurwoning.
Andere wijziging om tegemoet te komen aan deze problematiek is dat de begeleiding zich minimaal richt tot de aspecten die met het behoud van de woonst te maken hebben. Daarnaast wordt de jongere, indien nodig, ondersteund bij praktische zaken zoals het zoeken naar een opleiding of werk, organiseren van administratieve en huishoudelijke taken, vrijetijdsbesteding enzovoort.
Ik stel ook nog voor dat de voorwaarde dat een jongere niet ouder mag zijn dan 21 jaar en niet onder de toepassing van het decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand mag vallen, geschrapt wordt. Op die manier sluit het versneld toewijzen aan jongeren beter aan op de evoluties binnen het algemeen welzijnswerk, meer bepaald het verder ontsluiten en uitbouwen van samenwerkingen die de overgang tussen jeugdhulp en volwassenhulp verbeteren.
Mijnheer Parys, als het verwerven van een huursubsidie tot vier maanden kan duren, dan is dat vooral omdat er nog een conformiteitsonderzoek uitgevoerd moet worden in de woning waarvoor de huursubsidie aangevraagd wordt. Niettegenstaande een steeds meer verregaand en performanter digitaliseringsproces, blijft dit arbeidsintensief aangezien in samenspraak met de aanvrager een onderzoek ter plaatse ingepland moet worden en de woning ter plekke gecontroleerd moet worden om na te gaan of ze voldoet aan de minimale woningkwaliteitseisen. Ik vind dat nog altijd heel belangrijk. We geven een sociale tegemoetkoming aan bepaalde groepen in onze maatschappij die het nodig hebben. Als ik dit doe vanuit mijn bevoegdheid Wonen, dan kunnen we echt geen millimeter toegeven op de woningkwaliteit. We mogen de woningkwaliteit zeker niet laten vallen om sneller toe te wijzen. Ik neem aan dat dit ook niet de insteek was van uw vraag.
Ik kan wel meegeven dat het Agentschap Wonen-Vlaanderen bekijkt op welke manier er eventueel externe controleurs kunnen worden ingeschakeld om tot een snellere dienstverlening te kunnen overgaan. Dat sluit eigenlijk een beetje aan bij de vraag van mevrouw Partyka van daarnet. Ik zou niet liever willen dan de huursubsidie te digitaliseren, maar dan moeten we inboeten op kwaliteit en dat wil ik niet. Ik vind het kwaliteitsonderzoek nog altijd onontbeerlijk.
Mevrouw Schryvers, ik hoop deels aan uw vragen tegemoet gekomen te zijn met een aantal aanpassingen in het kaderbesluit Sociale Huur die zeer nauw aansluiten bij de vragen die u beiden hebt gesteld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Wat betreft uw voorafgaande opmerking: ik heb niet gezegd of gesuggereerd dat elk OCMW een installatiepremie zou weigeren of jongeren die uitstromen uit de jeugdhulp sowieso niet als dakloos zouden zien. Ik heb alleen verwezen naar de studie van Caritas en de persberichten die daarover zijn verschenen, waarin staat dat een aantal OCMW's die toepassing maken en een aantal OCMW’s een andere. Als de formulering bij u anders is overgekomen, dan excuseer ik mij daarvoor. Maar daar gaat het eigenlijk niet over.
Het gaat over het feit dat we allemaal bekommerd zijn dat kwetsbare jongeren die uitstromen uit de jeugdhulp, op een goede manier in het leven kunnen staan, een zelfstandig leven kunnen opbouwen en dat ze daartoe de nodige middelen en de nodige omkadering krijgen. Het is natuurlijk heel paradoxaal dat we enerzijds zien dat jongeren die wel terechtkunnen in een geborgen thuissituatie steeds langer thuisblijven, maar anderzijds dat jongeren in de jeugdhulp zonder dat netwerk en die context om zich heen uitstromen op hun 18 jaar of zelfs al vroeger in kamertraining en het maar zelf moeten zien te rooien. Er is absoluut nood aan dat we die jongeren op alle mogelijke manieren ondersteunen.
U weet dat natuurlijk zelf heel goed, want u bent zelf OCMW-voorzitter geweest in een grootstad waar de problematiek natuurlijk a fortiori aanwezig is. Ik ben OCMW-voorzitter in een middelgrote gemeente en ik zie het ook steeds meer. Jongeren moeten op 18 jaar op hun eigen benen staan. Dat zijn natuurlijk jongeren die uitstromen uit de jeugdhulp, maar ook heel wat jongeren die daarom niet residentieel in de jeugdhulp hebben verbleven maar die wegens een thuissituatie op 18 jaar op eigen benen moeten staan.
Er is natuurlijk veel meer nodig dan bijvoorbeeld de toekenning van een leefloon, want ze hebben een kader en begeleiding nodig. Daar proberen we vanuit de OCMW's, maar vanuit ook heel wat andere diensten op een heel geëngageerde manier voor te zorgen, maar het financiële moet er natuurlijk ook zijn. Ze moeten ook de middelen hebben om zelfstandig te kunnen wonen.
Daarvoor is natuurlijk de toegang tot sociale huurwoningen of woningen van een SVK van belang, maar natuurlijk ook de financiële mogelijkheden om zelfstandig te kunnen wonen. Dat betekent een inkomen op een of andere manier. Heel wat OCMW's begeleiden zo'n jongeren met een leefloon in het afwerken van hun studies. We weten allemaal hoe versterkend dat is. Ze hebben dat natuurlijk ook nodig om zich te kunnen settelen op hun eigen stek.
Ik weet ook wel dat de OCMW’s alle dossiers individueel bekijken. Mijn bekommernis is dat er toch een andere toepassing zou zijn binnen de verschillende OCMW's. We onderschrijven toch allemaal dat het gaat om een heel kwetsbare doelgroep.
U zegt dat ze niet allemaal dakloos zijn. Van diegenen die uitstromen uit jeugdhulp zijn er weinig die zomaar ergens anders terechtkunnen. We mogen hen toch ook niet precies verplichten om dakloos te worden om dan een beroep te kunnen doen op tegemoetkomingen. Integendeel, hoe sneller we ingrijpen en ondersteunen, hoe meer mogelijkheden er zijn om ze sneller op weg te zetten. Zijn ze niet dakloos, dan zijn ze toch wel allemaal thuisloos. Dat duwtje in de rug moet er zijn.
Ik ben absoluut tevreden met uw antwoord op mijn laatste vraag. Ik heb begrepen dat u de versnelde toewijzing of voorrangsregeling eigenlijk wilt verruimen en breder maken, niet alleen naar jongeren die uitstromen uit de jeugdhulp maar ook naar jongeren die zo op eigen benen moeten gaan staan en daarin begeleid worden door het OCMW. Ik stel steeds vaker vast dat er veel jongeren zijn die al zo jong helemaal op eigen benen moeten staan. U zult die toegang verhogen, heb ik begrepen. Het is dus niet alleen voor jongeren die uitstromen uit de jeugdhulp, maar ook voor jongeren die begeleid worden door het OCMW.
Ik heb ook begrepen dat u iets wilt doen aan de leeftijdsvoorwaarde van 21 jaar. We kijken daarnaar uit, want dit zou absoluut een positieve ingreep zijn om jongeren te helpen.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik heb drie heel belangrijke dingen gehoord. Zoals mevrouw Schryvers aangaf, ben ik ook blij dat de OCMW's in staat zullen worden gesteld om een versnelde toewijzing te vragen voor jongeren die zelfstandig wonen en dat de leeftijdsvoorwaarde wordt versoepeld. Dat kan een heel belangrijk effect hebben in de praktijk. Dat is een heel concreet antwoord op een vraag die leeft, namelijk dat jongeren van 18 jaar toch al in aanmerking kunnen komen voor een versnelde toewijzing. Dat is echt een heel belangrijke maatregel.
Tweede belangrijke maatregel betreft de 21 jaar. Vandaag is het zo dat als je in een module begeleid zelfstandig wonen zit die door Jongerenwelzijn wordt opgenomen, je die niet kunt combineren met eentje die door het CAW wordt opgenomen. In de commissie Welzijn hebben we het heel vaak over de brug naar jongvolwassenheid. Het stokje doorgeven van de jongerenhulpverlening naar de volwassen hulpverlening verloopt vaak heel moeilijk. Door wat de minister aankondigt, zullen we daar heel concreet een verschil in kunnen maken en zullen we ervoor kunnen zorgen dat het CAW op een heel geleidelijke manier de begeleiding, als die nodig is, overneemt van Jongerenwelzijn. Dat is een tweede heel belangrijk element in uw antwoord.
Ik vind het positief dat u zult nagaan of u kunt werken met externe controleurs om die termijn van vier maanden naar beneden te halen.
Ik heb uiteraard begrip voor het feit dat wij geen middelen kunnen toekennen aan mensen om ergens te gaan wonen waar het niet conform is. Dat zou nogal contradictorisch zijn in ons beleid, maar we zouden de maximumtermijn van vier maanden naar beneden kunnen krijgen. We zouden dat kunnen doen door de inzet van externe controleurs, en dat zou een heel groot verschil betekenen. Ik heb dus drie heel positieve elementen gehoord.
Minister, Valerie Van Peel heeft in de Kamer een wetsvoorstel ingediend om de federale installatiepremie te herbekijken. Er zijn een aantal hoorzittingen geweest. Ik zou gewoon willen vragen dat er maximaal wordt afgestemd zodat alles wat opnieuw wordt onderzocht op het federale niveau in verband met de federale installatiepremie, congruent is met wat wij op het Vlaamse niveau gaan doen.
Minister Homans heeft het woord.
Wat uw laatste opmerking betreft: uiteraard volgen wij dit op want het heeft natuurlijk ook gevolgen voor ons beleid.
Er zijn niet echt veel bijkomende vragen gesteld. Ik wil wel nog meegeven dat – en het is in uw repliek naar voren gekomen – het de lokale besturen zijn die het best zijn geplaatst om een bepaalde situatie van een jongere te kunnen screenen. Het zou verkeerd zijn dat het allemaal van bovenaf zou gebeuren. De lokale besturen staan ook het dichtst bij de bevolking. U bent zelf voorzitter van het OCMW van Zoersel, u weet dus ook hoe het in de praktijk werkt.
Ik ben ook van mening dat, als een OCMW of een lokaal bestuur een situatie onderzoekt en screent en besluit om bijvoorbeeld geen installatiepremie toe te kennen, men wel een reden zal hebben om dat niet te doen. Goed, het is aan de lokale besturen zelf om te bepalen waarom ze bepaalde zaken niet doen.
Ik wil besluiten met te zeggen dat – en dat is ook toegegeven en erkend door de beide vraagstellers – we vanuit het woonbeleid natuurlijk ook al heel veel doen, ook voor de precaire doelgroepen. Ik ben blij dat de beide vraagstellers mijn bijkomende inspanningen in het kader van die 5 procent die we nu hebben, erkennen zodat jongeren, over wie het in deze vraagstelling gaat, niet te veel hindernissen ondervinden om tot die 5 procent te kunnen behoren. Dank voor de appreciatie daarvoor.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de aanvulling.
Mijn belangrijkste bekommernis bij de eerste vraag was de interpretatie van dakloosheid door de OCMW's. Ik denk dat het toch wel van belang is, met alle respect voor de manier waarop zij die beoordeling doen, om dat op een goede manier op te volgen zodat er toch wel moeite wordt gedaan voor een uniforme beoordeling. Dan krijgen jongeren waar ze recht op hebben, en ze krijgen vooral de ondersteuning om bij de start van het zelfstandig zijn en zelfstandig wonen, al niet in extreem moeilijke situaties terecht te komen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.