Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over de problemen betreffende de cumulatie van opleiding en uitkering
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, ik heb deze vragen een tijdje geleden al ingediend, misschien is de inhoud al een beetje achterhaald, ik heb er links en rechts al een en ander over gelezen. Het komt op het volgende neer.
Eind 2017 besliste de federale overheid dat iemand die uitkeringsgerechtigd is én werkzoekend nog maximaal 363,48 euro mag bijverdienen op jaarbasis bovenop de uitkering. Voordien lag de grens op 1303 euro. Dat is nu de realiteit. Men heeft het jaarlijkse bedrag dus met 630 euro verminderd.
In Vlaanderen hebben we een shift gekend van gesubsidieerde tewerkstelling – of het verstoppen van mensen in van alles – naar de empowerment van mensen via stages, opleiding en tijdelijke werkervaring. We noemen dat de ‘Philippe-de-hervormer-beweging’. Die is doorgezet. Dat betekent natuurlijk dat al die mensen die stage doen en een werkloosheidsuitkering ontvangen daarbovenop een soort productiviteitspremie, een incentive, afhankelijk van het traject waarin ze zitten in het kader van tijdelijke werkervaring.
Er zijn nogal wat geruchten of berichten: federaal heeft dat plots beslist en dat doorkruist heel ons Vlaams empowermentverhaal. Blijkbaar zouden zelfs een aantal mensen die dat traject volgen al een brief hebben gekregen dat ze geld moeten terugstorten waar ze recht op hebben door die federale wijziging, de fameuze cumulatieregeling.
Minister, is deze cumulregeling van toepassing op alle vormen van werkplekleren: de IBO, cursistenvergoedingen en werkervaringsstage? Heeft deze cumulregeling impact op onze hervorming inzake de werkervaring? Welke stappen hebt u al ondernomen of zult u ondernemen om dat recht te trekken?
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik heb een vraag over dezelfde problematiek. Mijn vraag was ingediend voor de SERV zijn advies heeft gepubliceerd over het besluit van de Vlaamse Regering over de hervorming werkplekleren. Zij kaarten daarin het probleem aan van de aanpassing van de federale cumulregeling. Deze aanpassing heeft een rechtstreekse impact op de vergoedingen van Vlaamse werkzoekenden. Het kan niet de bedoeling zijn dat werkzoekenden financieel worden gesanctioneerd als ze een stap zetten naar opleiding, stage of werkervaring.
Het probleem komt nu scherp tot uiting bij de beroepsinlevingsovereenkomst (BIO). Die werkzoekenden hebben nu al een terugvordering gekregen van de RVA. Die mensen zijn in een BIO gestapt na bemiddeling door VDAB en krijgen nadien de factuur gepresenteerd. Dat kan echt niet de bedoeling zijn. De facturen gaan van 1300 tot 1400 euro. Als een werkzoekende dat ineens krijgt toegestuurd, is dat schrikken. Dat is een probleem voor die werkzoekenden, dat is absoluut te vermijden.
Mijn eerste vraag is een beetje achterhaald. U hebt natuurlijk ook het advies van de SERV gekregen. U bent dus op de hoogte van de problematiek? (Instemming van minister Muyters)
Hebt u reeds contact gehad met federaal minister van Werk Peeters? Ik ga ervan uit dat u intens overlegt over het arbeidsmarktbeleid, dat u probeert elkaar te versterken. Ik denk dat het niet de bedoeling is dat een federale wijziging voor problemen zorgt op Vlaams niveau. Bovendien zeggen de sociale partners u nu dat u moet wachten met de hervorming van de opleidingsinstrumenten, want zonder zekerheid voor de werkzoekende is dat absoluut te vermijden, er zouden meer problemen worden gecreëerd dan er vandaag zijn.
Hebt u een overleg gehad en wat is het resultaat? Wat is het standpunt dat u ten aanzien van de federale minister van Werk hebt ingenomen of zult innemen?
Wat gaat u doen voor de werkzoekenden die zo'n invordering hebben gekregen om ervoor te zorgen dat ze uit de problemen geraken?
Hebt u met VDAB samengezeten om na te gaan hoe dat is kunnen gebeuren? Het is natuurlijk wel zo dat zo’n BIO het resultaat is van een bemiddeling tussen de werkzoekende en VDAB. De werkzoekende krijgt dat aangeboden. Normaal gezien zou VDAB op dat moment moeten weten welke implicaties dat heeft. Hoe komt het dat VDAB dat niet wist? Is hij niet op de hoogte? Op een bepaald moment wordt de federale wetgeving toch ook gepubliceerd en zou men mogen verwachten dat VDAB, net zoals elke burger, weet welke wetgeving effectief van toepassing is op de werkzoekende.
Is er een mogelijkheid voor werkzoekenden om een soort ruling te krijgen van VDAB om te weten wat de gevolgen zijn voor hun inkomen? Het is eigenlijk een soort algemene inschatting a priori. Vanuit uw algemene principes stelt u voorop dat het volgen van een opleiding geheel kosteloos is. Het is dan ook belangrijk om dit effectief te kunnen garanderen zodat werkzoekenden achteraf niet de factuur gepresenteerd krijgen.
Minister Muyters heeft het woord.
Collega's, u had het al juist ingeschat. Nog voor de sociale partners het in hun advies hadden gegeven, was ik al op de hoogte van de problematiek. De cumulregeling van de RVA heeft geen impact op de huidige IBO-regelgeving of op de werkervaringsstages zoals vandaag opgenomen in de huidige regelgeving. Er is enkel een impact op de minimumvergoeding in het kader van de BIO.
Voor de lopende BIO’s heb ik VDAB de opdracht gegeven om overleg te plegen met zijn collega's. Daarbij kan ook worden nagegaan of er mogelijkheden zijn voor de ruling. Ik ga zelf de problematiek aankaarten op het Overlegcomité van volgende week woensdag. In afwachting van de resultaten van dat overleg dat VDAB pleegt of aan het plegen is en van de reacties van het Overlegcomité, zullen we ons als VDAB in elk geval moeten beperken tot het verstrekken van informatie.
Wat betreft de impact op de hervorming van de cursistenvergoeding en het werkplekleren, is er reeds overleg geweest, ook met het kabinet van federaal collega Kris Peeters, op 23 april. De analyse van de knelpunten in het kader van de hervorming werd op 8 mei via een formeel schrijven ook aan hem overgemaakt. We zijn dus in overleg met de minister. We volgen dit dossier duidelijk verder op, maar wachten nog op een concreet standpunt van het kabinet van Kris Peeters over de hervorming van het werkplekleren. De vraag van de sociale partners over de combinatie van wat wij willen hervormen en wat er op het federale niveau gebeurt, is gesteld. Ik wacht op een antwoord.
Sinds de invoering van de cumulregeling eind vorig jaar informeerde VDAB de werkgevers en indien mogelijk ook de stagiair en de bemiddelaar in kwestie bij elke nieuwe BIO die werd afgesloten. Wat betreft de aanpassing van de federale regelgeving, verwijs ik uiteraard naar de uitbetalingsinstelling. Informatie over aanpassingen aan het federale regelgevend kader vallen binnen de bevoegdheid van de uitkeringsinstellingen. We mogen ook niet vergeten dat in de huidige regelgeving met betrekking tot de BIO de werkgever niet verplicht is om de coördinator van de stagiair in kwestie door te geven. VDAB kan met andere woorden niet eens zien welke stagiairs er vandaag zijn in een BIO-statuut. Dit is één van de wijzigingen die we plannen in de hervorming van BIO.
Het is dus een problematiek waar ik spijtig genoeg nog geen conclusie aan kan koppelen. Het is een problematiek waar we heel sterk mee bezig zijn omdat het fundamentele consequenties heeft. Ik zal het, zoals gezegd, ook aanhalen op het Overlegcomité. Het is geen VDAB-ruling, maar een RVA-ruling die moet gebeuren en we zullen daar dan nagaan wat de mogelijke oplossingen kunnen zijn.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Als ik u goed begrijp, is het een nog serieuzere problematiek dan ik al dacht. Voor onze fractie staan twee zaken voorop. Het werkplekleren, zoals door u hervormd, moet in zijn integraliteit stand kunnen blijven houden. Dat is superbelangrijk. We hebben er zeer lang aan gewerkt. Er is enorm overleg aan voorafgegaan. Het is het actief arbeidsmarktbeleid waar we naartoe moeten. De copernicaanse principes, waar het federale in functie staat van de deelstaten, zijn door velen al aangehaald, ook door sommigen die naar de overkant zijn gegaan. Ik denk dat dat principe eens te meer moet gelden. Er mag echt geen aanpassing komen aan het werkplekleren zoals door u hervormd.
Het tweede principe is het principe van de rechtszekerheid. Het zou echt niet mogen dat mensen die werk zoeken en investeren in zichzelf door in te gaan op opleidingen, op stages enzovoort, de dupe worden van dit verhaal.
Ik kan eigenlijk dus niet meer doen dan mijn volle steun uitdrukken voor het overleg dat u aangaat, en mijn uitdrukkelijke hoop dat die twee principes overeind zullen kunnen blijven. Misschien kan er inderdaad via een ruling met de RVA inzake een aantal trajecten een oplossing worden gevonden. Ik hoop het. We mogen er natuurlijk ook niet te lang mee wachten. Het mag geen uitstel zijn. Ik weet niet of u daar een antwoord op hebt: kan dit een vertraging opleveren voor de uitrol van een aantal instrumenten inzake werkplekleren of -trajecten? Of is dit iets dat op kortere termijn nog kan worden opgehelderd?
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, we kijken uiteraard uit naar de antwoorden die de federale minister zal geven op uw vragen, zowel wat de toekomstige hervorming betreft als de actuele problemen van de mensen die nu in een BIO zitten. Ik denk wel dat we er echt alles aan moeten doen om te vermijden dat die werkzoekenden nu daadwerkelijk gepenaliseerd zijn. Het is natuurlijk altijd wel zo dat iemand bevoegd is. Iedereen heeft een bepaalde bevoegdheid in dezen, maar ten aanzien van die werkzoekende dat argument opwerpen dat het de ene is of de andere die dat moet zeggen... Laten we echt ook voor hen opkomen en er alles aan doen om ervoor te zorgen dat die situatie opnieuw wordt rechtgezet.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik wil de oproep van de collega’s en ook van de minister onderschrijven. Hier moet een goede oplossing voor komen, zij het natuurlijk dat een beperking van die cumulatieregels op zich wel steek houdt. Minister, men is daaraan tegemoetgekomen om op die manier werkloosheidsvallen te vermijden, onder meer op vraag van uw federale fractie, en ook niet onterecht, denk ik. Ik heb echter begrepen dat uw federale collega bereid is tot overleg en een oplossing wil uitwerken. U hebt een en ander op papier gezet, heb ik begrepen, en ik heb begrepen van het kabinet-Peeters dat men zeker bereid is om de nodige oplossingen te zoeken en te vinden.
Minister Muyters heeft het woord.
Dank u wel. Fijn dat u de boodschapper bent van collega Peeters, want ik had dat antwoord nog niet gekregen. Ik heb dus het goede vooruitzicht van een positief antwoord, dan, om dat samen te bekijken en tot oplossingen te komen.
Mevrouw Kherbache, ik ben het helemaal met u eens. We zullen zeker de belangen van de werkzoekenden die in die situaties zitten, ook ten volle ondersteunen.
Mijnheer Ronse, het is veel te vroeg om nu te zeggen of de werkplekhervorming daardoor vertraging oploopt. De bedoeling was dat de aanpassingen zouden gebeuren tegen september, dus we moeten nu volop werken om ervoor te zorgen dat we gewoon verder kunnen met onze hervormingen en dat dit geen vertraging oplevert.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.