Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Soens heeft het woord.
De KU Leuven en de UGent onderzoeken op dit moment de hervorming van het academiejaar. Men wil overstappen naar een meer modulegewijze werking, met vroegere examenmomenten en meer permanente evaluatie. Er heerst echter wat ongerustheid over. Zo’n hervorming is ingrijpend, zowel voor de studenten, het personeel, als de bredere samenleving.
We bespraken dit onderwerp al een paar keer in de commissie. De laatste keer vertelde u dat u wilde bekijken wat er vandaag al aan verschillen bestaat in de academische kalenders. Op 14 februari 2018 zijn de universiteiten en hogescholen samengekomen om over de kwestie te overleggen. Daar waren ook studenten bij betrokken.
Nochtans horen we geluiden dat het proces niet correct zou verlopen. De informatie stroomt moeilijk door, zowel naar de studenten als naar de verschillende instellingen. Een bijkomend argument om de hervorming door te voeren, is dat lectoren en professoren meer zullen moeten doceren via activerende werkvormen. Maar daar is geen enkele garantie voor. De studenten vrezen bovendien voor een sterke verhoging van de studiedruk.
Minister, kunt u een stand van zaken geven over de kwestie? Hoe verloopt de discussie op dit moment onder de instellingen? Welke aspecten van de hervorming worden op Vlaams niveau overlegd? Welke volgende stappen zal men ondernemen? Bracht u intussen de onderlinge verschillen tussen de instellingen in kaart? Welk verder gevolg zult u daaraan geven? Vandaag is er weinig onderzoek naar de doeltreffendheid van de nieuwe indeling van het academiejaar. Zal men onderzoeken wat de meerwaarde is van zo’n hervorming?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Soens, dank u voor deze opvolgingsvraag. We hebben hierover al uitgebreid gediscussieerd in deze commissie, op 1 maart 2018. Ik zei toen dat ik het thema van de herindeling zou agenderen op een eerstvolgend overleg met de Vlaamse Universiteiten en Hogescholen Raad (VLUHR). Een beetje buiten mijn wil om is het overleg van 21 maart weggevallen. Het zal nu plaatsvinden op 9 mei. Ik was beschikbaar, maar zij hebben het geannuleerd. (Opmerkingen. Gelach)
Ik zal op 9 mei informeren naar de manier waarop en het tijdskader waarbinnen men de discussie verder wil voeren.
Op 1 maart noemde ik reeds de voor mij cruciale aspecten hierin: dat instellingen onderling blijven afstemmen zodat we niet eindigen met een onmogelijke potpourri en dat het debat overal gevoerd wordt met álle betrokkenen, en dus zeker ook met de studenten.
Aangezien de beslissing over de indeling finaal een beslissing van iedereen is, is het onmogelijk de studenten zo maar te passeren. Ik wens dat ook niet. Wat dat betreft, sta ik aan de zijde van de studenten. Ze zitten mee aan tafel in de inspraak- en bestuursorganen van de universiteiten en de hogescholen. We discussiëren hier vaak over de mate waarin de participatie al dan niet werkt of over de vraag waarvoor studenten kunnen worden gemotiveerd. Dat is een thema bij uitstek waarvan ik vind dat de studenten zeker kunnen worden gemotiveerd en gemobiliseerd om actief mee te denken.
Wat de vraag over het grondig onderzoek betreft, heb ik op 1 maart 2018 een aantal verschillen in de organisatie van het academiejaar in enkele instellingen gegeven. Daaronder viel ook de aanpak in Hasselt. Ik wilde illustreren dat er in Vlaanderen een zekere diversiteit is. Het is niet mijn bedoeling nu zelf verder de huidige kalenders te onderzoeken. Het overlegproces moet lopen. Ik vind dat elke instelling dat met zijn studenten moet bespreken. Er moet onderling worden overlegd. Als het niet wordt afgeblazen, zullen we hier op 9 mei 2018 nog eens op doorgaan.
Wat de doeltreffendheid betreft, wacht ik het gesprek met de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) af. Ik ga zeker akkoord dat een hervormingsvoorstel op een zeer grondige analyse moet worden gesteund. Voorlopig heb ik geen aanwijzingen dat ze over één nacht ijs zouden gaan.
Eergisteren ben ik geïnterviewd door de nieuwe redactie van het Leuvense magazine Veto. Er is een salvo aan vragen over de nieuwe indeling afgevuurd. Er was bij die studenten toch enig scepticisme. Ik heb hen aangeraden hun participatiemogelijkheden voluit te gebruiken en in overleg te treden.
Mevrouw Soens, voor mij is het vooral van belang dat de finale beslissing wordt gebaseerd op goede argumenten en op breed overleg met alle stakeholders. Dat proces loopt. U mag gerust na 9 mei een nieuwe opvolgingsvraag stellen. U kunt misschien eerst eens bellen om te vragen of de vergadering heeft plaatsgevonden. Ik houd dit in het oog. Dit wordt zeker opgevolgd.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister, ik kijk uit naar het overleg op 9 mei 2018. Het is jammer dat het vorig overleg is geannuleerd, want anders zouden we nu al wat meer nieuws hebben gekregen over de stand van die hervorming van het academiejaar. Ik denk we in het Vlaams Parlement de krachtlijnen delen die u hebt aangehaald. Er mag geen potpourri van verschillende academische kalenders komen. Er kan uiteraard een beetje verschil zijn. Dat is nu ook al het geval. Er mogen echter geen al te grote verschillen komen. Het is uiteraard zeer belangrijk dat dit gebeurt in goed overleg met de studenten en met het personeel. Het personeel is ook een zeer belangrijke stakeholders in dit gebeuren. Als het overleg op 9 mei 2018 wel plaatsvindt, zal ik daar nadien op terugkomen.
De heer Cordy heeft het woord.
Voorzitter, we hebben het hier al uitgebreid over gehad. Ik kijk ook uit naar het antwoord. Tijdens de vorige discussie is trouwens gebleken dat er wel een consensus is. Ik denk dat er zeer goede argumenten moeten zijn, maar de insteek van de gebruikte argumenten om al dan niet te hervormen, moet juist zijn. De focus moet liggen op de pedagogische meerwaarde. De hervorming moet in de eerste plaats in het belang van de studenten zijn. Andere overwegingen kunnen belangrijk zijn, maar zijn daartegenover secundair.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Cordy, ik ben het eens met uw opmerking. Het moet een hervorming zijn in het belang van de studenten. Ik maak me wel wat zorgen om die studentenparticipatie. We zullen daar ooit eens op moeten terugkomen. We zien dat het enthousiasme voor de formele participatie niet toeneemt. Ik vind dit bij uitstek een thema dat de studentenharten moet beroeren. We moeten echt zoeken hoe we hierover tot een goed gesprek kunnen komen. Ik heb de studentenverenigingen een paar keer op mijn kabinet uitgenodigd. Dat zijn zeer dynamische gesprekken. In de formele structuren voelen ze zich precies wat minder als een vis in het water. We moeten hun belangen dan ook zeker goed bekijken. De universiteiten waarmee ik al persoonlijk heb gesproken, zonder formeel overleg te voeren, hebben echt de intentie de studenten centraal te stellen. Ze willen dat in de mate van het mogelijke tussen de universiteiten afstemmen.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Ik wil het nog heel kort over de studentenparticipatie hebben. We horen dat de informatie moeilijk naar de studenten doorstroomt. Als het de bedoeling is de studenten te laten participeren, moeten ze natuurlijk volwaardige partners zijn en moeten ze over alle informatie beschikken. Dit is een aandachtspunt dat we vanuit het Vlaams Parlement moeten opvolgen. De informatie moet effectief naar de studenten en naar het personeel doorstromen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.