Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
We hebben het in de mediacommissie al dikwijls gehad over de behoefte van de hele mediasector aan een betaalbaar, technologieneutraal, accuraat en crossmediaal meetsysteem om zowel het kwantitatieve als het kwalitatieve mediagebruik in kaart te brengen. Dat is heel belangrijk voor de reclame-inkomsten van alle mogelijke zenders. De huidige CIM-audimetrie (Centrum voor Informatie over de Media) voor kijk- en luistercijfers werkt immers met sterk verouderde methodieken, namelijk dagboekregistratie voor radiobereik en meettoestelletjes bij amper 750 Vlaamse gezinnen voor televisiebereik. Het online mediagebruik zoals het bekijken van audio- of videofragmenten wordt dus niet geregistreerd maar kent wel een toenemend succes. Vooral voor de regionale televisiezenders is het verouderde meetsysteem een probleem omdat hun onlinebereik niet mee verrekend wordt in hun bereikvergoeding. Een groot deel van hun inkomsten hangt ervan af. Integendeel, hoe minder mensen er lineair of uitgesteld kijken via hun tv-toestel, hoe minder bereikvergoeding ze ontvangen, terwijl ze misschien net meer mensen bereiken met hun online berichten via sociale media. Wij als commissie en ook u, minister, staan er wel achter dat er ook online wordt gewerkt door de traditionele zenders.
Wij hebben daar in het Rapport over de Mediaconcentratie 2017 van de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) wat uitleg over gekregen. Op pagina 175 staat: “Tegenwoordig zijn er veel meer mogelijkheden om tv te kijken. Dit zorgt voor uitdagingen om consumentendata te aggregeren tussen verschillende apparaten en verschillende formaten – website, mobiel, applicatie, platform van derden. Iedereen is op zoek naar goede meetinstrumenten om cross-platformgedrag te volgen. Maar om dat soort data te bekomen moeten de – traditionele – omroepen in onderhandeling treden met andere spelers die een meer directe relatie hebben met de kijker en gedrag accurater kunnen monitoren, zoals telecomspelers en platformen.
In Vlaanderen zijn dergelijke onderhandelingen lopende. Binnenkort wordt de kijkcijfermeting van het CIM opgewaardeerd. Steeds meer mensen kijken online en die cijfers worden momenteel niet meegeteld. In een eerste fase wordt, op programmaniveau, meegedeeld hoeveel kijkers online naar een bepaalde uitzending keken. Via welk medium ze dat deden, speelt daarbij geen rol. Eerst gaat het om de cijfers van het aantal opgestarte programma’s. In een tweede fase zal ook het aantal minuten dat naar zo’n online programma gekeken wordt een rol spelen.
Er lopen ook gesprekken met Google, Netflix en de telecomspelers om informatie te delen. De combinatie van die verschillende bronnen moet tegen 2019 leiden tot een nieuwe, nog betrouwbaardere meetmethode. In het ideale scenario wordt het panelonderzoek dan niet alleen met online cijfers, maar ook met de gegevens van de digiboxen gecombineerd.”
Minister, we hebben het daar ook over gehad tijdens de bespreking van uw conceptnota over regionale televisie op 19 oktober 2017. Toen hebt u daar al een en ander over gezegd: “Samen met de regionale omroepen en de VRT ben ik er grote voorstander van om te komen tot een meetinstrument dat bereik en betrokkenheid op crossmediale wijze meet. (...) Wat wel deels een antwoord op korte termijn biedt, is het herstellen van het gecentraliseerde research- en kenniscentrum binnen RTVM – of een andere partner – zodat de nodige omkadering, begeleiding, analyse en duiding ten dienste van de stakeholders van regionale televisie gegenereerd kan worden. Hierbij zal extra aandacht moeten gaan naar het komen tot relatieve bereikcijfers, dus komen tot het percentage bereik door de absolute bereikcijfers af te wegen met het bevolkingsaantal per zendgebied.”
Verder zei u: “De VRT heeft mij inmiddels laten weten dat er tussen de partners is overeengekomen om voor de volgende drie jaar te kiezen voor een voortzetting van de bestaande dagboekmethodologie. Praktisch zal wel worden overgestapt van gedrukte dagboeken naar digitale dagboeken en een invulapp. Dat lijkt nogal evident, maar het zal de zaken efficiënter maken. Er zal ook een passieve test gebeuren met een passieve meetmethode, maar momenteel is er nog geen draagvlak bij de partners van het CIM om te komen tot een passieve meting.” U verwees ook naar de beheersovereenkomst van de VRT die met andere mediabedrijven, en dus ook de regionale omroepen, wil samenwerken om een accuraat crossmediaal meetinstrument te ontwikkelen en toe te passen. Ik ga niet herhalen wat u toen nog allemaal hebt gezegd, maar ga meteen over naar mijn vragen.
Wat is de huidige stand van zaken van het CIM+-project? Is de invulapp beschikbaar en hebben de mediapartners al een akkoord bereikt over het gebruik van de nieuwe methodologie? Welke mediapartners zijn hierbij betrokken? Is er al een oplossing gevonden voor de vraag van de regionale tv-omroepen om ook hun bereik op regionaal niveau te meten, want de CIM-cijfers worden enkel provinciaal gemeten? Wat is de stand van zaken van het project om een nieuw accuraat crossmediaal meetsysteem te ontwikkelen volgens de strategische doelstelling 1 uit de beheersovereenkomst 2016-2020 met de VRT die hen aanmoedigt om een technologieneutraal meetsysteem uit te bouwen? Ze nemen wel drie jaar de tijd, maar is er al gestart? Het gaat immers snel. Welke mediapartners zijn hier ondertussen eventueel bij betrokken? U hebt gezegd dat u pas gaat investeren als u weet wat zij gaan doen, maar als er al sprake zou zijn van een nieuw instrument in opbouw, zou dat dan een investeringssubsidie van de Vlaamse overheid vergen, en hoe groot zou die zijn? Die laatste vraag is misschien nogal toekomstgericht, maar op de eerste vragen zou ik graag een duidelijk antwoord krijgen. We mogen niet talmen, het mag stilaan vooruitgaan. We zijn ondertussen al een stukje gevorderd in 2018, 2019 nadert. Die drie jaar zullen sneller voorbij zijn dan ons lief is, dus graag een antwoord.
Minister Gatz heeft het woord.
De missie van het CIM is om met de beschikbare middelen zo goed mogelijk het snel veranderende mediagebruik te meten. De middelen zijn in een kleine markt vanzelfsprekend beperkt. Een andere beperking is dat interessante databronnen vaak niet toegankelijk zijn voor het CIM. Dat belet niet dat het CIM vandaag al een zeer divers palet aan meettechnieken inzet die in de nabije toekomst nog uitgebreid en geïntegreerd zullen worden. Ik overloop die kort met u.
Een eerste is Total Video in de klassieke televisie. Het CIM maakt gebruik van een gezinspanel, minimaal 750 in Vlaanderen, om het klassieke televisiegebruik te meten. Deze methodologie is stabiel, zeer gedetailleerd en internationaal nog altijd de zogenaamde ‘best practice’. Het nadeel is dat dit onderzoek zeer duur is, en de panels dus altijd kleiner zijn dan gewenst. Een gezinspanel is in Vlaanderen geen betaalbaar alternatief om elke regionale televisieomroep correct te meten. Dat weten we, dat hebt u terecht herhaald. Er is bij de toetreding van de regionale zenders tot de CIM TV-studie dan ook afgesproken om enkel te werken met totaalbereikcijfers voor alle zenders samen.
Er is de Total Video-oplossing voor video over IP. Het CIM meet vandaag binnen zijn internetstudie bereik en kijkduur van alle video’s die toegankelijk zijn via deelnemende videoplayers. Dit vraagt bijkomende inspanningen van de zenders zelf omdat alle versies van hun videoplayers en alle content uitgerust moeten worden om de meting toe te laten met scripts en tags. Het voordeel is dat het volume gebaseerd is op een zo goed als volledige meting van het universum, en de profielen op een zeer grote steekproef slaan. Het gaat maandelijks over meer dan 24.000 eenheden. De integratie met cijfers van klassieke televisie is technisch complex, maar de verwachting is dat tegen het einde van de zomer het CIM de bereikvolumes van programma’s van klassieke tv en video over IP naast elkaar zal kunnen publiceren.
De volledige integratie, waar we natuurlijk op hopen, inclusief bereiksprofielen, zal pas later volgen. Maar goed, er is een bepaalde vooruitgang merkbaar. Het CIM weet natuurlijk dat als het relevant wil blijven het ook in die richting zo snel mogelijk moet evolueren.
Het nadeel van deze methode is dat de eigenaar/verdeler van de content moet meewerken om tot globale of volledige cijfers te komen. Vandaag meet het CIM voor België 29 videospelers, zowel van tv-zenders als van nieuwssites. Contacten om internationale spelers mee te laten werken aan dit type onderzoek hebben nog niet tot resultaten geleid; het gaat over Netflix, Google en YouTube.
Dan is er de oplossing voor Total Audio, het klassieke dagboekonderzoek. Het CIM verzamelt elk jaar in Vlaanderen ongeveer 12.000 dagboeken waarin mensen gedurende een week hun radiogebruik per kwartier invullen. Dit dagboek bestaat zowel op papier als in de vorm van een digitale invulapp en wordt enkel gebruikt voor radio-onderzoek. De methode is stabiel, betaalbaar en behoort internationaal gezien nog altijd tot de best practices. De steekproefgrootte is zeer behoorlijk voor grotere zenders, maar kan problematisch worden als het zenderbereik sterk zakt of het uitzendgebied sterk verkleint. Uiteraard doet ze beroep op de herinnering, wat ten nadele gaat van occasioneel luisteren. De methode is natuurlijk beperkt in gegevens per kwartier en laat niet toe om alle mogelijke platforms te onderscheiden. In de huidige zenderlijst worden bovendien geen audioservices zoals Spotify meegenomen.
Het CIM heeft een test van een passieve meetmethode gepland. De bedoeling is om eventueel de gedetailleerdheid van de meting drastisch te verhogen en occasioneel luisteren beter op te pikken. Het nadeel van deze methoden is dat ze gewoonlijk duurder zijn en geen oplossing bieden voor problemen van steekproefgrootte.
Er is de Total Audio-piste over IP. Het CIM is op 1 januari gestart met de meting van radio over IP op basis van logfiles van de zenders of hun technische partners. De testfase loopt, de eerste publicatie wordt nog vóór de zomer verwacht. Het gaat hier echter wel enkel om het aantal plays en de luisterduur, niet om de luisteraars en hun profiel. Het CIM meet vandaag binnen zijn internetstudie het bereik en de kijkduur van alle audiofiles die toegankelijk zijn via deelnemende audioplayers. Dit vraagt bijkomende inspanningen van de zenders net zoals bij video, omdat alle versies van hun audioplayers en alle content moeten worden uitgerust om de meting toe te laten, ook hier weer met scripts en tags. Net zoals voor video is het voordeel dat de volumemeting gebaseerd is op een zo goed als volledige meting van het universum, kleine zenders kunnen hier met andere woorden op dezelfde manier meespelen. De profielen zijn gebaseerd op een zeer grote steekproef van maandelijks meer dan 24.000. Het CIM plant de integratie van de trafiek- en bereiksmeting via logfile en via player scripting voor later, voor een precieze timing is het nog te vroeg.
Samengevat kan er worden gesteld dat de technische implementatie van de bereikmeting van tv en radio een complex gegeven is en blijft, waarbij het tempo van de ontwikkeling van de door het CIM gehanteerde meetmethoden wordt gedicteerd door vier factoren: de beschikbare methoden en technieken, de beschikbare middelen, de snelheid waarmee de media aspecten van hun productieproces kunnen aanpassen aan de meetmethoden van het CIM, en de ontsluiting van relevante data van derden door het CIM. Er zijn toch nog wel wat parameters waarvan men afhankelijk is en blijft.
De integratie van alle mogelijke platformen in de CIM-meting is een stapsgewijs proces dat in volle voorbereiding is en aldus vandaag nog niet volledig gerealiseerd. De mediapartners die bij deze projecten betrokken zijn, zijn de Belgische spelers uit de tv- en radiosector en ook Belgische nieuwssites. De integratie van buitenlandse spelers verloopt, zoals ik al zei, zeer moeizaam.
Een van de belangrijkste desiderata van de omroepen is om te kunnen komen tot een betaalbaar, adequaat en crossmediaal meetinstrument. Dit werd in de conceptnota voor de regionale televisieomroepen van juli 2017 opgenomen als een van de belangrijke aandachtspunten. Om daartoe te komen, is er eenstemmigheid onder de omroepen nodig. In de nieuw onderhandelde samenwerkingsovereenkomst, die binnenkort op de Vlaamse Regering komt, zal staan dat de Niet-Openbare Regionale Televisieverenigingen (NORTV), die als overkoepelend orgaan de taak hebben de onderlinge relaties te bevorderen, de samenwerking op het gebied van reclamewerving aanmoedigen en als coördinator optreden om te komen tot een performant crossmediaal meetsysteem op maat van de regionale omroepen.
De regionale omroepen hebben de afgelopen maanden niet stil gezeten. Er is een werkgroep ‘exploitatie’ opgericht waarbij de exploitatiemaatschappij of exploitatiemaatschappijen betrokken zijn. Ik kan u een stand van zaken geven na een vergadering van de werkgroep vorige week. Binnen de werkgroep werden de twee meetinstrumenten geëvalueerd die momenteel gehanteerd worden: zijnde CIM-bereikcijfers en cijfers operatoren VRM.
Er werd vastgesteld dat, ondanks de hoge instapprijs en de gekende problemen met de software, de CIM-cijfers een conditio sine qua non zijn en blijven in de werving van de nationale adverteerders en hun mediacentrales. De leden van de werkgroep blijven het CIM zinvol vinden als deze cijfers actief gebruikt worden binnen de doelgroep: de nationale en supranationale adverteerders. Het CIM blijft de munteenheid om adverteerders te overtuigen om al dan niet te investeren in welk medium dan ook. Het is momenteel zo en niet anders.
Met de beschikbare methoden van het CIM is er vooralsnog geen oplossing gevonden om individuele regionale tv-zenders op een betrouwbare manier te meten. Enkel het gegroepeerde resultaat is voldoende betrouwbaar en stabiel. Aangezien de financiering van het meetsysteem of het uitgebreide crossmediale systeem samenhangt met de werking van een nationale regie – en dit laatste dossier in volle ontwikkeling is, zoals ik in mijn antwoord aangaf – zeggen de omroepen mij dat de eerstvolgende stap een gesprek zal zijn tussen de werkgroep en de directie van de VRT en vervolgens met het CIM. Uiteraard zijn deze gesprekken nuttig en nodig.
Wat is de stand van zaken van het crossmediale meetsysteem? Het in België ontwikkelen van meer geïntegreerde meetsystemen gebeurt momenteel door het CIM. Dat hebt u ondertussen begrepen uit mijn antwoord. Het CIM voert daarover gesprekken met de omroepen, telecomoperatoren en andere belangrijke mediaspelers zoals Google. Het CIM wil de huidige metingen optimaliseren, zoals aangegeven, zodanig dat zij accuraat zijn –inclusief onlinegebruik – en natuurlijk ook uniform voor alle betrokken mediaspelers. De VRT neemt haar verantwoordelijkheid hierin op door actief input te geven aan het CIM bij de ontwikkeling van deze nieuwe meetsystemen.
De investeringssubsidie is complexer dan gedacht. In de mate dat zij aan de referentiespeler, het CIM, zou moeten of kunnen gegeven worden, is dat moeilijk omdat dat een private organisatie is en er problemen zouden kunnen zijn met de staatssteun. Dat moet verder worden onderzocht. In de mate wij hierin verdere stappen in de richting van investeringssubsidie aan de regionale televisies zouden kunnen ondersteunen, blijf ik dat overwegen. Mevrouw Brouwers, alle inspanningen ten spijt is de stapsgewijze aanpak van het CIM de beste piste die we vandaag ter beschikking hebben. In feite is er geen andere. We hebben ook contact opgenomen met de VRT om de rol van Media Invest te bekijken. Het antwoord van de VRT is duidelijk: wanneer een beloftevolle onderneming – die vooralsnog niet voorhanden is – in deze zaak actief zou zijn met een goed investeringsdossier, dan kan dat. Ik wil zeker geen afbreuk doen aan de autonomie van Media Invest daarin, maar buiten de vooruitgang die er, gelukkig, toch ook in de CIM-methode worden geboekt, hebben we hier niet plots een andere methode, een andere speler, een ander bedrijf dat in deze toch wel zeer complexe aangelegenheden haalbare perspectieven voorspiegelt. Dat schijnt, de horizon afspeurend, op dit ogenblik nog niet het geval te zijn. Wij proberen dus de oude methode verder te verbeteren en op die manier de vragen over meting beantwoord te zien. Ik kan daarover niet concreter zijn omdat het er gewoon nog niet is. Het gaat over de vragen niet alleen van het globale medialandschap maar ook van de regionale televisies in het bijzonder. De vooruitgang gaat gestager en trager dan verwacht. De wonderoplossing dient zich vooralsnog niet aan.
Minister, dank u voor uw antwoord. Het is een heel technisch antwoord. Vooral in het begin was ik af en toe de draad kwijt. Ik heb begrepen dat het een stapsgewijze evolutie is van de CIM-methode. Momenteel staan we, wat betreft het online, nog niet echt ergens. U hebt over nieuwssites gesproken. Toch moeten wij meer rekening kunnen houden met het online. Daar staat men nog niet zo ver. Men is er ook afhankelijk van wat de verschillende spelers willen aanbieden. Ik snap dat het moeizaam gaat en dat het ook nog wel geld zal kosten.
Minister, de VRT moet nog eens op een verplichting van de beheersovereenkomst worden gewezen om de regionale omroepen niet aan hun lot over te laten. Zij zijn een van de meer kapitaalkrachtige spelers in het veld.
Zij zijn daar als het ware toch een van de meer kapitaalkrachtige spelers in het veld, om bijvoorbeeld die regionale omroepen niet aan hun lot over te laten. Voor hen is het misschien belangrijker, ik weet het niet. Ik denk dat het voor iedereen belangrijk is. Maar de VRT zou daar toch een stukje de leidende rol in mogen spelen. Ik denk niet dat ze dat op dit moment echt al doen, zo vernemen wij toch. Daar kan misschien nog eens naar gevraagd worden.
Voor de rest zal ik het antwoord nog eens zeer grondig nalezen, want het ging op bepaalde momenten echt heel snel, minister.
De heer Vandaele heeft het woord.
Het is natuurlijk een complexe materie. Complexe materies vereisen complexe antwoorden, minister. Het is complex, zeker als je de medewerking nodig hebt van de buitenlandse spelers, maar ook van de dienstverleners hier bij ons, waarvan ik begrijp dat ze enige terughoudendheid aan de dag leggen, waarschijnlijk ook omdat zij hun cijfers in de eerste plaats zelf willen gebruiken en het CIM uiteindelijk ook geen overheidsbedrijf is, maar een particuliere organisatie. Men moet daar toch wel tot een samenwerking komen. Ik kan me voorstellen dat dat niet altijd gemakkelijk is. Technisch kan men al heel veel, en straks zal men nog veel meer kunnen meten, maar of de bereidheid er altijd is om die gegevens die men verzamelt – ook de dienstverleners zelf, bijvoorbeeld de distributeurs – ter beschikking te stellen, dat is misschien een andere zaak.
Zeker is dat het belangrijk is om ook over correcte metingen te beschikken. Wij hebben daar vanuit dit parlement ook zelf toe bijgedragen, om die metingen belangrijk te maken. Het financieringsmodel van de ‘regionalen’ is bijvoorbeeld gebaseerd op die correcte metingen. Wat dat betreft, moeten we er zeker op rekenen dat hier vooruitgang wordt geboekt en dat die cijfers in de toekomst vollediger, beter en accurater worden.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik wil nog even toelichten dat er online wel degelijk meer vooruitgang wordt geboekt, alleen de nieuwssites – u zult het in het antwoord, dat misschien wat snel gegeven is, ook wel lezen. Het houdt verband met de opmerking van de heer Vandaele. De spelers waarmee het CIM nu samenwerkt om de onlinemeting van zowel video als audio te vergroten, zien een belang in het globale Vlaamse ecosysteem, omdat hun advertentiemarkt zich daar ook op baseert. Die gaan dus ook actief meewerken met het taggen of het encrypteren van hun programma’s online om die meetbaarheid te vergroten, omdat die markt en dat ecosysteem als één geheel gezien worden, terwijl de buitenlandse spelers proberen om een markt op zichzelf te presenteren aan de adverteerder. Daar is dus inderdaad een concurrentie tussen het eigen ecosysteem en wat de anderen willen, puur commercieel, nog los van allerlei zaken die te maken hebben met het feit dat data het nieuwe goud zijn en dat daar dus ook niet direct mogelijkheden zijn om vanuit privacy- en andere redenen spelers te verplichten om die zomaar te delen.
Als die Vlaamse spelers en ook de telecomspelers en dienstenverdelers wel mee willen, is dat omdat zij het belang op deze markt zien van lokale adverteerders, om die globaal, over verschillende reclameregieën verdeeld, naar hen te krijgen. Het blijven toch voor een stuk communicerende vaten, terwijl de anderen daar natuurlijk buiten blijven.
Het goede nieuws is wel dat degenen die hier actief zijn op onze markt en die dus bijvoorbeeld ook bij de vorige vraag van de heer Bajart aan bod kwamen – zelfs Telenet, waar weliswaar een buitenlandse aandeelhouder is, kan men op dit ogenblik ook in zeer grote mate als een lokale speler beschouwen, omdat die hier verankerd zijn, letterlijk en figuurlijk – wel het nut inzien van de gedeelde data, maar dan wel geaggregeerd, want niemand gaat zijn eigen data aan de concurrent prijsgeven. Dat is ook niet wat we vragen, natuurlijk. Dat zou onmogelijk zijn. Maar de anderen niet.
Ik zal dat met u met nieuwsgierigheid bekijken, mevrouw Brouwers. Men belooft de verdere technische integratie voor de zomer, en dan tegen het einde van het jaar. Er zijn daar dus wel een aantal dingen die vooruit gaan.
Het tweede element dat u aangaf, deel ik. Ik heb regelmatig contacten met de openbare omroep, dat spreekt voor zich. Ik heb na de laatste contacten gezegd dat het toch wel goed is dat er opnieuw een actieve werkvergadering kabinet-administratie-VRT inzake de samenwerking met de regionale omroepen is. Er zijn wel een aantal vergaderingen geweest. Er is een bepaald aanbod gegaan. Ik heb de indruk dat er nu weer wat naar elkaar gekeken wordt – daarom niet in de slechte zin van het woord – en dat er niet echt iets verandert. Daar zijn ook wel een aantal redenen voor. Maar ik wil dat dus opnieuw gaan activeren. Dat zal in de komende weken gebeuren.
U hebt ook uit mijn antwoord begrepen dat de regionale zenders zelf in verband met die meting, maar ook over andere dingen, in de komende weken, neem ik aan, met de VRT en met het CIM een gesprek hebben. Achter dat laatste gaan we zeker opnieuw een beetje meer spoed zetten. Als er bepaalde zaken kunnen gebeuren, des te beter. En als er bepaalde dingen niet kunnen gebeuren, moet het duidelijk zijn waarom die eventueel niet gebeuren. Nu hangt dat zo een beetje in het midden.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
U hebt gezegd dat die samenwerkingsovereenkomsten met de regionale tv-zenders eerstdaags op de ministerraad zullen komen. Misschien heeft men daar allemaal een beetje op gewacht, totdat dat officieel in orde is. Je hebt de beheersovereenkomst met de VRT en de samenwerkingsovereenkomsten met de regionale tv. Daar staat overal wel iets over in. Ik denk dat het nu wel tijd wordt om aan de slag te gaan. Dank u alleszins voor uw antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.