Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Vraag om uitleg over de resultaten van de stadsmonitor
Verslag
De heer De Loor heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, het Agentschap Binnenlands Bestuur en Statistiek Vlaanderen lanceerden onlangs de gemeente- en de stadsmonitor. Aan de hand van een uitgebreide indicatorenset schetsen de omgevingsscanners een compleet beeld van elke Vlaamse gemeente en centrumstad. Een van de voornaamste conclusies is dat een grote meerderheid van de burgers graag in zijn gemeente of stad woont. Er werd onder andere ook gepeild naar het vertrouwen in Vlaanderen, de ordediensten en de steden en gemeenten, verkeersveiligheid en vrijetijdsbesteding.
Het is geen geheim dat de lokale overheden nog steeds het meest het vertrouwen van de inwoners genieten. Minister, u gaf in de media reeds aan dat u hoopt dat de resultaten de autonomie en de bestuurskracht van de gemeenten ten goede zullen komen.
Minister, welke conclusies trekt u uit de resultaten van de stads- en gemeentemonitor als voogdijminister van de lokale besturen?
De gemeenten kunnen nu aan de slag met de resultaten van de stads- en gemeentemonitor. Bent u van oordeel dat gemeenten en steden op basis van de huidige financiering een passend antwoord kunnen bieden op deze uitdagingen?
Bent u bereid om gemeenten die werk willen maken van de actiepunten uit de monitor, bijkomende middelen en ondersteuning te geven?
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik zal de inleiding niet herhalen. Ik ben een stedeling, misschien niet in uw ogen, want voor u is er maar één stad, Antwerpen. (Opmerkingen van minister Liesbeth Homans)
Ik heb dat al eens gelezen. (Opmerkingen van minister Liesbeth Homans)
Minister, we vinden het heel positief dat er metingen gebeuren over hoe steden en gemeenten evolueren. Welke bijzondere conclusies kunt u daaruit reeds trekken? Wat is de evolutie in vergelijking met de vorige resultaten van de stadsmonitor? Welke gevolgen zult u geven aan deze conclusies? Zult u misschien ook adviezen geven aan uw collega-ministers, want het stedenbeleid behelst vele facetten? Als men de conclusies ziet, bijvoorbeeld een duidelijke transitie naar mobiliteit, merken we in vele centrumsteden toch een vraag naar kleinere busjes, naar vervoer op maat. Men wil die transitie wel maken, maar het is soms moeilijk omdat de Vlaamse overheid en De Lijn niet altijd op deze transitie willen inzetten. In het kader van de begroting heeft minister Weyts 20 miljoen euro extra gekregen. Ik wil bij u pleiten dat u aan uw collega vraagt om die duurzame en elektrische bussen voor de steden versneld te bestellen. Nu gaan die grote bestellingen vooral naar het buitenland, maar ik denk dat wij ook in Vlaanderen die transitie moeten inzetten.
Sommige dorpen en steden maken ook een transitie naar een duurzame leefomgeving. Hoe komt het dat sommige een slechte leerling van de klas zijn en hoe kunnen we deze regionale verschillen verklaren? Hoe zult u proberen om op die transitie naar een duurzame samenleving en mobiliteit in te zetten?
In welke regio’s stelt de Vlaming het liefst te wonen? Wonen heeft ook te maken met publiek domein en met andere zaken die mensen ervaren. Welke verklaringen kunnen we hiervoor vinden? In welke regio’s is de welvaart het hoogst? Hoe zult u als minister van Stedenbeleid proberen de minder aantrekkelijke regio’s te stimuleren?
In welke steden en gemeenten is de armoede en de werkloosheid het meest geconcentreerd? Welke verschillen merkt u tussen centrum en periferie, tussen stad en platteland? Dit is ook belangrijk in het pleidooi van de Bouwmeester, waarin hij zegt dat mensen in de stad moeten gaan wonen. Men ziet soms ook een omgekeerde beweging, namelijk dat mensen, eenmaal ze wat ouder worden of eenmaal ze meer middelen hebben, meer naar de groene rand trekken. Minister, hoe past uw stedelijk beleid binnen het pleidooi van de Bouwmeester?
Ook veiligheid werd gemeten. Is het veilig wonen in Vlaanderen? Over welke tools beschikken we lokaal en Vlaams om onze steden en gemeenten die het minder doen, veiliger te maken? Er is vaak ook een groot verschil in veiligheids- en criminaliteitscijfers en in het gevoel van veiligheid. Dit is subjectief en gaat vaak gepaard met overlast en met andere zaken, waardoor de mensen een beetje geïrriteerd geraken en daardoor ook een onveiliger gevoel krijgen.
Zijn er dan steden en gemeenten die uitzonderlijk slecht scoren of die een enorme daling kennen, bijvoorbeeld in het kader van het vertrouwen in het bestuur? Zijn er steden en gemeenten bij die in het oog springen, waarvan u denkt dat er iets aan de hand is, waar het vroeger veel beter was en die nu onderaan de ranking staan? Hoe kan dit worden verklaard?
Minister Homans heeft het woord.
Collega's, ik ben zeer verheugd over de lancering van de gemeente- en stadsmonitor. Dat gebeurde op 19 maart. Als ik me niet vergis, was u, collega De Meulemeester, aanwezig. (Opmerkingen)
U bent op veel aanwezig, maar daar dan net niet. Ik heb u gezien op de Slim in de Stad-prijs, of ergens anders. In ieder geval, ik kom u overal tegen.
Er was in elk geval heel veel volk, en ook heel wat lokale mandatarissen en burgemeesters, al dan niet van centrumsteden. We hadden dit instrument al voor de dertien centrumsteden en willen er al enkele jaren inzicht mee bieden in de leefkwaliteit en de duurzame ontwikkeling van die steden. We hebben van de niet-centrumsteden en de iets kleinere gemeenten – ik kijk nu naar u, collega Doomst – de vraag gekregen om ook zo'n instrument ter beschikking te krijgen. We hebben dat dan ook gedaan.
Ik kan natuurlijk niet spreken voor de 308 gemeenten die we nu nog hebben in Vlaanderen, maar dit is wel op groot enthousiasme onthaald, niet alleen door de centrumsteden maar ook door de overige 295.
De nieuwe monitor is opgebouwd uit 13 domeinen en bevat meer dan 200 indicatoren, waaronder meer dan 80 zogenaamde survey-indicatoren. Die laatste zijn afkomstig uit een grootschalige bevraging bij een representatief aantal inwoners van elke Vlaamse gemeente of stad. Er is dus heel wat werk aan voorafgegaan. Ik heb dat bij de presentatie van de monitor ook gezegd in Gent, en ik wil dat hier nog eens herhalen, mijnheer de administrateur-generaal: een pluim voor uw administratie en voor het kenniscentrum om al dit werk op een zeer behoorlijke en gedegen manier te hebben verricht.
Het is goed dat we met een representatief staal hebben gewerkt omdat we nu voor het eerst beschikken over zeer betrouwbare uitspraken op het niveau van elke gemeente en centrumstad. De centrumsteden hadden we al, maar doordat het nu gaat over een representatief staal, kunnen we spreken over betrouwbare informatie.
Daarnaast worden de resultaten nu ook voor het eerst ter beschikking gesteld via een digitale tool. Daarvoor was dat niet, en nu is dat wel het geval. Die maakt het voor iedereen mogelijk om de resultaten op eenvoudige wijze te consulteren. De antwoorden op alle vragen, die weliswaar legitiem zijn – elke vraag die hier wordt gesteld, is uiteraard legitiem –, kunt u met een eenvoudige muisklik vinden op de webstek. Als u vraagt waar de meeste werkloosheid is, dan is dat heel eenvoudig terug te vinden op de webstek. Ik weet dat uw vraag om uitleg was ingediend voor de monitor was voorgesteld, en ook voor het bekend was dat er een gebruiksvriendelijke tool ter beschikking werd gesteld.
De reacties op deze nieuwe toepassing zijn zeer positief. Het is duidelijk dat heel veel actoren er nu al mee aan de slag zijn. De mensen van het Agentschap Binnenlands Bestuur kunnen perfect de bezoekersaantallen per dag volgen. Dat gaat nu nog altijd in stijgende lijn. Op de dag van de lancering hadden we meer dan 30.000 bezoekers, wat heel veel is. Er zullen natuurlijk wat journalisten en mensen van de media tussen zitten, maar toch ook veel lokale mandatarissen.
De nieuwe toepassing is dus goed onthaald. De tool is goed onthaald, en ook het feit dat de gemeenten mee in de bevraging zijn opgenomen. Veel actoren gaan ermee aan de slag, en dat is positief. Dat komt ook – dit is mijn persoonlijke appreciatie, maar het is je volste recht om die tegen te spreken – doordat de monitor vooral niet is opgevat als een prestatiemeting. Dat was ook het doel van de monitor. Het is absoluut niet de bedoeling om te spreken over goede of slechte leerlingen van de klas, of om het beleid van de zittende bestuursploeg op basis van deze tool te evalueren. Natuurlijk kan men dat lokaal wel doen, maar het is niet aan mij om daarover uitspraken te doen. Het is ook niet de bedoeling om op basis van de resultaten meer of minder middelen toe te kennen aan bepaalde lokale besturen. Dat was een concrete vraag van de heer De Loor. Het is wel een strategische bouwsteen die de lokale besturen kunnen aanwenden om beter zicht te krijgen op de brede maatschappelijke evoluties in hun gemeente of stad.
De resultaten zijn er nu en zullen in 2018 dieper worden geanalyseerd. Mevrouw Van Volcem, de vragen die u hier hebt gesteld, kunt u perfect terugvinden op de website. Het is absoluut niet mogelijk om vandaag al gedetailleerd te antwoorden op alle bijkomende vragen die nu worden gesteld en waarvan de antwoorden nog niet op de website zijn te vinden. Alle resultaten die er nu al op staan, worden verder geanalyseerd en zullen in de toekomst worden gemonitord.
Ik wil wel enkele tendensen die zich hebben afgetekend, meegeven. Na de presentatie van de monitor was er een persconferentie, waarop ook lokale mandatarissen en burgemeesters aanwezig waren. 88 procent van de Vlamingen is tevreden over zijn of haar woning. 7 op de 10 inwoners geven aan fier te zijn op hun stad of gemeente. 72 procent is tevreden over het aanbod van cultuur, maar dat ligt iets hoger in centrumsteden, wat ook niet verwonderlijk is, omdat daar een groter cultureel aanbod is.
In de centrumsteden ligt het aantal personen dat het financieel moeilijk heeft en het aantal personen in gezinnen met lage werkintensiteit, nog altijd hoger dan in de andere steden en gemeenten. Dan kun je ook perfect terugvinden op de webstek. Gemiddeld is de tevredenheid over het beschikbare openbaar vervoer in de centrumsteden hoger dan in de rest van Vlaanderen. Dat is deels een antwoord op uw vraag, collega Van Volcem.
Wat ik ook een heel belangrijke tendens vind, is dat in bijna alle centrumsteden het gemiddelde aantal verkeersslachtoffers gedaald is. In het algemeen dalen het onveiligheidsgevoel en de criminaliteitsgraad in de centrumsteden, wat natuurlijk ook positief is, hoewel die cijfers nog altijd hoger liggen in de centrumsteden dan elders in Vlaanderen.
En als we het dan toch hebben over vertrouwen in het stads- of gemeentebestuur: daar geeft de Vlaming een gemiddelde score van 35 procent.
Collega’s, ik hoop dat u die webstek al eens bent gaan bezoeken en hebt gemerkt dat de gemeente- en de stadsmonitor een schat aan informatie is, waarover nog heel veel verteld kan worden, zowel vandaag als ook in de toekomst nog. Indien jullie dat wenselijk achten, kan ik aan het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) vragen om bijvoorbeeld verdere toelichting te komen geven bij het instrument en enkele vaststellingen, zoals ook gebeurd is bij de presentatie in 2015, over de toenmalige editie van de stadsmonitor, die toen weliswaar nog beperkt was tot de dertien centrumsteden.
De heer De Loor heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. U hebt er herhaaldelijk op gewezen dat de gemeente- en de stadsmonitor een schat aan informatie bevat en dat dat een heel belangrijke tool is. Ook heel wat lokale besturen kunnen daar extra mee aan de slag, ook in de volgende legislatuur.
We hebben het in deze commissie al heel vaak gehad over de ondersteuning en de financiering van de gemeenten. Die financiering van gemeenten is in deze legislatuur jammer genoeg niet aan bod gekomen, maar dat is zeker iets om in de volgende legislatuur werk van te maken, welke constellatie de Vlaamse Regering en de meerderheid ook zullen hebben vanaf 2019 en daarna.
Uit de gemeente- en de stadsmonitor blijkt dat de Vlamingen van alle bestuursniveaus nog altijd het meeste vertrouwen hebben in hun lokale stads- en gemeentebestuur. Daardoor komen de verwachtingen van de inwoners ten aanzien van hun gemeente of stad ook steeds hoger te liggen. Meer uitdagingen en meer verwachtingen, dat moet zich natuurlijk vertalen in meer bestuurskracht en meer slagkracht. Ik beschouw deze legislatuur dan ook veeleer als een standstillperiode wat betreft het extra ondersteunen van de gemeenten, jammer genoeg. Er is natuurlijk nog altijd de decretale groeivoet van 3,5 procent van het Gemeentefonds, maar ik verwacht in een volgende legislatuur van een volgend bestuur dat daar meer ambitie aan de dag wordt gelegd, met meer steun voor de lokale besturen.
Minister, elke inwoner van een gemeente of stad in Vlaanderen is uiteraard ook een inwoner van Vlaanderen. En dat treft natuurlijk ook het Vlaamse beleid. Ik vind het heel belangrijk dat u als minister van Stedenbeleid probeert te sturen, en dat het niet is: wij meten, wij geven een tool aan de steden en gemeenten om te zien hoe goed ze bezig zijn of hoe de bevolking dat ervaart. Het is heel belangrijk dat u als minister aangeeft naar waar die steden en gemeenten moeten evolueren.
Vroeger stond de betaalbaarheid van wonen zeer hoog op de agenda. Er werden dan stadscontracten afgesloten tussen de dertien centrumsteden. Nadien is dat wat meer geëvalueerd naar mobiliteit en vlot verkeer, maar ik denk dat het belangrijk is dat ook de transitie wordt gemaakt naar leefbare steden. Een leefbare stad, minister, is heel belangrijk voor elke inwoner. Dat betekent dat mensen gezonde lucht hebben en dat er ook een modern openbaar vervoer is: modern openbaar vervoer in steden, op maat, elektrisch, en niet de vervuilende dieselbussen die door het stedelijke weefsel drammen. Ik zou willen bepleiten dat u als minister voor die steden en gemeenten mee aan de kar trekt bij uw minister – een soort horizontale bevoegdheid – om te zeggen dat dat iets belangrijks is: ‘Er is uit de stadsmonitor gebleken dat dat een zeer belangrijk item is, en dus klop ik bij u aan om daar ook iets voor te doen.’ Vlot verkeer en investeringen in infrastructuur, ook dat is een punt. Ook daar zou u er, vanuit uw bevoegdheid voor steden en gemeenten, op kunnen aandringen dat daar voldoende aandacht voor blijft.
Het ‘smart city’-verhaal komt af en toe eens als een niche naar boven, maar het is belangrijk dat er ook in Vlaanderen meer en meer op wordt ingezet door de steden en gemeenten – en ook daar kunt u een coördinerende rol in spelen – zodat besturen slim zijn, klantvriendelijk zijn, zaken vlot kunnen afleveren, maar ook in het beheer van hun openbaar domein, in de keuze van hun materialen en hun gegevensbeheer, maar ook in het parkeerbeleid en zo meer. Ook daar kunt u als minister een soort trekker zijn, zodat we daar een soort van ‘quick wins’ krijgen op de beste leerlingen van de klas, zodat Vlaanderen in zijn geheel, vanuit de diverse actoren, er collectief op vooruit kan gaan. Dat wou ik nog meegeven.
De heer Doomst heeft het woord.
Voorzitter, tussen de paaseieren door heeft die vraag mij ook op de lippen gelegen, maar ik wou ze niet stellen omdat ik vond dat we meer moesten aanmoedigen dat het werk dat geleverd is, heel goed werk is. Het is een ferm werkstuk dat we goed kunnen benutten. Je voelt het ook bij de gemeentebesturen. Er is heel veel reactie gekomen de dagen en weken na het verschijnen van de stadsmonitor.
Ik denk dat het gevaarlijk is om nu te generaliseren. Hier moeten diëten en oplossingen op maat worden gemaakt. Elke gemeente moet een beetje naar de oplossing zoeken. Ik zou niet graag hebben dat de minister met haar Antwerpse achtergrond het bij ons komt regelen. Dat hebben we liever niet. We zouden daar wel over kunnen praten, maar we moeten het ter plekke doen.
Ik lees in de monitor dus veel tevredenheid. Hoe doen we het om het via bestuurskracht op te lossen? Je voelt dat ook de fusie niet de oplossing is, maar eerder een goede ‘infusie’. Het zal nu zaak zijn, vooral vanuit het lokale niveau, om elkaar te zoeken om de invulling van wat hier voorligt, zo sterk mogelijk te maken.
Minister Homans heeft het woord.
Voorzitter, veel bijkomende vragen zijn er niet gesteld. Ik heb al meegegeven dat de gegevens verder zullen worden geanalyseerd.
Collega Doomst, ik ben ook al ingegaan op uw bekommernissen.
Collega De Loor, wat de financiering betreft, vind ik niet dat voor elke tool die wij vanuit Vlaanderen ter beschikking van de lokale besturen stellen, tegelijk ook een zak geld moet worden meegegeven. Men moet natuurlijk ook kiezen tussen de twee zaken: ofwel wilt u autonomie, zo veel mogelijk autonomie bij de lokale besturen en zo weinig mogelijk zaken die worden opgelegd vanuit Brussel, ofwel is het omgekeerd. Maar voor de twee samen kiezen als het u goed uitkomt, is nogal moeilijk.
U refereert aan het feit dat wij deze legislatuur – en wat mij betreft ook hopelijk de volgende legislatuur – hebben gemorreld aan de verdeling van het Gemeentefonds, maar laten we afwachten wat de coalitie in 2019 daarover te zeggen zal hebben. Het is uw rol als lid van de oppositie, maar ik vind het wel heel kort door de bocht dat u zegt dat ik en deze regering financieel niets hebben gedaan voor de lokale besturen. U weet – en u vindt dat de logica zelve – dat er het behoud is van een groeivoet van 3,5 procent, ongeveer 84 miljoen euro per jaar. U vindt dat logisch. Ik herhaal dat – en gelukkig staan we er nu financieel een beetje beter voor, in Vlaanderen althans, dan bij het begin van deze legislatuur – een lijntje van 84 miljoen euro nogal redelijk in het oog sprong van de collega's als er moest worden bespaard. U vindt het evident dat ik dat heb kunnen tegenhouden. U vindt het evident dat ik ben blijven geven, maar ik heb dat met heel veel plezier gedaan en ik vind dat ook een goede en de beste beslissing die ik had kunnen nemen, voor alle duidelijkheid. Ik ben absoluut geen voorstander om het af te geven aan besparingsoefeningen die we in het verleden hebben moeten doen, en dat heb ik ook niet gedaan. Als u vindt dat 84 miljoen euro extra boven op de reguliere financiering peanuts is of weinig voorstelt, dan vind ik dat toch wel zeer kort door de bocht. Maar nogmaals, u bent lid van de oppositie en het is dus uw volste recht om dat te zeggen, het is trouwens het volste recht van iedereen hier om dat te zeggen.
Collega Van Volcem, u wilt een horizontale bevoegdheid. Met de beste wil van de wereld wil ik dat wel, maar je hebt een regering met negen ministers die elk hun verantwoordelijkheid nemen. Ook wat stedenbeleid betreft en wat de aanbevelingen in de stadsmonitor betreft evenals de conclusies en de resultaten die verder zullen worden geanalyseerd, nemen al mijn collega in de Vlaamse Regering hun verantwoordelijkheid. Er wordt geïnvesteerd in veiligheid. Er wordt geïnvesteerd in mobiliteit. Er wordt geïnvesteerd in onderwijs. Er wordt geïnvesteerd in wonen, toevallig een bevoegdheid van mezelf. Al mijn collega's in de Vlaamse Regering nemen hun verantwoordelijkheid.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik heb het woord ‘peanuts’ niet in de mond genomen. Minister, u zegt daarnet zelf bij het begin van de vraagstelling dat men u geen woorden in de mond moet leggen die u niet hebt gezegd. Wel, u doet net hetzelfde. U bent daarin ondertussen specialist geworden. Mijn betoog is dat deze 3,5 procentgroeivoet decretaal is verankerd, al jaren. Het zou bijzonder jammer zijn mocht daar inderdaad aan worden gesleuteld. Naast die 3,5 procent die decretaal is verankerd, is er aan bijkomende ondersteuning een standstill, en dat is nog zacht uitgedrukt als men ziet welke besparingen er gebeurd zijn bij de lokale besturen.
Minister, als u lokale besturen wilt beschouwen als evenwaardige partners – en al van de vorige legislatuur is er gezegd dat men zich gaat focussen op twee bestuursniveaus: Vlaanderen en de lokale besturen – dan zal er in de volgende legislatuur – want jammer genoeg is dat nu niet gebeurd – meer moet gebeuren dan wat er nu is gebeurd. En dat was en is mijn pleidooi opdat ook deze Vlaamse Regering de lokale besturen beschouwt als evenwaardige partners met een grote vorm van autonomie, maar daarvoor moet meer ambitie worden getoond vanuit deze Vlaamse Regering.
Minister, de stadsmonitor gaat natuurlijk over meer dan steden alleen, maar daar woont toch 25 procent van de mensen in Vlaanderen. Als het goed gaat in de steden, is dat een goede motor voor vooruitgang en kan de creativiteit en vooruitgang van die steden ook op de rest van Vlaanderen afstralen.
Minister, ik ben het totaal niet met u eens dat u zegt dat u wel minister van Stedenbeleid bent, maar dat het een collectieve verantwoordelijkheid is. Het is waar dat elke minister wel oog kan hebben voor de steden, maar het is wel aan u als bevoegd minister om erover te waken dat al die ministers dat doen en nagaan hoe de stad kan vooruitgaan. Ik blijf erop hameren dat het openbaar vervoer in de steden modern moet worden, meer elektrisch moet zijn, duurzaam moet zijn. Ik denk dat u nog veel werk hebt bij uw collega’s en bij collega Weyts, omdat vandaag De Lijn enkel rekening houdt met reizigersaantallen, hoewel men de reizigers zelfs niet meer kan tellen. De Lijn, die toch een monopolie heeft op openbaar vervoer, moet vooral oog hebben voor de leefbaarheid van de steden, en dat heeft niets te maken met reizigersaantallen. Minister, ik zou u willen vragen dat u echt aandringt, zodat de 25 procent mensen die in die steden wonen, niet langer worden geconfronteerd met vervuilende grote bussen, zodat het de leefbaarheid ten goede zal komen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.