Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Iedereen kan zich wel herinneren dat in 2015 het parlement de resolutie over de vroegtijdige detectie en behandeling van postnatale depressie goedkeurde. Het doel was jonge moeders te sensibiliseren en te ondersteunen, alsook postnatale depressie tijdig op te sporen en te behandelen. Zo’n 15 procent van de pas bevallen mama’s worstelt met een postnatale depressie. Het goede nieuws is dat steeds meer jonge moeders hulp durven te zoeken. Het slechte nieuws is dat er te weinig opvangplaatsen zijn. Het taboe inzake postnatale depressie lijkt dus toch stilaan af te nemen, maar dat betekent uiteraard niet dat het probleem is opgelost.
Vorig jaar klopten 449 moeders aan bij de 2 moeder-babyeenheden in Zoersel en in Gent, tegenover 404 in 2016. Van die aanmeldingen startten 134 vrouwen met een behandeling, terwijl dat er in 2016 nog 162 waren. Doordat de behandelingstermijn langer wordt, kunnen er dus minder moeders worden geholpen. De moeder-kindeenheden zitten constant aan of zelfs boven hun capaciteit. Uiteraard moet niet elke jonge moeder met een postnatale depressie worden opgenomen. Velen zijn gebaat bij ambulante zorg of consultaties bij een psycholoog, maar om die ondersteuning te realiseren en toegankelijk te maken, zijn natuurlijk samenwerking, kennisdeling en bijkomende middelen nodig.
Minister, daarom heb ik enkele vragen. Hoe wilt u het tekort aan plaatsen verhelpen? Bent u van plan om bijkomende middelen vrij te maken? Hoe wilt u de samenwerking en de kennisdeling tussen de diverse instellingen, dus ziekenhuizen, vroedvrouwen, Kind en Gezin, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, bevorderen? Het proefproject inzake die perinatale geestelijke gezondheidszorg in Zoersel liep af op 28 februari 2018. Wat zijn de resultaten van dat project? Zal het project worden verlengd?
Om het taboe op postnatale depressie verder te verkleinen en hulp laagdrempelig te maken, pleiten diverse professionals uit het veld ervoor om die opvang en begeleiding van moeders weg te halen uit de psychiatrie en die te bundelen met gynaecologie en pediatrie. Bent u dat voorstel genegen? Zo ja, hoe zou u dat dan eventueel willen realiseren?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
In het kader van de zesde staatshervorming zijn de twee moeder-babyeenheden van het psychiatrisch centrum Bethaniënhuis te Zoersel en het psychiatrisch centrum Sint-Camillus te Sint-Denijs-Westrem overgeheveld naar Vlaanderen. We zien een jaarlijkse verhoging van het aantal aanmeldingen: 449 in 2017, 404 in 2016. De centra geven wel aan dat het aantal opgestarte behandeltrajecten in 2017 lager lag ten opzichte van 2016. In 2017 werden er 134 revalidatieprogramma’s opgestart, ten opzichte van 162 in 2016. Dat kan worden verklaard door de langere behandeltermijnen in 2017 wegens een toegenomen complexiteit van de aangemelde problematieken. De capaciteitsbezetting blijft op de beide afdelingen nagenoeg stabiel, namelijk 108 procent voor 2017. Momenteel wordt er door het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (SWVG) een behoeftestudie revalidatie uitgevoerd. De onderzoekers zullen het huidige aanbod en de zorgnoden voor de diverse typesectoren van de revalidatieconventies in Vlaanderen, waaronder de moeder-babyeenheden, in kaart brengen, rekening houdend met het spreidingscriterium. Aan de hand van dit onderzoek willen we een beter inzicht krijgen in het bestaande aanbod en de noden, om zo prioriteiten te stellen en een realistisch groeipad uit te tekenen voor de diverse typesectoren van de revalidatieconventies.
Begin 2019 zullen we tevens een expertencommissie oprichten, die onder andere uitbreidingsaanvragen van de verschillende revalidatiesectoren zal onderzoeken. Deze commissie zal worden samengesteld uit experten uit de verschillende beroepsgroepen, wetenschappers, gezondheidseconomen, en anderen die vanuit hun ervaring en kennis adviezen zullen formuleren. Aan de hand van deze adviezen zal worden nagegaan of er extra middelen moeten worden vrijgemaakt voor uitbreidingen.
De pilootprojecten ‘Perinatale Geestelijke Gezondheid in de provincie Antwerpen en Oost-Vlaanderen’ hebben als doelstelling onder andere het ontwikkelen van een regionaal perinataal zorgpad. Een tussentijdse evaluatie van het pilootproject ‘Perinatale Geestelijke Gezondheid – provincie Antwerpen’ gaf aan dat de verschillende disciplines, organisaties en netwerken weinig kennis hadden van elkaars aanbod en werking. Het verder transparant maken van het zorgaanbod was dan ook een belangrijke doelstelling van het pilootproject. Daarnaast was het essentieel om ontmoetingen tussen de verschillende zorgactoren te faciliteren.
De verschillende disciplines en organisaties werden op provinciaal niveau samengebracht om een aantal thema’s te bespreken, onder andere ondersteuning van de eerste lijn, vorming, inventarisatie van aanwezige knowhow, bestaande noden en hiaten, goede praktijken, het realiseren van een toegankelijk zorgaanbod enzovoort. Het streven naar intersectorale samenwerking was hierbij een belangrijk aandachtspunt.
Het pilootproject in Oost-Vlaanderen werd voor de periode van een jaar verlengd, namelijk tot 30 september 2018, voor een brede implementatie van het ontwikkelde zorgpad in de provincie Oost-Vlaanderen. Bijkomende projectdoelstellingen zijn de ontwikkeling van een draaiboek, de organisatie van sensibiliseringscampagnes, de training en opleiding van zorg- en hulpverleners, samenwerking opzetten met de website www.depressiehulp.be over een luik perinatale depressie en de ontwikkeling van een multidisciplinaire perinatale raadpleging.
Na afronding van beide projecten moet een gemeenschappelijke evaluatie uitmaken of er nog bijkomende projectdoelstellingen te definiëren zijn, hoe de ontwikkelde tools verder over heel Vlaanderen kunnen worden uitgerold, alsook of er daarvoor nog extra middelen moeten worden vrijgemaakt.
De inhoudelijke verslaggeving van het pilootproject ‘Perinatale Geestelijke Gezondheid – provincie Antwerpen’ wordt verwacht tegen uiterlijk 1 mei 2018. Aan de hand van de inhoudelijke verslaggeving zal het project worden geëvalueerd. Maar een algemene evaluatie is pas mogelijk na afstemming met de resultaten van het pilootproject in de provincie Oost-Vlaanderen.
De gespecialiseerde moeder-babyeenheden zijn momenteel gelokaliseerd in psychiatrische voorzieningen. Naast de angst voor negatieve vooroordelen door derden en de schaamte die de vrouwen voelen bij het niet voelen van blijdschap om de (verwachte) baby, kan het bestaande stigma voor de geestelijke gezondheidszorg inderdaad een negatieve impact hebben op de opvang en begeleiding van deze moeders en een barrière vormen tot een soms noodzakelijke residentiële opname.
Het is belangrijk om ons te blijven inzetten om dit stigma tegen te gaan, maar daarnaast zou het inderdaad een optie kunnen zijn om deze vrouwen buiten een psychiatrisch ziekenhuis op te vangen en te begeleiden. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met het feit dat een aantal huisartsen, gynaecologen en kinderartsen soms nog te weinig kennis van en aandacht voor deze problematiek hebben. Daarom wil Vlaanderen in eerste instantie aan de hand van de pilootprojecten komen tot een betere detectie en doorverwijzing. Indien zou worden gekozen voor een volledig traject buiten de geestelijke gezondheidszorg, is er nog een lange weg af te leggen met betrekking tot bewustmaking, training en opleiding van zorg- en hulpverleners buiten de geestelijke gezondheidzorg. Daarom lijkt het ons beter om in te zetten op de nodige specifieke kennis bínnen de geestelijke gezondheidszorg en destigmatisering van geestelijke gezondheidsproblemen binnen de brede samenleving.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Als ik u goed heb begrepen, wordt begin 2019 een expertencommissie opgericht, maar dat is dan voor alle revalidatiemogelijkheden. Als die commissie samenkomt, wanneer mogen wij daar dan de eerste conclusies en resultaten van verwachten? Op welke termijn ziet u dat?
U hebt zelf gezegd dat aan die intersectorale samenwerking nog een en ander scheelt. Er is inderdaad weinig kennis bij de verschillende zorgverstrekkers over wat de ene of de andere doet. Vaak kennen de mensen ook die moeder-babyeenheden niet. Verder blijft het taboe groot en moet de detectie zo vroeg mogelijk gebeuren zodat we kunnen voorkomen dat mensen in die residentiële setting terechtkomen. Als het dan toch zo ver is, is het wel schrijnend om te zien dat moeders soms maanden moeten wachten om hulp te krijgen. Het gaat daarbij niet alleen over de moeder maar ook over de zorg van de baby. We moeten nagaan of daar geen middelen voor kunnen worden vrijgemaakt. De moeder-babyeenheden pleiten niet noodzakelijk voor meer bedden maar vooral voor ambulante zorg omdat opvang in de thuissetting nog altijd het beste is.
Ik ben blij dat u ook oren hebt naar het feit dat we die zaken zouden kunnen weghalen uit de psychiatrie om te ze kunnen binden aan de gynaecologie en pediatrie. In het UZ Gent is daar interesse voor, waardoor men veel sneller kan detecteren en doorverwijzen. Er kan dan onmiddellijk iemand aan het bed komen en er kan onmiddellijk een kinderarts bij worden gehaald voor de zorg van de baby. Dat kan dan samen worden besproken.
U hebt ook zelf gezegd dat het taboe nog moet worden verkleind. Vaak is er voor veel moeders nog altijd de drempel om naar een psychiatrische instelling te stappen met hun baby. Op termijn lijkt het me dan ook gewenst dit te kunnen uitwerken. Ik ben het echter volledig met u eens dat we eerst dat taboe moeten wegwerken en moeten zorgen voor vroegdetectie en een goede opvang en doorverwijzing. We moeten daar een toekomstvisie voor ontwikkelen, want dit is een zeer belangrijke problematiek.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, in een antwoord op een schriftelijke vraag die ik hierover stelde, kreeg ik cijfers. Een aantal zaken frappeerden mij toch wel. Vandaag heb ik een aanvullend antwoord gekregen, in aanvulling van wat u, minister, daarnet nog zei. Het frappeerde mij dat inderdaad uit die tussentijdse evaluatie van november 2017 bleek dat verschillende disciplines, organisaties en netwerken heel weinig kennis hadden van elkaars aanbod en werking. Het is dus echt nodig om het zorgaanbod transparanter te maken. Zij moeten elkaar beter leren kennen. Ik weet dat de moeder-babyeenheden heel veel expertise hebben en momenteel zeer sterk inzetten op het ambulante, en dat zij outreachend werken. Er zijn maar een beperkt aantal plaatsen. Ook daar moeten wij zo veel mogelijk de residentiële opnames beperken.
Een tweede zaak die mij frappeerde, minister, was dat het aantal behandeleenheden gedaald is. De voornaamste oorzaak hiervan is dat de problemen steeds complexer worden. Dat maakt mij toch wel wat ongerust. Dat er meer aanmeldingen zijn, kan vele verklaringen hebben. Als het probleem sneller wordt gedetecteerd, krijg je daar een verhoging. Maar als binnen de moeder-babyeenheden wordt vastgesteld dat de problemen steeds complexer worden, dan stemt dat tot nadenken. Dat moet ons ertoe aanzetten om steeds meer preventief te werken, de mensen te informeren en de detectie zo vroeg mogelijk te doen. Ik wil dus zeker vragen om daar verder op in te zetten.
De heer Persyn heeft het woord.
Dit is opnieuw een interessante vraag. Ik wil het bruggetje maken naar de resolutie betreffende de uitbouw van postnatale zorg in Vlaanderen. Ik heb een lans gebroken voor de uitbouw van het perinatale zorgpad en voor een betere samenwerking tussen al die disciplines. Het begint eigenlijk al met de begeleiding voor de bevalling, het begint al ‘preconceptioneel’.
Het hele traject biedt een aantal handvatten. We hebben in de resolutie – ik dacht kamerbreed – aandacht gevraagd voor de kwetsbaarste groepen. Huisbezoeken door de vroedvrouw of door de kraamverzorgende geven ook al inzicht in de familiale situatie en context waarin het nieuwe leven zal thuiskomen. Dat kan telkens essentiële informatie opleveren. Ik ben blij te horen dat daarover een breed gedragen inzicht komt. Een geïntegreerde aanpak is belangrijk. Als de zaken de slechte kant opgaan, kan een specifieke behandeling of zorg worden gestart.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik volg uiteraard veel van die bedenkingen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.