Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, ik denk dat we ons niet kunnen voorstellen wat het betekent wanneer je een kind verliest, en zeker niet wanneer je een kind verliest door moord. De ouders die dat jammer genoeg wel meemaken, hebben een vzw, Ouders van een vermoord kind. Zij komen maandelijks samen met een aantal lotgenoten om elkaar te helpen bij het verwerkingsproces. Op 24 maart, een drietal weken geleden, lieten ze een soort noodkreet horen in de krant. Ze stelden daarbij echt meer erkenning en ondersteuning vanwege de overheid nodig te hebben, omdat het reguliere slachtofferonthaal voor hen niet geschikt is en onvoldoende blijkt. Bovendien, zeggen ze, kan de bekendheid van hun organisatie ook nog beter. Daar was een artikel over in Het Nieuwblad. Bij de ouders klinkt het daarin dat de opvang veel beter moet. Je hebt allerlei soorten instanties, zoals slachtofferonthaal, maar niemand weet hoe hij mensen als hen moet helpen. In dat artikel kwam ook advocaat Jos Vander Velpen aan bod, die gespecialiseerd is in strafrecht en mensenrechten. Hij steunt hen en zegt zelf al meermaals te hebben vastgesteld dat er te weinig langdurige professionele hulp is voor de nabestaanden van vermoorde kinderen. De organisatie pleit ervoor om die nabestaanden goed bij te staan. Daarom moet de slachtofferzorg absoluut worden uitgebreid met hooggekwalificeerde krachten, die gespecialiseerd zijn in rouwverwerking en geestelijke problemen. De diensten slachtofferonthaal, die dus bevoegd zijn bij gerechtelijke procedures, zeggen in de krant dat ze ook begrip hebben voor het standpunt van de ouders. Diverse stemmen geven toe dat er momenteel een zwaar tekort is aan gespecialiseerde traumapsychologen om de slachtoffers van langdurig leed ook daadwerkelijk goed bij te staan.
Minister, mijn vragen voor u liggen dus voor de hand. Hoe kunt u het slachtofferonthaal beter afstemmen om ook beter te ondersteunen wat die heel speciale noden van ouders van vermoorde kinderen betreft? Vindt u ook dat het klopt wat slachtofferonthaal in dat artikel aanhaalde, zoals daarnet geschetst in mijn vraag? Ziet u ook een oplossing? Kunt u de vzw bijstaan in het vergroten van haar bekendheid en ervoor zorgen dat slachtoffers elkaar beter vinden? Is dat ook geen punt waarover u contact zou kunnen opnemen met de federale collega’s die bevoegd zijn voor politie en justitie, om te bekijken hoe we tot een beter afgestemd beleid kunnen komen voor die zeer speciale doelgroep?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De beleidsnota Welzijn, Volksgezondheid en Gezin 1914-1919 en de beleidsbrieven geven aan dat we werk maken van meer geïntegreerde slachtofferzorg. De centrale doelstellingen daarbij zijn het verbeteren van de samenwerking tussen Welzijn, politie en Justitie zodat slachtoffers snel en effectief worden geholpen, en het vergroten van de toegankelijkheid, de kwaliteit en de klanttevredenheid over slachtofferzorg.
Onder slachtofferzorg verstaan we vooral het klassieke aanbod van slachtofferhulp door de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s), slachtofferonthaal door de Justitiehuizen en de politionele slachtofferbejegening, maar we willen ook aandacht hebben voor vormen en aspecten van slachtofferzorg die buiten die klassieke triade vallen zoals het aanbod van vertrouwenscentra kindermishandeling, van de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s), van de diensten maatschappelijk werk binnen de ziekenfondsen enzovoort.
We verwachten dat elke actor waar het slachtoffer een beroep op doet, streeft naar een geïntegreerde zorg waarbij het slachtoffer en zijn noden centraal staan, en dit ongeacht de feiten waaruit het slachtofferschap is ontstaan.
In de communicatie met slachtoffers evolueren we naar één algemeen aanspreekpunt voor alle vragen en hulp in verband met slachtofferschap, meer bepaald het CAW dat zich op die manier profileert en waar nodig zorgt voor een gerichte toeleiding.
De administratie maakt momenteel binnen een gemengde werkgroep met vertegenwoordigers van de sectoren werk van een duidelijke positionering van de diverse actoren binnen slachtofferzorg en de concrete operationalisering van deze positionering. Men wil daarbij ook komen tot een voor het slachtoffer transparant begrippenkader.
Slachtofferonthaal heeft als opdracht het geven van informatie over het strafdossier, de stand van de procedure en het bijstaan van het slachtoffer tijdens de gerechtelijke procedure. Hierbij wordt altijd rekening gehouden met de wensen en verwachtingen van de slachtoffers. Wanneer de slachtoffers bij de verwerking van de gebeurtenissen nood hebben aan ondersteuning van een gespecialiseerde traumapsycholoog, zal daarvoor worden samengewerkt met en verwezen naar het aanbod van het CAW of het cgg voor een geïntegreerde zorg ten aanzien van het slachtoffer.
Lotgenotengroepen en zelfhulpgroepen kunnen het bestaande sociale netwerk van nabestaanden versterken. Mensen die een aangrijpende gebeurtenis meemaken, hebben vaak behoefte aan mensen die een gelijkaardige ervaring hebben en kunnen daarin heel veel steun vinden. Lotgenotengroepen vormen een belangrijke vorm van ondersteuning, zeker ook in het kader van nazorg. Die lotgenoten hebben een andere rol en positie dan deze die hulpverleners innemen ten aanzien van cliënten. Wanneer een persoon of een lotgenotengroep vaststelt dat iemand toch nood heeft aan begeleiding door een professionele hulpverlener, dan kan die persoon worden doorverwezen naar hulpverlening, maar ook omgekeerd is het voor professionele organisaties belangrijk slachtoffers door te verwijzen naar lotgenotengroepen.
Het toeleiden van slachtoffers naar andere bevoegde organisaties en instellingen is een basisopdracht van het CAW en de Justitiehuizen. Wanneer de slachtoffers dit wensen, kunnen ze dus in contact worden gebracht met lotgenotengroepen waaronder bijvoorbeeld ouders van een vermoord kind.
Een belangrijke vorm van ondersteuning van zelfhulpgroepen en lotgenotencontacten verloopt via Trefpunt Zelfhulp vzw. Het biedt begeleiding en advies, heeft een algemeen vormingsaanbod en biedt vorming op maat aan, zowel aan startende groepen als aan bestaande initiatieven. Het zorgt ook voor de promotie van zelfhulp en sensibiliseert daarover, onder meer ook met betrekking tot de samenwerking met de professionele diensten.
In januari lanceerden we www.slachtofferzorg.be, een website die informatie en ondersteuning biedt aan slachtoffers van misdrijven. Onder ‘Waar kan je terecht?’ verwijzen we dan ook naar de lotgenotenverenigingen en zelfhulpgroepen die verzameld worden op de website van Trefpunt Zelfhulp. Die vzw wordt ook vermeld op www.desocialekaart.be, de website waar ouders en professionals terecht kunnen om passende hulp te vinden.
Eind 2017 heb ik een subsidie van 80.000 euro vrijgemaakt voor de vzw Circles – We Have the Choice. Dit project richt zich tot iedereen die op een of andere manier is geraakt door een traumatiserende situatie, crisis, terreur, geweld, ramp, extremisme, die een impact heeft op een grote groep van mensen of een gemeenschap en een zinvolle manier zoekt om daarmee om te gaan.
De doelstellingen van het project zijn preventie van verharding en uitsluiting, educatie, verbindend samenzijn en dialoog. De vzw wil gezondheids- en welzijnsproblemen voorkomen en bijdragen aan een laagdrempelige eerstelijnszorg om zo mensen te versterken in hun welbevinden. Men wil dit bereiken door te voorzien in laagdrempelige professionele ondersteuning aan mensen die worden geraakt door blind geweld om zo psychologische en posttraumatische stresssymptomen te voorkomen.
Het versterken van het sociaal netwerk en het verbinden van mensen met anderen is een belangrijke protectieve factor voor psychologisch en sociaal welzijn na een collectief trauma. Het biedt ook laagdrempelige ondersteuning op maat aan, vertrekkende van de mogelijkheden van de mensen aan de hand van zinvolle ontmoetingen, om met een groep mensen stil te staan bij wat er met ieder van ons gebeurt in deze tijd van verharding en extreem geweld. Verder wordt ook laagdrempelige eerstelijnshulp geboden om mensen met vragen en problemen snel te kunnen helpen.
Men streeft naar zelfredzaamheid maar men heeft daarnaast een netwerk van organisaties en partners om waar nodig mensen met nood aan meer gespecialiseerde hulpverlening door te verwijzen. We volgen het project van nabij op.
Het kader waarbinnen de gemeenschappen en gewesten samen met de federale overheid werken aan een integraal veiligheidsbeleid dat zowel aandacht heeft voor preventie als voor repressie en nazorg is de kadernota Integrale Veiligheid 2016-2019. Het is binnen dit kader dat ook de prioriteiten en strategische doelstellingen werden afgesproken.
Geweldscriminaliteit waarbij ook doelstellingen zijn ingeschreven over slachtofferzorg, is een van de veiligheidsclusters die aan bod komen binnen de kadernota met de nadruk op intrafamiliaal geweld en seksueel geweld.
Het lijkt mij belangrijk dat actoren van politie en Justitie die actief zijn op het terrein en met slachtoffers in aanraking komen, op de hoogte zijn van het bestaande ondersteuningsaanbod. We willen deze actoren hierin ondersteunen door de diensten slachtofferonthaal hun rol te laten opnemen in het bijstaan van de slachtoffers tijdens de gerechtelijke procedure. Zoals net vermeld, kan vanuit slachtofferonthaal de link worden gelegd naar lotgenotenverenigingen zoals de vzw Ouders van een vermoord kind, indien slachtoffers daar nood aan hebben.
Er is de website www.slachtofferzorg.be, waar we informatie en ondersteuning voor slachtoffers van misdrijven bundelen. Daarnaast is er de website www.desocialekaart.be, waar burgers en professionals terecht kunnen om passende hulp te vinden.
Er is ook het samenwerkingsakkoord Slachtofferzorg waarin afspraken zijn gemaakt over een doorverwijzing door politie naar hulpverlening door het CAW. Het CAW zal op zijn beurt psychosociale begeleiding en ondersteuning bieden aan het slachtoffer. De link leggen naar lotgenotenorganisaties is hier een onderdeel van.
Zodra de werkgroep waarvan ik heb gesproken langs Vlaamse zijde vorm heeft gegeven aan de verdere uitwerking van de geïntegreerde slachtofferzorg, zal het bestaande samenwerkingsakkoord moeten worden geëvalueerd. Dan zullen we in gesprek gaan met de federale partners om het samenwerkingsakkoord te actualiseren.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Er zijn twee problemen.
Minister, ik begrijp dat u een universeel beleid wilt uitvoeren wat betreft slachtofferzorg. Als ik u goed heb begrepen, hebt u gezegd dat er een hele panoplie is van dienstverlening, ongeacht de feiten. Maar dat is, vrees ik, het omgekeerde van wat de ouders van vermoorde kinderen vragen. Zij zeggen dat niemand weet hoe mensen als zij moeten worden geholpen. Ze hebben binnen dat universele kader niemand gevonden die gespecialiseerd is in wat zij nodig hebben. Zij vragen aan de overheid om daarin te investeren. Minister, vat ik uw antwoord correct samen? Zegt u: ‘Neen, we gaan dat niet doen. We gaan bij onze universele dienstverlening blijven zoals die voor iedereen geldt, ongeacht de feiten’? Maar dat is nu juist de aanpak waarvan hier wordt gezegd dat hij niet werkt. Dat is mijn eerste opvolgingsvraag.
Minister, ik heb het misschien gemist in uw antwoord, maar wat gaan we doen aan het door verschillende instanties bevestigde tekort aan gespecialiseerde traumapsychologen die slachtoffers effectief langdurig kunnen bijstaan? Kunnen we daar binnen slachtofferzorg werk van maken, zodat we ten eerste die mensen hebben, om dan ten tweede, voor een opleiding zorgen zodanig dat we een dienstverlening kunnen aanbieden voor mensen die het ergste meemaken wat je kunt meemaken?
Minister, ik had ook de reactie van de heer Parys genoteerd. U somt een heleboel instanties op die op zich valabel zijn, maar ook in uw verwijzing naar de beleidsnota 2014-2019, waarin u zegt dat u werk wilt maken van een geïntegreerde slachtofferzorg, vinden de betrokkenen blijkbaar niet hun weg naar diegene die het meest aangewezen is om hen te helpen, maar men stipt ook aan dat er een nood is aan gespecialiseerde expertise. Hoe gaat u daarmee om?
U verwees ook naar de website slachtofferzorg.be. U gaf in een eerder antwoord als verklaring dat er een voorstel van conceptnota geïntegreerde slachtofferzorg is waarin ook wordt bekeken waar die expertise kan worden ingepast. Ik heb daarover niets gehoord in uw antwoord. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de conceptnota? Zal er ook aandacht uitgaan naar de zelfhulpgroep van ouders van vermoorde kinderen?
Ten slotte was er de vraag naar het financieren van organisaties als Ouders van een vermoord kind. Ik heb u daarop niet horen antwoorden. U hebt verwezen naar de 80.000 euro die u hebt uitgetrokken voor een andere vzw. Bestaan er plannen om specifiek voor deze groep een ondersteuning te organiseren?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het ligt op dit moment niet in de verwachting dat wij lotgenotenverenigingen specifieke subsidies zullen geven. Dat is al tientallen jaren in Vlaanderen een keuze van het beleid. Wij ondersteunen een organisatie die dit soort organisaties op haar beurt met expertise kan ondersteunen. Er is ooit in Vlaanderen voor gekozen om dat niet per groep als dusdanig te doen. Ik heb in alle eerlijkheid niet de intentie om die strategie te wijzigen. Precies omdat je dan natuurlijk ook consequent moet zijn.
Als ouders met een terechte vraag naar adequate ondersteuning en begrip kunnen ervaren dat ze weinig toegang hebben tot of weinig gehoor vinden bij diegenen die geacht worden voor slachtofferzorg in te staan of die geacht worden lotgenotengroepen te ondersteunen, of als ze daar weinig gehoor of aansluiting vinden of weinig begrip voor hun specifieke vragen, dan moeten we uiteraard de inspanningen doen om te bekijken hoe we hen in contact kunnen brengen met diegenen die binnen de CAW- of misschien ook binnen de cgg-koepel verantwoordelijk zijn voor dit soort ondersteuning. We moeten dan bekijken of het inderdaad juist is dat zij die aansluiting missen en of daar specifieke redenen voor zijn.
Het is niet zo evident om de financiering van psychiatrische zorg en psychologische prestaties vanuit het Vlaamse perspectief te doen. Als je dat aanneemt voor specifieke situaties, moet je ook bereid zijn om het onder ogen te nemen ten aanzien van heel wat andere situaties die ook allemaal te maken hebben met dramatische en traumatiserende gebeurtenissen. Hoe legitiem de vraag ook is – en daar moet ik natuurlijk met enige schroom op antwoorden, want ik kan mij best voorstellen dat er een specifieke ondersteuning wordt verwacht – dan is mijn spontane reactie dat er vanuit het steunpunt of vanuit de koepel van CAW’s en waarschijnlijk ook de cgg’s met de betrokkenen contacten moeten zijn om te bekijken hoe er met het aanbod waarvoor wij staan en waarvoor wij gefinancierd worden en waarop wij aangesproken worden beter kan worden tegemoetgekomen aan de bestaande verwachtingen.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, uw tweede antwoord stelt mij iets geruster. Het is vanuit slachtofferhulp zelf dat het signaal wordt gegeven dat het die expertise niet heeft en die mensen niet kan helpen. Daar maak ik mij het meeste zorgen over als ik die hulpkreet lees.
Minister, ik ben blij dat u ervoor zult zorgen die aansluiting beter te maken en de expertise op te bouwen, zodat in de toekomst mensen die het slachtoffer zijn van het feit dat hun kind wordt vermoord, effectief kunnen worden bijgestaan door onze diensten op een manier die ze nuttig en zinvol vinden. Dank u wel als u daar uw schouders onder wilt zetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.