Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Moyaers heeft het woord.
Minister, exact een jaar nadat Het Belang van Limburg in samenwerking met de Universiteit Hasselt een zeer groot onderzoekdossier over de schadelijke stoffen in de rubberkorrels op Limburgse kunstgrasvelden publiceerde, verscheen er op woensdag 14 maart opnieuw een opvallend artikel over dit thema in dezelfde krant. Nieuwe cijfers over kankergevallen bij jonge sporters die door de Amerikaanse ex-voetbalster Amy Griffin werden verzameld, voorspellen weinig goeds. Zo is er enerzijds het opvallend hoge aantal doelmannen en -vrouwen met kankers dat in het oog springt en anderzijds stemt ook het hoge aantal bloedkankers tot nadenken.
Critici, voornamelijk uit de hoek van de rubberlobby, vinden dat de lijst met cijfers geen enkele wetenschappelijke waarde heeft. Wetenschappers zeggen dan weer dat die lijst wel degelijk aandacht verdient omdat er zo’n opvallende dingen naar voren komen. Ondanks de onrust en de vraag van heel wat Amerikaanse toxicologen is er tot nu toe in de VS nog altijd geen enkele overheidsinstantie begonnen met een grootschalig onderzoek op nationaal niveau.
Ook in onze contreien, meer specifiek in Nederland en in Vlaanderen maar ondertussen ook in Frankrijk en Duitsland, sluimert het spook van de met dubieuze rubberkorrels ingestrooide kunstgrasvelden al een hele tijd. Ik spreek bewust over ‘sluimeren’ omdat er bij ons weliswaar af en toe wat ongerustheid de kop opsteekt, maar dat blijft vooralsnog telkens zonder concreet gevolg. Nochtans liggen er in Vlaanderen alleen al bijna 400 kunstgrasvelden – al dan niet met Vlaams overheidsgeld gesubsidieerd – waarvan bijna de helft met rubberkorrels is ingestrooid. Wij hebben als overheid dus wel degelijk een verantwoordelijkheid.
Is er na het onderzoekdossier dat Het Belang van Limburg in samenwerking met de Universiteit Hasselt een jaar geleden publiceerde al ander en nieuw onderzoek gedaan naar de impact van schadelijke stoffen in kunstgrasvelden door een Vlaamse overheidsinstantie? Zo ja, welke conclusies kunnen we daaruit trekken? Zo nee, welke gefundeerde argumenten zijn er om een dergelijk onderzoek als onvoldoende belangrijk te beschouwen?
Het Nederlandse Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) zou in april van dit jaar – ‘zou’, want intussen is dit al uitgesteld naar juli – een advies uitbrengen aan het European Chemicals Agency (ECHA) voor een strengere norm voor paks (polycyclische aromatische koolwaterstof ) in SBR (styrene-butadiene rubber), een norm die dichter in de buurt ligt van de norm voor consumentenproducten. Hoe staat u tegenover een eventuele verstrenging van de norm die actueel wordt gehanteerd? Waarom wordt er voor een strengere norm gepleit ondanks eerdere berichtgeving dat er geen reden is tot paniek? Waarom is er bij de oorspronkelijke normering nooit rekening gehouden met de blootstelling aan gebruikers gezien de gezondheidsrisico’s die verbonden zijn aan de rubberindustrie?
Recytyre heeft aan alle eigenaars of beheerders van kunstgrasvelden die dat wensten een bemonstering en analyse van het ingestrooide granulaat aangeboden. Is er bij dat onderzoek naar paks ook gekeken naar de aanwezigheid van eventuele andere schadelijke stoffen? Zo nee, waarom niet? Hebt u zicht op de aanwezigheid van eventuele andere schadelijke stoffen in SBR? Hoe schat u de gezondheidsrisico’s van deze stoffen in SBR in? Zijn die ooit onderzocht en beoordeeld door een overheidsinstantie? Zo nee, waarom niet?
Vindt u dat de bevoegde ministers een goede inschatting hebben gemaakt van de potentiële gezondheids- en milieurisico’s die verbonden zijn aan het gebruik van SBR als instrooimiddel voor kunstgrasvelden en de bevolking en het milieu voldoende hebben beschermd tegen blootstelling aan schadelijke stoffen zoals het Verdrag van Lissabon en het Verdrag van Aarhus aan alle Europese lidstaten oplegt? Zo ja, waaruit blijkt dat?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
In 2017 werd in een aantal Limburgse gemeenten onderzoek gevoerd naar toxische stoffen in het rubbergranulaat gebruikt op kunstgrasvelden. Dat onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van Het Belang van Limburg. Sport Vlaanderen heeft binnen dit onderzoek 61 sportvelden in Vlaanderen laten onderzoeken in samenwerking met Recytyre/CGS. Voor de 61 velden met rubbergranulaat die werden gerealiseerd met de steun van de Vlaamse overheid is het duidelijk dat de rubberkorrels op deze velden volledig conform zijn aan de huidige wettelijke normen. Recytyre vzw heeft in totaal 102 velden bemonsterd, deze 61 velden inclusief.
De resultaten tonen aan dat alle voldoen aan de huidige REACH-norm (Registration, Evaluation, Authorisation and Restriction of Chemicals) voor mengsels voor wat betreft de parameter polycyclische aromatische koolwaterstoffen en REACH. De resultaten bevinden zich allemaal tussen de 2 en de 103 milligram paks per kilogram rubber. Die waarde is de som van de 18 types van polycyclische aromatische koolwaterstoffen.
De onderzoeksmethodiek van de Nederlandse collega’s van RecyBEM die hiervoor gebruikt werd, is door een Vlaams toxicoloog nagekeken om de objectiviteit te garanderen. De 61 gemonitorde velden voldoen aan de DIN 18.035-7-norm voor zware metalen.
Deze resultaten hebben geen aanleiding gegeven tot wijzigingen van het advies van maart 2017 van het Agentschap Zorg en Gezondheid. Met andere woorden, het risico wordt thans ingeschat als verwaarloosbaar tot zeer klein, gegeven dat de adviezen worden opgevolgd door de gebruiker, leverancier en uitbater. In die omstandigheden vormt het geen gezondheidsprobleem voor de sporters om de velden te gebruiken. Lichaamsbeweging is belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen. Daarom adviseert het agentschap Zorg en Gezondheid om vooral te blijven bewegen, en sport is daar een vorm van. Het agentschap begrijp dat sommige ouders zich toch zorgen blijven maken, ondanks de uitkomsten uit het onderzoek van het Europees Agentschap voor Chemische Stoffen.
Normaal hygiënisch gedrag zorgt ervoor dat contact met de rubberkorrels zo klein mogelijk is. Het agentschap Zorg en Gezondheid benadrukt dat dit gedrag altijd gewenst is na het sporten, op welke ondergrond dan ook. Neem een douche na het sporten en trek daarna schone kleren aan. Klop sportschoenen en -kleding buiten uit. Maak open wonden of schaafwonden goed schoon en dek ze af voor het spelen op het veld. Zorg ervoor dat de korrels niet in de mond komen. Dus, let op uw kinderen en sluit bidons op het veld af na gebruik.
Kunstgrasvelden worden ook geëvalueerd op basis van de hoger vermelde DIN-norm voor zware metalen, de mengselnorm van het Europees Agentschap voor Chemische Stoffen en in Vlaanderen moeten ze voldoen aan VLAREMA, het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen.
De basis van de discussie rond de milieu- en gezondheidskundige impact van blootstelling aan rubbergranulaat gebruikt op sportterreinen, ligt in de keuze van de te hanteren normen.
Er zijn twee invalshoeken mogelijk: rubbergranulaat wordt gezien als een industrieel mengsel of rubbergranulaat wordt gezien als een consumentenproduct. Bij het interpreteren van resultaten is het dus belangrijk om te kijken aan welke normen er moet worden getoetst. Het grote verschil tussen de normen voor paks in enerzijds industriële mengsels en anderzijds consumentenproducten, leidt in de praktijk tot de situatie dat de normen paks voor rubberen valdempingstegels, waarop de norm voor consumentenproducten van toepassing is, honderd- tot duizendmaal strenger is dan de norm voor rubbergranulaat. Wanneer we het gebruik van rubberen tegels op speelplaatsen vergelijken met het sporten op velden ingestrooid met rubbergranulaat, dan is dit grote verschil tussen de normen niet goed te rechtvaardigen. In Europa is er momenteel discussie of er specifiek voor rubbergranulaat strengere normen ten aanzien van met name kankerverwekkende paks gewenst zijn. En zoals eerder vermeld in de aanhef van de vraagstelling, voert het Europees Agentschap voor chemische stoffen een onderzoek uit dat onder andere moet uitwijzen of er vanuit gezondheidsperspectief inderdaad strengere specifieke normen voor rubbergranulaat nodig zijn.
De meest recente update van dit onderzoek ziet geen reden om het sporten op synthetische velden ingestrooid met gerecycleerd rubbergranulaat te verbieden. In het onderzoek ging men uit van paks-concentraties die, zoals praktijkmetingen in de beoordeling van het Europees Agentschap voor chemische stoffen aangaven, een stuk onder de normstelling van industriële mengsels liggen.
Het Europees Agentschap voor chemische stoffen koppelt een blootstelling van 20 milligram per kilogram voor de som van acht respectievelijke carcinogene EU-paks aan een extra carcinogeen risico dat zich situeert op 1 op 1 miljoen bij levenslange blootstelling. Het agentschap Zorg en Gezondheid beoordeelt dit getal als gezondheidskundig verwaarloosbaar.
Op Europees vlak lijkt er consensus om het rubbergranulaat te evalueren op basis van de mengselvorm, waarbij het Europees Agentschap voor chemische stoffen, maar ook het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu van Nederland aanbevelen om deze norm te herbekijken. Dit advies ontstond uit een studie van het Europees Agentschap voor chemische stoffen waarin een risicobeoordeling werd uitgewerkt op basis van voorkomende rubbersamenstellingen en waarbij er een gemiddelde van 20 milligram per kilogram van acht EU-paks werd gemeten. Dat zijn gezondheidskundig de meest kritische parameters.
Tegen de zomer wordt verwacht dat Nederland een voorstel indient voor verstrenging van de REACH-norm (Registration, Evaluation, Authorisation and Restriction of Chemicals) bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen. Het agentschap Zorg en Gezondheid volgt dit op in samenwerking met Sport Vlaanderen.
De effectieve meetwaarden van rubberinfill liggen dus een stuk lager dan de mengselnorm. De risicobeoordeling waarin wordt aangegeven dat er geen reden is tot ongerustheid, is gebaseerd op de effectieve meetwaarden en niet op een aftoetsing aan de hogere mengselnorm.
REACH is een verordening van de Europese Unie waarin onder andere de regels zijn vastgesteld voor het gebruik van paks. Binnen deze REACH-verordening wordt er een mengselnorm en een consumentennorm gehanteerd. Ik heb dat al aangegeven. Voor de mengsels zoals schoonmaakproducten, verf en lijm gelden algemene concentratielimieten voor stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid. Voor consumentenproducten gelden veel strengere normen voor het pakgehalte. Dat is, zoals gezegd, een factor van honderd tot duizend keer lager dan voor mengsels. Deze producten komen dan ook intensiever in contact met de huid of de mond. Het zijn de gebruiksomstandigheden die de normstelling bepalen.
Het onderzoek, uitgevoerd door Recytyre, werd gesteund door mijn collega-minister Muyters. Voor meer informatie over het onderzoeksprotocol en de keuze van de onderzochte stoffen, wendt u zich het best tot mijn collega.
Wat betreft de keuze van de parameters, ligt het onderzoek volledig in lijn met de inschattingen die het Europees Agentschap voor chemische stoffen maakte, waar veel meer stoffen werden bekeken, maar waar acht specifieke paks als meest relevant naar voren kwamen. In totaal werden door Recytyre achttien verschillende paks getoetst aan de REACH-regelgeving, waaronder de acht gezondheidskundig meest belangrijke, conform de studie van het Europees Agentschap voor chemische stoffen. Daarnaast geldt voor de kunstgrasvelden dat ze moeten voldoen aan een DIN-norm voor zware metalen.
In 2013 werd in opdracht van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij een milieuonderzoek uitgevoerd naar de uitloging van kunstgrasvelden. Finaal werd er besloten dat het gebruik van gerecycleerde rubbergranulaten van kunstgrasvelden slechts een zeer beperkte invloed heeft op de uitloging van zink naar de ondergrond. Hier is geen gezondheidskundig risico aan verbonden.
In 2017 werd in een aantal Limburgse gemeenten onderzoek gevoerd naar toxische stoffen in rubbergranulaat gebruikt op kunstgrasvelden. Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van Het Belang van Limburg. De staalname en de analyse gebeurden door het Instituut voor Materiaalonderzoek, Toegepaste en Analytische Chemie van de Universiteit van Hasselt, professor Carleer. Het labo voor Toxicologie en Farmacologie van de KU Leuven, professor Tytgat, interpreteerde de resultaten. We vergeleken de resultaten van de studie van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu uit 2016, waarbij ook benzothiazolen werden geanalyseerd. De resultaten van bijvoorbeeld Houthalen-Helchteren liggen beduidend lager dan deze gemeten in Nederland.
De beoordeling van de risico's voor specifiek 2-mercaptobenzothiazole (2-MBT) geeft aan dat de blootstelling zodanig is dat er geen risico mag worden verwacht. De gezondheidsrisicobeoordeling is gebaseerd op de huidige kennis verworven door studies uitgevoerd in Vlaanderen en België, zoals hierboven vermeld, en door wetenschappelijk onderzoek van relevante internationale instituten.
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu heeft ook bisfenol-A, enkele metalen – cadmium, kobalt en lood –, de ftalaten en 2-MBT’s geanalyseerd. De keuze voor deze stoffen is gebaseerd op recent gemeten concentratie en de lijst van zeer zorgwekkende stoffen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.
Aan de hand van realistische worstcasescenario's werd de blootstelling ingeschat, waarbij opname via de huid, inhalatie en orale opname werden berekend. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu beoordeelde dat er geen gezondheidsrisico is voor lood ondanks de heel lage veilige blootstellingsgrens. Ook voor bysonol A, ftalaten, de metalen cadmium en kobalt en de benzotiazolen is de blootstelling lager dan de veilig geachte blootstelling en dus zonder gezondheidsrisico's.
Het Europees Agentschap voor Chemische Stoffen nam een gamma aan stoffen mee in zijn risicobeoordeling. Ze besloten dat de gezondheidsrisico's van metalen verwaarloosbaar zijn, aangezien de blootstellingsgrenzen bepaald door de huidige speelgoedwetgeving niet zijn bereikt en dat de concentraties van ftalaten, benzotiazolen en methyl isobutyl ketone lager zijn dan de concentraties die zouden kunnen leiden tot gezondheidsproblemen.
De adviezen die het agentschap Zorg en Gezondheid nu geeft, zijn gebaseerd op de huidige wetenschappelijke kennis, dus niet enkel op het louter toetsen aan normen. Die kennis wordt opgevolgd door diverse internationale gerenommeerde instituten die zich bezighouden met toxicologische en epidemiologische risico-inschatting. Zij wijzen consistent allen in dezelfde richting. Op basis van deze kennis heeft het agentschap geen aanwijzingen dat sporten op kunstgrasvelden met rubbergranulaten noodzakelijk tot risico's leidt. Met andere woorden, het risico wordt thans ingeschat als verwaarloosbaar tot zeer klein, gegeven dat de adviezen worden opgevolgd door de gebruiker, de leverancier en de uitbater. In die omstandigheden vormt het geen gezondheidsprobleem voor de sporters om de velden gewoon te gebruiken.
Het agentschap Zorg en Gezondheid is het ermee eens dat er breed wordt nagedacht over alternatieven voor rubbergranulaat, maar dringt erop aan bij die alternatieven ook te kijken naar mogelijke gezondheidsrisico's. Het agentschap volgt de internationale studies en de evolutie omtrent de Europese normering op. De grote discrepantie tussen de mengselnorm en de productnormering is wel frappant. Een herevaluatie van die normen is wenselijk, er loopt momenteel een procedure bij het Europees Agentschap voor Chemische Stoffen (ECHA).
De heer Moyaers heeft het woord.
Dank voor uw uitgebreid antwoord, minister. Ik heb deze vraag elders ook al gesteld, en kreeg zelden nog zo'n uitgebreid antwoord.
Ik denk dat ik mag concluderen dat er geen nieuw onderzoek is gebeurd sinds de Universiteit Hasselt dat vorig jaar heeft gedaan. We blijven ons dus vooral baseren op literatuurstudies. Daar gaan we dan adviezen op baseren. Dat vind ik persoonlijk niet echt geruststellend. Ik ben wel blij dat u zegt dat het agentschap wil kijken naar mogelijke alternatieven voor het instrooimateriaal dat op dit moment op meer dan de helft van de plaatsen rubber is.
Ik begrijp dat we nog even moeten wachten op de conclusies die eraan komen en dat we in juli waarschijnlijk het advies gaan krijgen dat wordt uitgebracht aan het ECHA. Ik heb daar wel nog een paar bemerkingen bij.
De bepalingen rond de polycyclische aromatische koolwaterstof zijn terug te vinden in de Europese REACH- verordening, dat is een vigerende regelgeving die aangenomen is om de gezondheid van mens en milieu beter te beschermen tegen de risico's van chemische stoffen. Bent u op de hoogte van de hiaten in heel die regelgeving waardoor rubbergranulaat niet binnen een bepaalde definitie past en daardoor eigenlijk onder de mengselnorm valt? Klopt dat? Er zitten heel wat hiaten in. Bent u ervan overtuigd dat er een van onze meest kwetsbare bevolkingsgroepen, onze jongeren, met de huidige regelgeving voldoende beschermd zijn tegen deze schadelijke stoffen die in de autobanden zitten?
U hebt het zelf ook gezegd, de 61 velden die Vlaanderen subsidieert en die ingestrooid zijn met rubberkorrels, hebben we laten onderzoeken. Recityre heeft een staal genomen. In zo een voetbalveld zitten meer dan 25.000 autobanden. Een paar stalen geven maar een momentopname weer. Tegelijk vind ik het zeer gek dat Recityre het onderzoek gaat voeren naar een materiaal dat ze zelf hebben gerecycleerd. Eigenlijk vraag ik me af hoe u tegenover een onderzoek staat dat door de bandenindustrie wordt gefinancierd. Voor mij is dat alsof de vleesindustrie haar eigen vlees gaat keuren.
Tot slot, ik heb u horen zeggen dat de uitloging van zink zeer beperkt is. Dat is ook afhankelijk van het moment dat men de meting doet. Hoe ouder het veld, hoe meer het uitgeloogd is en hoe minder men ervan kan terugvinden.
Minister, aansluitend bij de vragen van de heer Moyaers heb ik een vraag. U hebt een paar keer aangegeven dat het agentschap ageert binnen de huidige stand van het onderzoek en, als ik het mag parafraseren, met een open kijk de evolutie naar publicaties aanziet en in functie daarvan bereid is om desgevallend zijn houding aan te passen. Dat lijkt me heel logisch.
In de Senaat – mevrouw Franssen heeft ons nu verlaten – is een informatierapport kamerbreed goedgekeurd waarin wordt ingegaan op de problematiek van hormoonverstorende stoffen in tal van toepassingen. Daar komen we, sommige makkelijker, andere moeilijker, allerlei chemische termen tegen: ftalaten, bisfenol A en B enzovoort.
Eigen aan dat informatierapport is dat erin eigenlijk wordt gepleit voor een aanpak die echt wel vertrekt vanuit het voorzichtigheidsprincipe en het proberen gaandeweg een aantal zaken an sich gewoon af te bouwen, net omdat er zo weinig bekend is over de aanwezigheid van die stoffen in de kleinst mogelijke concentraties. Een lange inleiding, maar mijn vraag is eigenlijk heel simpel: werkt het agentschap in functie van dat informatierapport en vooral van de aanbevelingen, gezien het feit dat die kamerbreed zijn goedgekeurd? Bent u als minister op de hoogte van dat informatierapport?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik denk dat er in deze commissie over die hormoonverstorende stoffen ook al een debat is geweest, dus in die zin volgen wij uiteraard ook wat er vanuit het parlement qua aanbevelingen daaromtrent komt. Of het agentschap op dit moment nu zeer concreet aan de hand van dit specifieke of een ander rapport ageert, dat kan ik zeker zonder contact met het agentschap niet zeggen.
Wat de vraag over Recytyre betreft, ik neem aan dat u toch begrijpt dat, als u op het vlak van risicotaxatie een beleidsantwoord vraagt, in eerste instantie de technische expertise van onze administratie daarvoor wordt gebruikt. De administratie maakt natuurlijk ook de afweging dat, als er externe wetenschappelijke studies worden geconsulteerd of gebruikt, de validiteit daarvan natuurlijk ook moet worden beoordeeld. In die zin heb ik dus ook verwezen naar wat er ook in Nederland gebeurt en wat daar ook nog te verwachten valt qua mogelijke nieuwe adviezen. Eerlijk gezegd, ik ben graag bereid om al uw kritische vragen ook aan het agentschap voor te leggen, maar ik voel me absoluut niet bevoegd om op technisch-wetenschappelijk vlak daar nu statements over te doen. Het agentschap heeft, blijkbaar dan toch ook tot uw aangename verrassing, geprobeerd zeer technisch te antwoorden op de vragen die u hebt geformuleerd.
De heer Moyaers heeft het woord.
Dank u. Ik blijf het natuurlijk positief vinden dat u heel veel dingen ook aan het agentschap Zorg en Gezondheid wilt voorleggen. Ik blijf voor mezelf eigenlijk met een tweetal slotbedenkingen zitten. Dat hele recyclageproces neemt eigenlijk de schadelijke stof in autobanden totaal niet weg, natuurlijk. Sterker nog, dat oppervlak neemt alleen maar toe doordat men die banden gaat versnipperen. Het risico op schade voor milieu en gezondheid vergroot daardoor zelfs eigenlijk nog.
Ik blijf met één grote vraag zitten, die iedereen uiteindelijk eigenlijk zou moeten hebben. Hoe kan men eigenlijk verklaren dat een consument op het einde van het leven van zo’n autoband een verwijderingsbijdrage moet betalen om te voorkomen dat die gevaarlijke stoffen in het milieu verdwijnen, maar dat diezelfde band na versnippering, zonder dat er iets aan die chemische samenstelling verandert, dan plots als een product mag worden verhandeld? En als dat dan achteraf is opgebruikt, als het materiaal niet meer goed genoeg is om in een kunstgrasveld te liggen, dan wordt dat opnieuw bij het afval gezet en wordt dat wél op een speciale manier afgevoerd en verwerkt. Voor mij klinkt dat onlogisch. Elk logisch of helder denkend mens rond de tafel moet toch zeggen dat hier de logica zeer ver zoek is. Iets dat afval is, gaat men veranderen in een product, en als het daar dan niet meer goed genoeg voor is, dan is het opnieuw afval, en bovendien nog zeer gevaarlijk en chemisch schadelijk afval. Ik denk dus dat ter zake nog heel veel onderzoek nodig zal zijn en dat de discussie daaromtrent nog wel een aantal weken, maanden en misschien jaren zal lopen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.