Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
Minister, de zogenaamde big bang van de aanlandplicht van 1 januari 2019 komt steeds dichterbij en de problematiek van de knelpuntsoorten blijft een belangrijk thema. In de verschillende regio’s (Noordzee, Noordwestelijke Wateren en Zuidwestelijke Wateren) wordt door de betrokken lidstaten momenteel gewerkt aan gezamenlijke aanbevelingen voor de uitvoering van de aanlandplicht volgend jaar, die in het najaar 2018 in een wettekst moeten worden gegoten.
De lidstaatgroepen moeten proberen tot een unaniem akkoord te komen over hoe en voor welke soorten de overlevings- en de-minimisuitzonderingen kunnen worden gebruikt en waar er nog technische maatregelen kunnen worden opgelegd ter vermindering van de ongewenste vangsten. De uiterste datum voor dergelijk akkoord is 31 mei 2018 – dat is niet lang meer, want nu is het 18 april – en als dit niet wordt gehaald, beslist de Europese Commissie zelf over de nodige wetteksten.
Minister, hoe verloopt het overleg tussen de verschillende lidstaten? Zal er tegen 31 mei 2018 een consensus kunnen worden bereikt? Werden er al belangrijke beslissingen genomen en, zo ja, welke? Zijn de lidstaten vragende partij voor een advies van stakeholders? Zo ja, welke stakeholders wordt naar advies gevraagd?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Het overleg tussen de verschillende lidstaten vindt plaats op diverse niveaus. Per zeebekken is er een controlewerkgroep, een technische werkgroep en een highlevelgroep. België heeft natuurlijk visserijbelangen in drie zeebekkens, waar telkens ook een regionale lidstatengroep op is gezet. Het gaat over de Scheveningengroep met de Noordzee en Skagerrak. Ten tweede is er de Noordwestelijke Waterengroep. We spreken dan over het Engels Kanaal, de Keltische zee, inclusief het Bristolkanaal, de Ierse Zee en de wateren ten westen van Schotland. Ten derde is er de Zuidwestelijke Waterengroep met de Golf van Gascogne.
Die drie regionale lidstaatgroepen worden voorgezeten door respectievelijk Duitsland, Ierland en Spanje. De infasering van de aanlandingsplicht voor demersale visserij in de drie regio's werd al in 2016 opgestart en heeft tot nu toe in de praktijk nog geen onoverkomelijke problemen opgeleverd. De moeilijke elementen werden wel naar het einde verdaagd omdat die verder onderzoek vragen.
In overeenstemming met de Europese regelgeving is de Europese Commissie gemachtigd om teruggooiplannen aan te nemen via een gedelegeerde verordening. Daarvoor moeten de lidstaten van de diverse lidstatengroepen gemeenschappelijke aanbevelingen voor specifieke teruggooiplannen in elk van die gebieden van de Europese Commissie voorleggen. Dit moet voor 31 mei van elk jaar zodat de gedelegeerde verordening op 1 januari van kracht is. Momenteel gebeuren de besprekingen in de verschillende fora van elk van die regionale groepen. Dat gebeurt zeer intensief met de bedoeling om voor 31 mei van dit jaar een consensus over elk van de te geven gemeenschappelijke aanbevelingen inzake de aanlandingsplicht te bereiken.
Aangezien de besprekingen nog in volle gang zijn en zich in verschillende stadia bevinden, is het moeilijk daarover concrete voorspellingen te doen. De druk bij de lidstaten om tot een consensus te komen, is zeer hoog. Komt er geen consensus, dan verhuist het initiatief naar de Europese Commissie, die in de teruggooiplannen enkel uitzonderingen voor de minimis kan bepalen. Uitzonderingen zoals voor hoge overleving kunnen er via die procedure niet bij zijn.
Het is nu reeds duidelijk dat de gemeenschappelijke aanbevelingen niet alle problemen kunnen aanpakken. Er zullen nog onopgeloste vraagstukken overblijven, waarover de Raad in december zal beslissen. De Europese Commissie dringt er bij de lidstaatgroepen op aan zo vlug mogelijk aan te geven welke knelpuntsoorten er nog moeten worden opgelost. Het is moeilijk om alle knelpuntsoorten in rangorde van belangrijkheid op te lijsten. In principe zijn alle visbestanden onder total allowable catch (TAC) of vangstbeperkingen potentiële chokes, die in het geval van een gemengde visserij en volledige vroegtijdige benutting, de gehele visserij kunnen lamleggen. De vangstsamenstelling op zee is van zeer vele factoren afhankelijk. We zijn dan ook vragende partij om een snelle, effectieve en pragmatische oplossing te vinden. Dat heb ik vorige maandag in Luxemburg op de Raad Landbouw en Visserij ook nog expliciet geformuleerd voor de Europese Commissie.
Gezien de moeilijkheidsgraad van de besprekingen en de vele technische onzekerheden, is het te verwachten dat de belangrijke beslissingen in de finale fase zullen worden genomen.
De lidstaten die bij de verschillende regio’s betrokken zijn, staan in nauw contact met hun visserijsector. Bijkomend zijn er adviesraden per gebied bestaande uit vertegenwoordigers van de sector – 60 procent – en vertegenwoordigers van de belanghebbenden – 40 procent. De adviesraden geven schriftelijke adviezen en worden systematisch uitgenodigd om hun adviezen ook mondeling toe te lichten bij de besprekingen van de regionale lidstatengroepen.
Dit is dus een terechte bezorgdheid, collega Vermeulen, die wij zeer goed opvolgen en waarbij we telkens opnieuw de aandacht vragen van de verschillende lidstaten en ook de Europese Commissie op de raden.
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
Minister, toen ik me in het begin van de legislatuur begon te verdiepen in de visserij, dacht ik: o jee, die aanlandplicht is wel een heel complex probleem. Zal dat tegen de datum van 1 januari 2019 echt wel haalbaar zijn? Vissers doen er heel veel aan om ongewenste vangsten te vermijden, maar als er nog nieuwe ideeën naar boven komen, merk ik dat het werkveld vindt dat er te weinig tijd is om die uit te werken.
Noorwegen is al twintig jaar bezig met het invoeren van een soort aanlandplicht. Wij moeten dit doen tegen 1 januari 2019. Ik merk dat er weinig optimisme is over het invoeren van oplossingen voor een teruggooiverbod in de korte tijd die nog rest. De finale fase komt wel zeer dichtbij, dus ik ben zeer benieuwd wat dat zal opleveren. Ik vrees dat Europa hierin misschien zijn kar zal moeten keren.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, wat is uw eigen standpunt over de aanlandplicht? Ik hoor bij mevrouw Vermeulen enige twijfel, niet alleen over de haalbaarheid van de datum om dit te realiseren, maar ook enige terughoudendheid over het principe. Ik weet dat er veel technische problemen zijn om de aanlandplicht – teruggooirecht, zou ik kunnen zeggen – te realiseren, maar het is wel een essentiële kwestie als we de visbestanden perfect willen monitoren. Als we een eerlijk level playing field willen hebben in Europa, moeten we dat principe vanuit ecologisch en commercieel standpunt behouden.
Minister, is dat ook uw visie?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid, de principes zijn afgesproken en staan ook niet ter discussie. Ik denk dat op het moment dat de beslissingen zijn genomen, iedereen goed wist wat dat inhield. We hebben er trouwens ook voor gewaarschuwd dat dat niet evident zou zijn. De principes staan dus echter niet ter discussie. Ik denk dat iedereen daarachter staat, maar over de werkbaarheid en de manier waarop men tot die finaliteit komt, moet uiteraard grondig worden nagedacht en gediscussieerd, ook rekening houdend met de eigenheid van de visserij. De ene sector is de andere niet. Je kunt de visserijsector in Franrijk niet vergelijken met de visserijsector in Vlaanderen. Dat is een heel groot verschil en dat vraagt ook soms wel een andere benadering. Bij ons is er eigenlijk sprake van kleine vissers, die toch wel veeleer beperkt kunnen vissen. Dat kun je niet vergelijken met landen waar de visserij eigenlijk een zeer grote, belangrijke economische speler is. Daarmee moet ook rekening worden gehouden. De draagkracht van de sector is overal anders. Dat is ook altijd ons pleidooi. Daarom is het ook niet slecht om met die verschillende groepen te werken, zoals ik daarnet heb geschetst.
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
Collega Caron, het is bij mij niet echt een kwestie van terughoudendheid, maar wel van haalbaarheid. Nu zitten we in de fase dat er een consensus moet worden gevonden door die verschillende groepen, en ik ben zeer benieuwd of die wordt bereikt. Ik hoop dat die kan worden bereikt, want anders is het Europa dat zal beslissen, en dan zitten we pas met zeer grote vragen over de haalbaarheid. Dat is vooral de kwestie. Ik hoop dus echt dat die groepen die consensus kunnen bereiken, want het probleem is nu echt wel dat we op een punt zijn gekomen dat enkel de politiek nog de oplossing kan bieden voor het vermijden van vroegtijdige sluitingen. Ik denk dat de minister inderdaad de weg volgt die ik ook wil volgen, om echt tot een consensus te komen binnen die groepen zelf.
De vraag om uitleg is afgehandeld.