Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Minister, er is relatief goed nieuws. Het aantal verkeersdoden in Vlaanderen is voor het derde jaar op rij effectief gedaald. In 2017 heeft de daling zich met 10 procent voortgezet ten opzichte van het jaar voordien. We zijn uiteraard tevreden dat u er op die manier toe bijdraagt dat de schande van de 400 verkeersdoden met een aantal beleidsmaatregelen effectief wordt aangepakt. We zijn nog niet waar we moeten zijn. Om de doelstelling effectief te kunnen halen, moeten we de komende jaren nog voor gemiddeld 30 verkeersdoden minder per jaar zorgen.
De cijfers die zijn afgeleverd, zijn zoals steeds interessant, want ze geven een aantal provinciale verschillen weer. Het aantal letselongevallen is in alle provincies gedaald, maar is in Limburg sterker gedaald dan in Oost-Vlaanderen. Het aantal dodelijke ongevallen daalt niet in alle provincies. In Vlaams-Brabant is het nagenoeg gelijk gebleven en in Antwerpen is er een stijging met zeventien doden. Het aantal ongevallen met vrachtwagens is licht gestegen, maar er zijn minder dodelijke slachtoffers gevallen. Bij de motorrijders, voetgangers en bromfietsers zien we dan weer een stijging van het aantal dodelijke slachtoffers. Tijdens de commissievergadering van 19 januari 2017 hebt u laten weten dat het Verkeersveiligheidsplan Vlaanderen eind 2017 aan een evaluatie zou worden onderworpen.
Minister, ik heb hierover een aantal vragen. Zoals steeds, heb ik een vraag over de provinciale verschillen in de categorie doden ter plaatse. Zijn er zaken die uit de band springen en dit mogelijk kunnen verklaren? Denkt u nog aan een aantal maatregelen met betrekking tot motorrijders, voetgangers en bromfietsers, voor wie we het echt nog een pak beter moeten doen? Denkt u aan specifieke maatregelen die op het aantal ongevallen met vrachtwagens zijn gefixeerd? Een voorbeeld is het inhaalverbod bij regenweer voor vrachtwagens op snelwegen. Hoe kan dat beter worden gehandhaafd? Mijn laatste vraag betreft het Verkeersveiligheidsplan Vlaanderen. Is de evaluatie klaar? Wat zijn de resultaten?
Minister Weyts heeft het woord.
Voorzitter, ik hoor soms andere informatie over die cijfers. Indien we over de evolutie van het aantal letselongevallen en van het aantal verkeersdoden spreken, is het belangrijk de lange termijn in ogenschouw te nemen. Dit is zeker het geval indien we over de provincies spreken. Er is, voor alle duidelijkheid, een sterke daling van het aantal verkeersdoden met betrekking tot de geografische verdeling en met betrekking tot de verschillende vervoersmodi.
Ik heb de cijfers er nog eens bijgenomen en gekeken naar de evolutie per provincie op tien jaar tijd. Aangezien we over kleinere getallen spreken, moeten we dit wat nuanceren.
In de provincie Antwerpen is er volgens de recentste cijfers op tien jaar tijd een daling van het aantal verkeersdoden met meer dan 35 procent. We moeten dit nuanceren. Er is daarnet al op de uitzonderlijke stijging met zeventien verkeersdoden op een jaar tijd gewezen. Ik vergelijk dit met 2016, toen we met 50 doden een laagterecord hadden, maar in 2008 ging het nog om 204 doden. Indien we abstractie maken van die recente stijging, is dat een daling met meer dan 50 procent. In de provincie Limburg is er een daling op tien jaar tijd met 60 procent. In de provincie Oost-Vlaanderen is het een daling met 56 procent. In de provincie Vlaams-Brabant is het een daling van 51 procent. In de provincie West-Vlaanderen is het een daling met 52 procent. Dit zijn gemiddelden, maar er is wel een sterke daling.
Ik heb ook naar de evolutie per vervoersmodus gekeken. Ik neem opnieuw 2008 als vergelijkingspunt. We moeten ergens een jaartal nemen.
Het aantal doden ter plaatse bedroeg in 2008 43. In 2009 ging het om 50 doden, maar we moeten ergens afkloppen. Ik vergelijk 2008 met 2017 en ik zie een daling van het aantal doden ter plaatse van 43 in 2008 tot 30 in 2017. Dat is een serieuze daling. Het aantal gewonden bedroeg in 2008 2304 en in 2017 2075. Dat is een goede daling.
Wat de fietsers betreft, is er een daling van 68 doden ter plaatse in 2008 tot 32 doden ter plaatse in 2017. Uit sommige onderzoeken blijkt dat mensen vanwege de grote onveiligheid schrik hebben om hun kinderen het verkeer in te sturen. We zijn echter geëvolueerd van 68 tot 32 doden ter plaatse. Zelfs in 2009 waren het er 69. Dat bevindt zich in dezelfde orde van grootte. Het aantal gewonden is gedaald van 7930 in 2008 tot 7750 in 2017. Dat is maar een beperkte daling, maar dat ligt aan het grote aantal extra fietsers. Uit onderzoek blijkt immers ook dat we nu veel meer fietsers hebben. Desondanks is er nog een daling van het aantal gewonde fietsers en zeker van het aantal dode fietsers. Op tien jaar tijd gaat het om meer dan een halvering.
Wat de bromfietsers betreft, gaat het echt om kleine getallen. In 2008 waren er tien doden ter plaatse en in 2017 waren er acht doden ter plaatse. Dat is geen groot verschil, maar aangezien de getallen echt klein zijn, valt dit moeilijk te vergelijken. We zien wel een serieuze daling van het aantal gewonden van 3820 in 2008 tot 2100 in 2017.
Wat de motorrijders betreft, waren er in 2008 56 doden ter plaatse en in 2017 36 doden ter plaatse. Dat is bijna een halvering. In 2008 waren er 2139 gewonden en in 2017 waren er 1506 gewonden. Ook dat is een fikse daling.
Ik hoor en lees soms dat het aantal letselongevallen en dodelijke ongevallen met fietsers is toegenomen. Dat is niet het geval. Niettegenstaande de sterke stijging van het volume, is er een sterke daling van het aantal verkeersdoden en het aantal gewonden met betrekking tot alle vervoersmodi.
Dit betekent niet dat we op onze lauweren moeten rusten. We hebben tussen 2014 en 2017 al een fantastische evolutie afgelegd. Het aantal verkeersdoden is met 27 procent gedaald. Ik herhaal dit graag omdat ik vind dat we dit moeten fêteren en breed uitdragen. We boeken die resultaten op basis van weinig populaire maatregelen, zoals meer controles, trajectcontroles, digitale flitscamera’s en een hoger gelegde lat voor de rijopleidingen. Die maatregelen en andere maatregelen op dit vlak zijn niet altijd plezant. We kunnen daar enkel een draagvlak voor genereren indien we de geboekte resultaten kunnen voorleggen, highlighten en breed uitdragen. Zo kunnen we politieke steun krijgen voor maatregelen die soms contra-intuïtief en meestal weinig populair zijn.
Wat de maatregelen betreft, zie ik dat ik een hele lijst met maatregelen heb meegekregen. Dat is wat we al doen. Het Verkeersveiligheidsplan Vlaanderen is geëvalueerd. We hebben het rapport geüpdatet. Ik weet niet of de datum al vastligt, maar we zouden in de zomer in deze commissie het tweede rapport van de evaluatie van het Verkeersveiligheidsplan Vlaanderen bespreken. Dan kan ik daar in detail op ingaan. We leggen hier de laatste hand aan en we kunnen dit dan uitvoerig bespreken in deze commissie.
De heer Parys heeft het woord.
Ik vind het interessant de cijferreeks op tien jaar tijd te bekijken. Zo geven we wat tegengas tegen het af en toe gehoorde discours dat er stijgingen zouden zijn van, bijvoorbeeld, het aantal doden of van het aantal letsels dat fietsers oplopen.
Dat toont dat er goed werk wordt geleverd.
Dat zal natuurlijk altijd zo zijn, minister. Als je bijvoorbeeld in Antwerpen een stijging ziet van zeventien doden van het ene naar het andere jaar en ook al is dat cijfer veel lager dan een aantal jaren geleden, dan komt spontaan de vraag: is daar iets gebeurd? Is er iets veranderd? Is er iets dat erop zou kunnen wijzen waarom die piek er is, ook al vertrekt die piek vanuit een relatief laag cijfer? Kunt u daar iets specifieks over vertellen?
We kennen uiteraard de maatregelen die u al neemt. We hoeven daar dus inderdaad geen verdere uitleg bij.
Wat de evaluatie van het verkeersveiligheidsplan betreft, kijk ik ernaar uit om dat in de zomer hier in het parlement te bespreken.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Minister, eerst wil ik graag benadrukken dat we vanuit de CD&V-fractie uiteraard tevreden zijn dat het aantal verkeersslachtoffers daalt. En elke inspanning die wordt genomen om die daling te bereiken, is een goede inspanning.
De fietsveiligheid moet voor ons een extra aandachtspunt blijven. Daarop hebben we in het verleden al gehamerd, en dat zullen we ook nu blijven doen. Er worden hier een aantal cijfers aangehaald om te zeggen dat het aantal fietsdoden daalt. Het aantal fietsdoden is inderdaad gedaald. Maar als je kijkt naar het aantal zwaargewonden, is er wel degelijk een stijging, mijnheer Parys. Het hangt ervan af welke cijfers we hanteren.
Minister, ik vermoed dat u verwijst naar de verkeersveiligheidsbarometer van Vias. Maar als we kijken naar de cijfers die de FOD Economie geeft, waarin niet alleen de doden ter plaatse, maar ook de doden na dertig dagen mee worden opgenomen, zien we toch andere cijfers. Als we naar de cijfers van de FOD Economie kijken, zien we dat het aantal zwaargewonden wel degelijk nog stijgt en dat er geen daling is bij de som van het aantal doden en het aantal zwaargewonden, maar eerder een stagnatie. Dat aantal zwaargewonden is voor ons toch ook heel belangrijk. Dat zijn mensen die vaak voor de rest van hun leven getekend zijn door het zware ongeval dat zij hebben meegemaakt.
We zien ook dat het aantal dode en zwaargewonde fietsers blijft stijgen binnen het totale aantal verkeersslachtoffers. Voor ons noopt dat nogmaals tot het vragen naar extra maatregelen voor die fietsveiligheid. Mijn collega’s en ik hebben dat in het verleden al vaak gedaan en zullen dat ook blijven doen. We blijven het jammer – of zelfs erg – vinden dat die beleidskeuze voor het STOP-principe is losgelaten. Voor ons is dat STOP-principe enorm belangrijk om mee in te zetten op die fietsveiligheid.
Minister Weyts heeft het woord.
Voor de duidelijkheid: ik baseer me op de cijfers van het Vias Instituut. Ik zal u de cijfers van de doden ter plaatse geven vanaf 2008 tot 2017, zodat u echt niet meer herhaalt dat er sprake is van een stijging van het aantal doden. Het aantal doden ter plaatse in 2008 bedroeg 68, in 2009 69, in 2010 54, in 2011 46, in 2012 51, in 2013 51, in 2014 50, in 2015 46, in 2016 41, in 2017 32. 2008 is gewoon het eerste jaar dat geteld is dat ik hier heb. Ik neem voor alle vervoersmodi 2008 als vergelijkingspunt. Soms komt dat goed uit en soms minder goed. We gaan dus van 68 verkeersdoden in 2008 naar 32 verkeersdoden in 2017.
Ik vind het belangrijk dat we dat blijven zeggen en dat we zo ingaan tegen een opinie die soms bestaat bij – weliswaar goed menende – ouders die zeggen: ‘Het is veel gevaarlijker geworden, met al die doden. Ik laat mijn kinderen niet met de fiets rijden.’ Wel, we hebben cijfermateriaal om dat tegen te spreken. Waarom zouden we dan gaan zoeken naar voorbeelden waarbij je door bepaalde sommen ongetwijfeld zou kunnen komen tot een mogelijk ander beeld. Ik vind hier niets uit. Ik gebruik gewoon de statistieken van het Vias Instituut, met de federale politie als gegevensbron. En ik doe dat voor alle diverse vervoersmodi. En op alle diverse vervoersmodi zie je een daling.
Ik vind dat we altijd moeten proberen uit te gaan van positieve evoluties wanneer die er zijn.
Ik heb begrepen dat we eind juni een afspraak zouden kunnen maken met betrekking tot de rapportering over het verkeersveiligheidsplan. Ik denk dat die datum vanuit mijn kabinet is doorgegeven als datum om hier in de commissie dat rapport over het verkeersveiligheidsplan te bespreken.
We zullen dat straks bespreken tijdens de regeling der werkzaamheden.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, voorzitter, als conclusie kan ik alleen maar de woorden van de minister bijtreden, die zegt: ‘Laat ons ingaan tegen dat beeld waarin ouders soms, niet altijd gesteund door de cijferinformatie, schrik hebben om kinderen met de fiets op weg te sturen of om zelf te gaan fietsen.’ Als de cijfers op lange termijn aantonen dat fietsen effectief veiliger geworden is, dan moeten we dat verhaal ook brengen.
Dat neemt natuurlijk niet weg dat alles beter kan en dat we daaraan moeten blijven werken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.