Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, niet elk bos is natuurbos. Houtopslag en beboste stroken langs autosnelwegen en gewestwegen worden gecontroleerd en bijgehouden met beheersplannen.
Veel mensen, zeker de omwonenden, stellen de aanwezigheid van bomen en struiken langs de wegen erg op prijs. Naast hun belangrijke ecologische functie als koolstofbuffer hebben die immers ook een interessant geluidswerend effect voor de omwonenden.
Als er gekapt wordt, roept dat daardoor vaak vragen op bij omwonenden.
Minister, hoeveel hectare flankerende bomen werden er gekapt in het winterseizoen 2017-2018?
Welke verwerking en bestemming krijgt het gekapte hout? Wat waren de kosten en baten? Hoe wordt bepaald wie de beheerswerken uitvoert? Wat is de filosofie en de algemene basisregel achter het beheer van de flankerende bomen?
Minister Weyts heeft het woord.
Collega's, het is zinvol dat dit ook eens in deze commissie onder de aandacht komt, want het is een beetje contra-intuïtief. Het is bij uitstek een contra-intuïtief verhaal, want het is ten voordele van milieudiversiteit en ten voordele van meer en dichtere groenschermen dat die politiek van hakhoutbeheer wordt gevolgd, in samenspraak trouwens met het Agentschap voor Natuur en Bos.
De bedoeling van het hakhoutbeheer is om ervoor te zorgen dat bomen en struiken niet worden verwijderd, maar op een bepaalde hoogte worden gesnoeid opdat daaruit nieuw leven kan voortkomen. Dit is noodzakelijk om een dicht, gesloten groenscherm te behouden. Als men dat laat uitgroeien, verdwijnt de onderste laag en ontstaan er gaten in de groene haag en gaat het afschermend effect – zeker het visuele – verloren.
Er wordt niet bijgehouden over hoeveel hectare bomen het gaat. Het gaat over bermen, houtkanten en lijninfrastructuren. Het gaat over het behouden van de vele functies die dergelijke groenschermen vervullen en net in functie daarvan wordt het hakhoutbeheer gevoerd.
Dit hakhoutbeheer gebeurt conform de richtlijnen van het Agentschap voor Natuur en Bos. Het leidt ertoe dat er over enkele jaren een nieuw, maar vooral een meer aaneengesloten groenscherm dan vroeger, ontstaat.
Hakhoutbeheer is een repetitief onderhoudswerk: om de negen tot vijftien jaar moet er opnieuw hakhoutbeheer worden uitgevoerd op de houtkanten. De werken vinden plaats in het winterseizoen, vanaf 1 november, en stoppen bij het begin van het broedseizoen, medio maart.
Een lange houtkant wordt niet in één keer beheerd. We krijgen via mail de vraag waarom we bepaalde bomen nog laten staan. Dat doen we heel doelbewust. De volledige houtkant wordt opgedeeld in verschillende delen die vervolgens beurtelings worden aangepakt. Hierdoor zal een bepaald deel al opnieuw zijn uitgeschoten vooraleer het volgende stuk wordt aangepakt. Op die manier wordt vermeden dat grote zones in één keer in hakhout worden gezet.
Er wordt ook gedaan aan zogenaamd ‘middelhoutbeheer’. Dit wil zeggen dat niet het hele bestand wordt kort gezet, maar dat hier en daar stevige bomen behouden blijven die op een veilige afstand van de weg staan. Soorten die niet in aanmerking komen voor hakhoutbeheer en die gezond zijn en volwaardig kunnen uitgroeien als boom op een veilige afstand van de weg, worden niet afgezet.
Op uw vraag welke bestemming het hout krijgt dat na het kappen vrijkomt, kan ik antwoorden dat dit eigendom wordt van de aannemer. Dat is ook verwerkt in de offerte, vandaar dat ik u ook het aantal en de oppervlakte niet kan meegeven. Het takhout wordt meestal versnipperd en het stamhout wordt in zijn geheel afgevoerd. De meest courante bestemmingen zijn de spaanderplaatindustrie, hergebruik als groene energie of als grondbedekker. Andere bestemmingen zijn mogelijk aangezien de aannemer hierin de keuze heeft.
De baten worden verrekend, namelijk de opbrengst van de kap wordt verrekend in de offerte. De aannemer neemt dat dus volledig voor zich. Het financiële eindresultaat is een kost van 2,3 miljoen euro. De beheerkost is mede het gevolg van de noodzakelijke werfsignalisatie die is vereist om de beheerwerken langs de gewestwegen en autosnelwegen op een veilige manier te kunnen uitvoeren en te zorgen voor de nodige bescherming voor de wegenwerkers.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, ik ben een beetje verrast door uw antwoord, om twee redenen, die ik u ook zal zeggen. Als u zegt dat u het aantal hectare niet kunt opgeven, dan ben ik daardoor verrast. Ik zal u ook zeggen waarom. Vorig jaar heb ik een soortgelijke schriftelijke vraag gesteld, namelijk: hoeveel hectare flankerende bebossing werd er langs autosnelwegen en gewestwegen gekapt in 2015, 2016 en in de voorbije winter van 2017? Daar heb ik een perfect antwoord op gekregen, met de oppervlakten van hakhoutbeheer. Dat was respectievelijk bijna 78 hectare, bijna 97 hectare en 112 hectare, dus een kleine 300 hectare. Voor deze winter is dat echter niet benoembaar. Als ik een soortgelijke berekening maak, dan kom ik aan een totaal van ongeveer 400 hectare, voortbouwend op het antwoord dat ik vorig jaar van u heb gekregen en dat vermoedelijk toch was geïnspireerd door uw diensten. Dat is een eerste element.
Een tweede element is de filosofie inzake kapbeheer die u aangeeft. Die vind ik persoonlijk zeer correct, maar als ik in mijn regio kijk en merk hoe het kapbeheer daar gebeurt, dan is dat voor mij hoegenaamd geen kapbeheer: dat is gewoonweg kaalslag. Ik heb het niet over een bomenrij, maar over percelen langs gewestwegen, langs autosnelwegen die volledig worden gekapt, zo merk ik, tot bijna aan de grond, terwijl een normaal kapbeheer zou zijn dat men een of twee rijen kapt, een of twee rijen laat staan enzovoort, zodat dit zou beantwoorden aan de filosofie die u zelf stelt en die mijns inziens juist is.
Ik heb natuurlijk geen beeld van heel Vlaanderen. Ik zie vooral mijn regio en de wegen in Vlaanderen waar ik toevallig langskom, maar daar merk ik toch uitermate veel kaalslag. Dan spreek ik niet over een bomenrij langs een weg. Ik spreek wel over percelen langs gewestwegen en langs autosnelwegen. Daarom hoor ik, als ik uw antwoord beluister, een beetje een discrepantie tussen wat u zegt en wat ik op het werkveld zie.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, u zegt dat het goed is dat de problematiek hier aan bod komt. Dat is natuurlijk via de omzetting van een schriftelijke vraag, maar we hebben het hier vroeger al over gehad in de commissie. Op donderdag 16 maart 2017, dus ook niet zo heel lang geleden, heeft collega Danen daarover een vraag gesteld, en ook uw eigen partijgenoot Lorin Parys maakte daar een opmerking.
Ik kan ook wel de analyse van collega De Meyer volgen. Dat er aan beheer moet worden gedaan, en dat er ook moet worden gekapt, daar hebben we geen probleem mee. U vindt bijvoorbeeld op de website van BOS+ ook wel wat analyse, omdat zij ook veel vragen binnenkrijgen, en daar steekt men ook niet onder stoelen of banken dat dat inderdaad moet gebeuren. Wat mensen echter vooral stoort, denk ik, is dat er op zeer veel plaatsen echt sprake is van een kaalslag. Ik moet collega De Meyer toch bijtreden wat dat betreft. Het lijkt erop dat men gewoon alles 10 centimeter boven de grond weghaalt. Ik weet ook wel dat heel wat bomen daartegen kunnen en wel terug opschieten, maar het gebeurt op een zeer drastische manier. Het geeft de indruk niet echt beheer te zijn. Men neemt gewoon eigenlijk alles weg.
Er is vorige keer gesproken over maatwerk. Als je dat echt op maat wilt doen, dan zal dat vermoedelijk intensiever zijn. Dat weet ik wel.
Een tweede vraag die veel mensen zich stellen, is wat er nu eigenlijk gebeurt met dat hout. Ik vind het vreemd dat we daar geen antwoord op hebben. U kon ook vorige keer het antwoord niet geven. U hebt vorige keer gezegd dat dat hout eigendom wordt van degene die de opdracht uitvoert, maar ook over wat er met dat hout gebeurt, doen er allerhande indianenverhalen, soms de meeste fantastische verhalen de ronde, die vermoedelijk ook niet kloppen. Ik vind het ook vreemd dat we daar geen zicht op krijgen via die aannemers. Wat doen zij eigenlijk met het hout? Ook dat verdient toch wel een antwoord.
Minister Weyts heeft het woord.
Er is inderdaad de aanblik. Ik heb ook met regelmaat mijn administratie daaromtrent ondervraagd. Is het nu echt nodig om dat zo drastisch te doen? Dat is contra-intuïtief. Men drukt me dan altijd op het hart dat dat in samenspraak met het Agentschap voor Natuur en Bos gebeurt en volgens de meest correcte principes.
Trouwens, hoe drastischer de aannemers te werk gaan, hoe slechter dat uiteindelijk is voor hun eigen zaak, omdat ze dan minder snel opnieuw aan bod zullen komen voor een offerte. Daar zal het dus niet aan liggen. Men snoeit inderdaad tot 10 à 20 centimeter hoogte, maar dat is de regel die moet worden gerespecteerd volgens de richtlijnen van het ANB, om te zorgen voor een volledige hergroei en bloei en ervoor te zorgen dat we op enkele jaren tijd winst maken in de vorm van een veel sterker en veel beter groenscherm, met meer diversiteit.
Ik onderschrijf natuurlijk dat het effect drastisch is als in één keer zo’n volledige rij wordt weggenomen. Als alles weg is, maakt men opmerkingen. Als er een paar blijven staan, krijg ik ook opmerkingen – ‘en ze zijn dan nog een paar van die bomen vergeten’. Dat maakt echter wel degelijk deel uit van een weloverwogen keuze.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, ik hoop dat deze korte gedachtewisseling die we mochten hebben, op zijn minst ertoe bijdraagt toch eventjes na te kijken of de spelregels die u zelf formuleerde, correct worden nageleefd. Ik denk dat dit nuttig is, en ik vermoed dat uw diensten dit ook nalezen en dat het mogelijk inspirerend kan zijn.
Blijft de vraag wat er met het hakhout gebeurt. Ik begrijp dat u daar niet onmiddellijk op antwoordt hier, maar misschien is het toch nuttig dat we via de secretaris van de commissie daar toch wel eens een antwoord op krijgen, want er doen allerlei verhalen de ronde, die vermoedelijk onjuist zijn en moeten worden genuanceerd. Als we beter worden geïnformeerd, kunnen we daar ook toe bijdragen.
We moeten vooral vermijden, vind ik, dat het volgende wordt gezegd: waar men komt langs Vlaamse gewestwegen, merkt men dat er kaalslag wordt gepleegd. Ik zeg het met een boutade. Dat zou immers niet correct zijn. Ik heb begrepen dat dit ook niet uw bedoeling is, maar dan moet dat beheer wel op een betere manier gebeuren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.