Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over de heractivering van de IJzeren Rijn en de maatregelen voor de Kempen en Noord-Limburg
Verslag
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, minister, Limburgers, wereldburgers, internationale kwesties: collega Ceyssens gaat mij niet tegenspreken. Minister, op 8 maart jongstleden hielden u en uw Duitse tegenhanger uit de deelstaat Noordrijn-Westfalen een gezamenlijke persconferentie in het Antwerpse Havenhuis over de IJzeren Rijn. Volgens een bericht in De Tijd kadert dit in een diplomatiek offensief van Vlaanderen en Duitsland om de druk op Nederland te verhogen, aangezien de bevoegde staatssecretaris mevrouw van Veldhoven enig voorbehoud aantekent bij de realisatie van het 3RX-tracé vanwege de verhouding tussen de verwachte baten en de kosten.
Tijdens de persconferentie lanceerden u en uw collega uit Noordrijn-Westfalen een oproep om te komen tot een drielandenwerkgroep. Het doel van deze werkgroep is om Nederland te bewegen om het voorkeurtracé van de derde weg te aanvaarden zodat de IJzeren Rijn verder gerealiseerd kan worden. Vanuit het federale spoorinvesteringsprogramma is er reeds in middelen, Vlaamse en federale, voorzien voor de realisatie van bepaalde onderdelen van de IJzeren Rijn. Ook de Duitse overheden lijken helemaal mee te zijn in het verhaal. Het wordt dan ook zaak om de Nederlanders over de streep te trekken.
Over het belang van een reactivering van de IJzeren Rijn moet niet worden uitgeweid, dat is algemeen bekend. Er bestaat in Vlaanderen ook vrij weinig discussie over. Cruciaal hiervoor is wel dat alle partijen aan hetzelfde zeel trekken en het project effectief willen realiseren.
Minister, welk overleg plant u met uw Nederlandse collega van Veldhoven? Welk standpunt neemt Nederland inzake het persmoment van 8 maart in? Hebt u gesprekken opgestart met de Vlaamse gemeenten langs de IJzeren Rijn, en meer specifiek de steden en gemeenten waar de spoorlijn dwars door het bewoonde centrum gaat zoals in Mol, Herentals en Geel, om een zo groot mogelijk draagvlak te creëren voor de goederencorridor?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, uiteraard ga ik mijn goede gouwgenoot Marino Keulen niet tegenspreken. Mijn vraag focust meer op het Vlaamse aspect van de IJzeren Rijn.
Ik denk niet dat we de geschiedenis van de IJzeren Rijn nog eens helemaal moeten opdiepen. Het zou een lange commissievergadering worden. Maar ik pik de draad op waar de minister onlangs meende dat het dossier uit het slop kon worden gehaald door te kiezen voor het 3RX-tracé, waarvoor ook Noordrijn-Westfalen gewonnen is en waarbij de minister verder initiatieven wil nemen om ook internationaal tot een consensus te komen.
Minister, laat me er heel duidelijk in zijn: ik vind het goed dat er initiatieven worden genomen en dat er internationaal overlegd wordt. We denken allemaal dat de IJzeren Rijn en de ontsluiting van de Antwerpse haven meer dan nodig is. Waar ik het vandaag met u over zou willen hebben, is het Vlaamse aspect van het verhaal van de IJzeren Rijn. Als ik de studie over 3RX lees, dan betekent dat dat er bijkomend 72 goederentreinen per dag door de Kempen en Noord-Limburg worden gestuurd. De heer Keulen heeft daarjuist verwezen naar Mol, Herentals en Geel. Ik wil daaraan toevoegen dat ook Lommel, de nieuwe gemeente Pelt en ook Hamont-Achel die trein ook van zeer dicht zullen zien passeren.
Daarom wil ik vandaag een pleidooi houden om wanneer we dat internationaal overleg plegen, tegelijkertijd ook na te denken over de leefbaarheid van dorpen en steden langs deze lijn. Daarenboven moeten we de economische return voor Vlaanderen ook eens grondig bekijken. Dat zijn twee aspecten. Ik weet dat er in het verleden al een studie is gebeurd in Noord-Limburg over een overslagstation in Lommel. Dat bleek op dat moment niet rendabel te zijn. Maar we zitten ondertussen in een tijd waar het verkeer op de weg alleen maar is toegenomen. We moeten dus kijken of we vandaag misschien in een andere context zitten. We zitten ook met het hele verhaal van Midden-Limburg dat zou moeten kunnen worden ontsloten naar de IJzeren Rijn.
Minister, welke milderende maatregelen zult u nemen om de leefbaarheid van de dorpen en steden in de Kempen en Noord-Limburg waar de IJzeren Rijn langs loopt, te vrijwaren?
Minister, hoe zult u ervoor zorgen dat ook de regio’s Kempen en Noord-Limburg economisch kunnen meegenieten van de voordelen van de IJzeren Rijn? In welke bijkomende logistieke middelen wordt voorzien? Behoort een overslagcentrum langs de spoorlijn tot de mogelijkheden? Voert u overleg met de federale minister van Mobiliteit over het ongelijkgronds maken van de overwegen langs deze lijn? Wat zijn de perspectieven op dat vlak? Plant u nog initiatieven om meer inzicht te krijgen in de milderende maatregelen en in de mogelijkheden voor een economische return voor de regio’s Noord-Limburg en Antwerpse Kempen?
Minister Weyts heeft het woord.
Voorzitter, ik vind het natuurlijk een boeiend verhaal. Ik heb een zwak voor hopeloze zaken. De Oosterweelverbinding is een voorbeeld, maar daar zijn we toch in geslaagd. We zijn altijd op zoek naar mogelijkheden en opportuniteiten om zo veel mogelijk vrachtverkeer van de weg te halen. De vorige vraag om uitleg ging over het zetten van vracht op het water. Deze vraag om uitleg gaat het over het zetten van vracht op het spoor. Dit dossier zat eigenlijk in het slop. Ik ken het een beetje van mijn vroegere periode in het federaal parlement.
We hebben een historische claim die rond 2011 nog eens door de internationale arbitrage is bevestigd. We hebben een recht op doorgang dat ons op basis van verdragen uit 1839 is toegekend. Aangezien iedereen nogal op het eigen gelijk kampeerde en aan een specifiek tracé vasthield, hebben we dit eerst eens bekeken.
Aan Nederlandse zijde was er een grote terughoudendheid. Aan Vlaamse zijde lag de focus op de historische claim en op het historische tracé. In Duitsland waren er twee visies. Nordrhein-Westfalen hield vast aan het A52-tracé en de Duitse Bundesregierung stond een nieuwe, alternatieve route voor, namelijk ‘der dritte Weg’ of het 3RX-scenario, wat staat voor de ‘Rhein-Ruhr-Rail Connection’.
We hebben getracht het derde tracé aan een objectieve studie te onderwerpen. Die studie wordt door Vlaanderen gefinancierd, maar door Nederland, Duitsland, Nordrhein-Westfalen, Vlaanderen en de federale overheid gedragen. We hebben dit gefinancierd, maar we zijn er uiteindelijk in geslaagd een cofinanciering door de Europese Commissie te krijgen. Op zich ging het niet om het geld, maar om het belangrijke signaal dat de discussie hiermee een beetje onder een Europese hoed komt te zitten. Dat was de doelstelling en het is ook gelukt.
De resultaten van de studie waren vrij positief. De kostenbatenanalyse is gelijkaardig voor de andere tracés, maar de investeringskost is ongeveer de helft. Bovendien is er het praktisch gegeven dat we, in tegenstelling tot het historisch tracé, ten gevolge van de connectie tussen Roermond en Venlo en de aftakking niet door natuurgebieden moeten. Ten aanzien van de Nederlanders is dat een belangrijk feit.
Op basis van die studie hebben we de diplomatieke kanalen aangesproken. We zijn er tijdens onze gesprekken in geslaagd de Duitse neuzen in een en dezelfde richting te krijgen, namelijk de keuze voor de derde weg, wat ook onze keuze is. De interne tegenstelling in Duitsland is opgeheven. Er is geen tegenstelling meer tussen Nordrhein-Westfalen en de Bundesregierung: de Duitsers kiezen resoluut voor de derde weg.
De bereidheid die weg te bewandelen, is zeer sterk bij onze collega’s in Nordrhein-Westfalen. Ik heb met hen verschillende gesprekken gevoerd. Dat zit goed. In hun hoofden is dit een sterk alternatief voor het hele oost-westverkeer tussen de Vlaamse havens en het Roergebied en Nordrhein-Westfalen.
We gebruiken dit nu om te proberen een volgende stap te zetten, namelijk de organisatie van een drielandenoverleg. We willen de Europese Commissie hier opnieuw bij betrekken om het project onder een Europese hoed te krijgen. Ik heb met mijn collega afgesproken dat we Duitsland zullen vragen het initiatief te nemen. Dat zou een game changer zijn. De pas aangetreden nieuwe Duitse minister van Mobiliteit is hiertoe bereid. De officiële uitnodiging is er nog niet, maar ik ga ervan uit dat dit in orde komt. Dit opent perspectieven. Ik heb ook de Nederlandse minister om overleg gevraagd. Er zijn al contacten op het administratief niveau geweest en er zal een afspraak worden vastgelegd.
Ik wil absoluut niet voorbarig euforisch worden, maar we zijn er wel op korte tijd in geslaagd serieuze stappen vooruit te zetten. Het dossier is uit het slop en we zijn alleszins on speaking terms. De kaarten hebben nooit beter gelegen dan nu, maar ik hoed me voor enige euforie.
Gezien de bevoegdheidsverdeling is het aan Vlaamse zijde, voor alle duidelijkheid, op zich een vreemde situatie dat Vlaanderen dit dossier trekt. Ik heb zelf het initiatief genomen en er is me geen strobreed in de weg gelegd, maar het is op zich een beetje vreemd dat de Vlaamse overheid dit doet. Uiteindelijk blijft het spoorbeleid, tot spijt van wie het benijdt, waaronder ondergetekende, nog altijd een federale bevoegdheid. Dit betekent dat de spoorinvesteringen zelf en de flankerende maatregelen natuurlijk een federale materie zijn.
In het licht van de federale spoorinvesteringen en van de discussie die we vanuit Vlaanderen met de federale overheid en met minister Bellot hebben gevoerd, hebben we ervoor gezorgd dat rekening wordt gehouden met elf Vlaamse prioritaire spoorinvesteringen. Het zijn er uiteindelijk geen elf, maar dertien geworden. Daar zijn natuurlijk twee investeringen bij die voor dit project belangrijk zijn. Er is de elektrificatie van de spoorlijn Mol-Hamont-Weert, ter waarde van 48 miljoen euro. We zorgen voor een Vlaamse cofinanciering, zodat we mee aan het stuur kunnen zitten en niet enkel betalen, maar ook bepalen. Er is ook het tweede spoor van de spoorlijn Mol-Hamont-Weert, ter waarde van 15 miljoen euro. Ook hiervoor zorgen we voor een Vlaamse cofinanciering en zitten we mee aan tafel.
Het wegwerken van de gelijkgrondse kruisingen is een opdracht van Infrabel. Wat de bevoegdheidsverdeling betreft, blijft dat een federale materie.
Tot slot wil ik nog iets zeggen over de lasten. Er is hier opgemerkt dat er volgens de theoretische oefening zeventig treinen zullen rijden. Volgens de studie zou het in de realiteit op dagelijkse basis om een dertigtal treinen gaan. Ik lees hier toevallig dat de bijkomende 3RX-studie uitgaat van een bijkomende trafiek van een twintigtal goederentreinen vanaf 2031. Het gaat alleszins niet om zeventig treinen, maar veeleer om iets in de nabijheid van de helft.
Daarenboven speelt natuurlijk het grote voordeel dat we veel meer vrachtwagens van de weg kunnen halen. Ik denk aan de E313, de E314 en de andere oost-westverbindingen door de provincies Limburg en Antwerpen. Het zou ook een zegen zijn minder trafiek te hebben op de Montzenroute, die trouwens ook door Limburg loopt, maar dan meer in de buurt van Voeren en zo. Als we dit bekijken in functie van de last die het goederenvervoer over het spoor zou kunnen veroorzaken als er meer goederentreinen zouden rijden, is het een bonus dat er waarschijnlijk minder trafiek langs de Montzenroute zou zijn.
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, u mag het dossier niet loslaten. U hebt een punt wanneer u iedereen nog eens herinnert aan de federale minister van Mobiliteit, die eigenlijk hoofdzakelijk nog minister van spoorwegen is. Gedurende het eerste deel van het bestaan van dit koninkrijk hadden we een minister van Spoorwegen. Als het om mobiliteit gaat, is de huidige federale minister vooral de minister van de spoorwegen. Het is belangrijk dat u eigenlijk zelf in de cockpit plaatsneemt en ervoor zorgt dat het dossier niet stilvalt.
Het is tactisch goed de Duitsers ten aanzien van de Nederlanders een gedeelte van de regie te laten voeren of alleszins de eerste viool te laten spelen. In dit verband is het doel belangrijker dan het middel en de weg waarlangs we naar dat doel kunnen evolueren.
Mijnheer Ceyssens, het lijkt me goed om er, parallel met wat u hebt aangekaart, voor te zorgen dat aan Vlaamse zijde het draagvlak wordt behouden. Als de gemeenten in Noord-Limburg, Hamont-Achel, Pelt en Lommel, en in de Antwerpse Kempen, Mol, Geel en Herentals, enkel passage krijgen, zouden we met betrekking tot een dossier waarvoor we nu al decennia vechten en waarvoor we samen aan de kar trekken, langs die Limburgse en Antwerpse steden en gemeenten wel eens met zwarte vlaggen kunnen worden geconfronteerd. U verdedigt het dossier nu het meest zichtbaar en ik vind het goed dat u dat doet. In die zin hebt u een overslagstation in Lommel voorgesteld. Wijlen Steve Stevaert heeft ooit verklaard dat Limburg een beetje de voorhaven van de haven van Antwerpen is. Aangezien er in Lommel een heel mooi industrieterrein ligt, denk ik ook dat dit vanuit mobiliteitsoogpunt zeer functioneel zou kunnen zijn.
Ik denk dat we twee zaken parallel moeten laten samenlopen. Er is de internationale kant. We moeten er vooral voor zorgen dat we de Nederlanders als het ware kunnen verleiden tot een soort ondertrouw en trouw. Daarnaast is er de Vlaamse kant, die we niet mogen onderschatten. We moeten zorgen dat iedereen mee is met het grotere verhaal. Het gaat om economie en mobiliteit. Misschien kan er nog iets in zitten voor de langs het tracé gelegen gemeenten, namelijk een vette vis in de vorm van een overslagstation in Lommel.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wil nog eens beklemtonen wat ik al bij het begin van mijn vraagstelling heb gezegd. Ik vind het goed dat u een initiatief hebt genomen, ook al is dat wat vreemd. Ik vind het goed dat een initiatief is genomen en dat er diplomatiek overleg wordt gepleegd.
Wat die 72 treinen betreft, wil ik geen welles-nietesdiscussie voeren. De 3RX-studie is gebaseerd op een capaciteit van 72 treinen. We kunnen niet beweren dat we ons baseren op een studie over een capaciteit van 72 treinen om daar dan nooit 72 treinen te laten rijden. In dat geval is de studie verkeerd gevoerd. Er is een studie uitgevoerd van de spoorcapaciteit op het 3RX-tracé. Ik ga ermee akkoord dat er in het begin geen 72 treinen zullen rijden, maar het uitgangspunt is wel dat er ooit 72 treinen zullen kunnen rijden.
U vindt het vreemd dat wij dit dossier trekken. Dat hoeft niet vreemd te zijn. Ik durf dat overleg met de Nederlanders en de Duitsers zelfs goed te noemen. Overleg met de federale overheid moet in dit verband echter ook mogelijk zijn. Ik vrees immers dat Vlaanderen ooit in de tocht zal staan indien we alleen buitenshuis onderhandelen en de bestaande bezorgdheden en kansen binnenskamers verwaarlozen.
Ook dit is natuurlijk een dossier dat de legislaturen zal overstijgen. We zullen morgen geen oplossing hebben. Ik zou u dan ook willen vragen om een duidelijk IJzeren Rijn-plan voor Vlaanderen op te stellen. In dat plan moet u dan duidelijk opnemen welke milderende maatregelen moeten worden genomen voor al die dorps- en stadskernen die we net hebben opgesomd en welke spoorwegkruisingen in de toekomst ongelijkgronds moeten worden gemaakt. Dit lijkt me ook een bevoegdheid van uw Agentschap Wegen en Verkeer. Er zijn nu al overwegen waar auto’s moeten wachten. Indien er meer treinvervoer komt, zullen de mensen daar nog langer staan wachten. U moet op dat vlak een rol spelen. Tot slot moet u daar ook een inschatting in opnemen van de economische kansen voor Limburg en de Antwerpse Kempen.
Ik wil hier meteen aan toevoegen dat daar uiteraard een grote kans ligt voor Midden-Limburg om op de IJzeren Rijn aan te takken. Dat zou dan het best gebeuren langs lijn 15, die dan ook een stuk drukker zal worden. U kunt dus ook best nagaan welke milderende maatregelen moeten worden genomen ten aanzien van de dorpskernen waar die lijn passeert en om welke overwegen het gaat. Ik vraag u echt om op dat vlak een plan op te stellen en om frequent in overleg te treden met de betrokken gemeenten. Het zal de plannen waar u nu aan werkt enkel versterken. Als er een internationaal akkoord komt, zullen we er ons in Vlaanderen dan voltallig achter kunnen scharen.
De heer Van Miert heeft het woord.
Ik zal heel bondig zijn, want de vorige collega's hebben perfect de vinger op de wonde gelegd, als ik het zo mag uitdrukken.
Minister, namens onze fractie zou ik willen vragen om in ieder geval verder te doen en te zorgen dat er een Vlaams draaiboek komt, zoals collega Ceyssens ook al zei, voor deze hele problematiek en voor dit project. Zo zijn we klaar als we resultaten bereiken in de onderhandelingen met Nederland en Duitsland. We kunnen dan iets op tafel leggen en onze federale partners mee over de streep trekken. Het goede nieuws is dat Duitsland het nu niet alleen goed heeft begrepen, maar de zaak ook mee wil trekken. Dat is strategisch tegenover de Nederlanders zeker een sterkte.
Als Kempenaar wil ik toch mee onderschrijven dat het fijn is dat de route ontlast wordt – collega Raskin heeft er in het federale parlement al een vraag over gesteld – en dat we heel wat vrachtverkeer van de E313 en de E34 zouden kunnen halen, maar we moeten vooral zorgen dat er een draagvlak is bij de gemeenten. Ik denk dan aan Lier, Herentals, Nijlen waar de trein door zal rijden.
Als we naar een compensatie gaan – en ook hier sluit ik me aan bij de collega's – in de vorm van tewerkstelling en economische activiteit, doet het er niet toe of die overslagstations in Limburg staan of in de Kempen die nauw bij elkaar aansluiten. In ieder geval is een draagvlak zoeken in die Kempische en Limburgse gemeenten een heel belangrijke taak.
Minister, ik wil ook kort aansluiten. Het is niet alleen voor de Kempen maar ook voor Limburg een heel belangrijk dossier. Ik ben echt wel tevreden dat u vanuit Vlaanderen het heft in handen hebt genomen en effectief voor concrete oplossingen zorgt.
Ik wil u wel waarschuwen voor al te veel enthousiasme. U zegt dat u de minister van hopeloze gevallen bent en u hebt al een aantal hopeloze gevallen opgelost, maar in dezen zal het zeer moeilijk zijn. Er is het federale niveau, we moeten Nederland nog overtuigen. Mijn oproep is om het stap voor stap te doen. Ik vind het belangrijk dat er een economische return zal komen, is het nu in de Kempen of in Limburg, maar om nu al te gaan bepalen waar het overslagstation al dan niet zal komen, gaat voor mij te snel. Collega Keulen heeft in zijn eigen gemeente een overslagstation dat niet altijd even rendabel blijkt te zijn.
We moeten dus stap voor stap gaan, zorgen voor een oplossing, een maatschappelijk draagvlak zoeken en er dan voor zorgen dat we deze lange geschiedenis achter ons kunnen laten en met concrete resultaten eindigen.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat u zegt over het overleg met het federale niveau, is juist, maar ik heb nu wel de constellatie gecreëerd waardoor het federale niveau mee aan tafel moet schuiven. We zullen elkaar sowieso treffen. Collega Bellot laat nu vooral weten – hij heeft een punt – dat de samenwerkingsovereenkomst over de spoorinvesteringen moet worden gefinaliseerd. Er zijn nog een paar elementen van discussie, maar het is eigenlijk rond, dat kan dus het struikelblok niet zijn.
Moeten we nu al milderende maatregelen gaan uitwerken? We hebben nu beslist dat het project er zal komen; het zou toch serieus op de feiten vooruit lopen zijn als we al milderende maatregelen gaan uitwerken vooraleer er een project is. Hetzelfde geldt voor de overwegen. Het zijn twee federale dossiers. Het gaat over federale spoorinvesteringen die ik gewoon wil aanmoedigen en waarvoor ik alles in het werk wil stellen dat ze effectief worden gerealiseerd, maar finaal blijven zowel de investering zelf als de milderende maatregelen en maatregelen rond overwegen een federale bevoegdheid. Ik onderschrijf uw verregaande communautaire ambities, maar tot heden bestaat die constellatie nog. U weet dat 2019 niet meer zo veraf is.
Ik word in mijn enthousiasme al teruggefloten door mijn eigen fractie vanuit Limburg die mij aanmaant tot enige realiteitszin. Ik begrijp dat volledig.
Ik herhaal dat het vooral de ambitie blijft om het maximaal mogelijke gedaan te hebben om dit project te realiseren, eraan gekoppeld de objectieve vaststelling dat de kaarten vandaag beter liggen dan ze ooit hebben gelegen, maar dat is geen garantie op succes.
Minister, het is nu vooral zaak – want ik denk dat de heer Bellot u niet veel stokken in de wielen zal steken – de Nederlanders overtuigd te krijgen. Sommigen worden lyrisch van de broederband tussen de Vlamingen en de Nederlanders. Wij zijn Latijns en zij zijn anders en zijn uitermate zakelijk. ‘What’s in it for them?’ Het enige wat hen zal overtuigen, zijn cijfers, zijn economisch toegevoegde waarden. Zij zullen ook een heel stuk moeten investeren dat op het eerste gezicht vooral voordelen geeft aan Antwerpen en de haven van Antwerpen. Het is nu vooral zaak om ook de Nederlanders duidelijk te maken dat de capaciteiten goed zijn en dat er ook voor hen – want zo zijn ze: mercantiel – zaken kunnen worden gedaan waar ook zij economisch beter van worden. Anders is alles wat we nu aan het bespreken zijn, een doodgeboren kind. We moeten proberen om met een sterk dossier, niet alleen de Nederlanders te paaien, maar vooral ze te overtuigen om die stap te zetten, en dat zal vooral met een economisch geïnspireerd dossier moeten gebeuren.
Minister, u doet een beetje lacherig over die milderende maatregelen en de overwegen. U zegt dat het geen zin heeft om daarover te praten vooraleer er een akkoord is. Ik ben het daar niet mee eens om twee redenen.
Ik geef u dit mee als bewoner van de streek: iedere keer dat de IJzeren Rijn op tafel komt, stellen de inwoners van de Antwerpse Kempen en Noord-Limburg vragen over wat het voor hen betekent. Ze vragen aan hun gemeentebestuur of men voor is of tegen. Als men het niveau van de gemeente niet kan overstijgen, is men tegen. Maar ik denk dat de beleidsmensen in de gemeente ervan overtuigd zijn dat er een meerwaarde is. Je kunt niet zeggen dat de IJzeren Rijn er niet mag komen als intussen de E314 vol staat. Er is zeker en vast een meerwaarde maar we moeten de mensen die er vlakbij wonen, overtuigen.
We moeten daar vandaag mee beginnen. Er is niets zo vervelend, minister, als uw Nederlandse collega’s u tijdens de onderhandelingen wijzen op de actiecomités die aan uw zijde van de grens staan. Op dat moment staat u in uw hemd en is uw onderhandelingspositie nul. Ik vind dat u vandaag moet starten met het actieplan.
Een tweede reden is dat dit ongetwijfeld een dossier is dat legislaturen overschrijdt. Ik vind het goed dat u er een begin mee hebt gemaakt. Maar als er ooit een dossier landt, is er misschien wel een federale minister van Mobiliteit en een Vlaamse minister van Mobiliteit die regelmatig bij elkaar op de koffie gaan om mobiliteitsdossiers te bespreken. Het zou toch bijzonder handig zijn moest er op dat moment bij Vlaanderen een dossier in de schuif liggen met de randvoorwaarden om dat te realiseren.
Minister, ik vraag u om verder te gaan met die onderhandelingen. Wij steunen u. Maar pak tegelijkertijd, in overleg met de aanpalende gemeenten, ook al met hen de draad op en maak een actieplan voor de IJzeren Rijn aan Vlaamse zijde.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.