Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Depoortere heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, mijn vraag gaat over het effect van het instellen van de minimumleeftijd van 16 jaar op het alcoholgebruik.
Een groep van Gentse en Luikse onderzoekers kreeg het nodige budget van de federale overheid om zich over die vraag te buigen. En de eerste aanbeveling is nogal opmerkelijk, want terwijl verslavingsexperts keer op keer hameren op het verder optrekken van de bestaande leeftijdsgrens, vinden de onderzoekers dat geen prioriteit. Ze geven wel toe dat er een aantal en verschillende maatregelen nodig zijn om het alcoholgedrag te beïnvloeden, maar uit hun onderzoek zou blijken dat het verhogen van de prijzen veel meer effect zou hebben dan het verhogen van de leeftijdsgrens. Dat lijkt mij nogal een grote switch in het beleid tot nu toe.
Bij de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD) betreuren ze uiteraard dit standpunt over de leeftijdsgrens. Ze zijn het wel eens over het geheel aan maatregelen dat nodig is, maar zij blijven wel nog geloven in het optrekken van de leeftijdsgrens, zeker en vast omdat België een van de weinige landen is waar de leeftijdsgrens zo laag ligt.
Minister, wat is uw reactie op de aanbevelingen die uit dit onderzoek voortvloeien, in het bijzonder over de verschuiving in de aanpak, met name van het verhogen van de leeftijdsgrens naar hogere prijzen? Treedt u de reactie van de VAD bij?
Hebt u hierover overleg gepleegd met de federale minister van Volksgezondheid? Wordt hiermee rekening gehouden bij de opmaak van een nationaal alcoholplan dat er trouwens nog steeds niet is?
Zijn er andere maatregelen die uit dit onderzoek voortvloeien waar u eventueel rekening mee kunt houden en kunt implementeren in het beleid dat u op Vlaams niveau kunt voeren?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega's, vooreerst is het positief dat het alcoholgebruik bij jongeren afneemt. We merken dat de bewustwording rond alcohol toeneemt en er steeds meer over alcoholgebruik gepraat wordt, ook bij jongeren. Het succes van campagnes zoals ‘Tournée Minerale’ draagt daar ongetwijfeld toe bij. We zijn van mening dat we met het Vlaamse preventiebeleid en met het continuüm preventie- hulpverlening dat we ambiëren, reeds grotendeels hebben kunnen anticiperen op de resultaten van dit onderzoek.
Het onderzoek werd onlangs voorgesteld aan verschillende kabinetten binnen de Cel Gezondheidsbeleid Drugs. De resultaten van het onderzoek zijn dus in aanwezigheid van de onderzoekers besproken met de verschillende bevoegde overheden. Daarbij werden verschillende kritische vragen gesteld ten aanzien van het gevoerde onderzoek. Zoals ook in de pers naar voren kwam, gaven de onderzoekers aan dat, om een effect te hebben op het alcoholgebruik van jongeren, een breed gamma van maatregelen noodzakelijk is. Er dient te worden ingezet op de beschikbaarheid van alcohol, zoals de leeftijd waarop alcohol kan worden gedronken, de prijs van alcoholische dranken, de plaats en het tijdstip waarop alcohol te verkrijgen is, het verbieden van prijsreclame zoals happy hours, het reguleren van marketing enzovoort.
De onderzoekers stelden vast dat er geen uniek effect is van het opvoeren van de minimumleeftijd op het vlak van alcoholgebruik bij jongeren. De impact van de minimumleeftijd werd nagegaan op het wekelijks drinken, het ooit-drinken en dronken zijn. Op basis van de geanalyseerde gegevens werd de Belgische situatie vergeleken met andere landen. Ook in andere landen wordt een afname van het alcoholgebruik bij jongeren vastgesteld, zonder dat die landen een wijziging in de minimumleeftijd doorvoerden.
Daarom wordt gesteld dat er geen uniek effect is van de wetwijziging van de minimumleeftijd. Het was binnen het onderzoek niet mogelijk om een uitspraak te doen over de invloed van de Belgische wetgeving op de beginleeftijd waarop alcohol voor het eerst gebruikt wordt.
De VAD argumenteert evenwel om toch in te zetten op een aanpassing van de minimumleeftijd. Internationaal onderzoek toont aan, aldus de VAD, dat de minimumleeftijd voor alcohol optrekken effect heeft en ook de World Health Organization (WHO) stipt die maatregel aan als best practice. Weinig andere Europese landen hebben nog een minimumleeftijd voor alcohol onder 18 jaar.
Uit het onderzoek van de Hogeschool Gent kwam overigens naar voren dat het voor verkopers niet altijd duidelijk is welke alcoholische drank aan een bepaalde leeftijd mag worden verkocht of geschonken. De onderzoekers stelden voor om dit aan te pakken door labels op de etiketten toe te voegen. De problematiek rond de etiketten van alcoholische dranken dient op Europees niveau bekeken te worden. Een duidelijke en uniforme leeftijdsgrens op 18 jaar zou de onduidelijkheid voor verkopers en schenkers kunnen wegwerken. Bijkomend heeft een duidelijke leeftijdsgrens, volgens de VAD, een preventieve werking omdat de overheid hiermee de risico’s van alcoholgebruik door jongeren benadrukt en bevestigt, wat kadert in de bescherming van de gezondheid van jongeren.
Deze korte situering toont aan dat de probleemstelling voor het al dan niet verhogen van de wettelijke minimumleeftijd voor alcohol, niet evident is. Ik vind het positief dat het debat op een genuanceerde en serene manier gevoerd wordt.
In Vlaanderen organiseren we, zowel vanuit preventie als hulpverlening, al geruime tijd heel wat acties met betrekking tot alcohol. Zo ondersteunen we de verdere uitbouw van alcoholpreventie als deel van een algemeen gezondheidsbeleid in scholen, gezin, vrije tijd, bedrijven, lokale gemeenschap en rechtstreeks naar de burger. We blijven investeren in zowel bestaande als nieuwe methodieken en initiatieven inzake alcohol: acties naar scholen, bedrijven, vrije tijd en ouders. We bouwen ook de online-alcoholhulpverlening verder uit. Specifiek inzake het beleidsmatig werken rond alcohol en drugs op fuiven en clubs ontwikkelde de VAD verschillende methodieken zoals ATTENT, Feest Wijzer en Quality Nights voor organisatoren.
Het onderzoek stelt ons ook voor uitdagingen. Zo kunnen we nog verder gaan in het Vlaams kader voor de intergemeentelijke preventiewerking inzake alcohol- en drugspreventie dat we momenteel uitwerken. Lokale overheden kunnen immers een belangrijke rol spelen, zeker met het oog op de alcoholgerelateerde veiligheid en overlast in hun gemeente.
Vertrekkend van het principe ‘Health in All Policies’ zullen we, zoals steeds, ons beleid inzake alcohol en drugs blijven afstemmen op de contouren die door de federale overheid, in de schoot van de Algemene Cel Drugsbeleid en de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid, worden afgelijnd.
De heer Depoortere heeft het woord.
Persoonlijk was ik niet echt gelukkig met de aanbeveling om de prijs te verhogen. Volgens mij leidt dat te veel tot de indruk dat het hier gaat om het louter innen van accijnzen, los van het werkelijk aanpakken van het eventueel problematisch alcoholgebruik. Ik steun de oproep van de VAD en het beleid dat u voert op Vlaams niveau.
Het enige dat ik ook vandaag niet heb gehoord, is het realiseren van een gecoördineerde aanpak met het federale niveau. Ongeveer een jaar geleden hebben we u ondervraagd in de plenaire vergadering. Toen was het struikelblok het verbod op de verkoop van alcohol dat werd gelanceerd en waarbij er onenigheid ontstond tussen de VAD en minister De Block. Vandaag is nog steeds de vaststelling dat er niet zoiets kan bestaan als een nationaal alcoholplan. U zei toen dat dit niets te maken heeft met de staatsstructuren, maar eerder met verschillende visies bij verschillende politieke partijen. Ik kan me toch niet van de indruk ontdoen dat het gemakkelijker werken zou zijn als de homogene bevoegdheidspakketten allemaal in handen zouden zijn van het Vlaamse niveau. Het zou alleszins gemakkelijker zijn, ook voor u, om naast preventie – waar ik achter sta – ook de andere elementen toe te voegen waar u nu geen vat op hebt en waarover blijkbaar geen consensus kan worden gevonden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.