Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Poschet heeft het woord.
Voorzitter en alle andere vrouwelijke collega’s, gefeliciteerd met Vrouwendag.
Minister, mijn vraag is een opvolgingsvraag naar aanleiding van een eerdere vraag om uitleg betreffende de vrijstelling van de jaarlijkse onroerende voorheffing voor jeugdlokalen in Brussel.
Dankzij het voorstel van decreet van mevrouw Rombouts dat in juli 2016 unaniem werd goedgekeurd in dit parlement, kunnen lokale en Vlaamse jeugdorganisaties automatisch vrijgesteld worden van de betaling van onroerende voorheffing. Samen met minister Tommelein hebt u werk gemaakt van de implementatie van dit decreet. In uw beleidsbrief Jeugd lezen we: “Ik heb ervoor gezorgd dat via de website ‘jeugdmaps.be’ de jeugdorganisaties automatisch een vrijstelling onroerende voorheffing kunnen aanvragen: meer dan 2200 jeugdwerkgebouwen konden vrijgesteld worden van onroerende voorheffing door de Vlaamse Belastingdienst.”
Voor de Brusselse jeugdlokalen is het uiteraard net iets ingewikkelder omdat het Brussel is en omdat Brussel het institutionele bindmiddel is van ons koninkrijk. De inning van de onroerende voorheffing is een gewestbevoegdheid terwijl het beleidsdomein jeugd een gemeenschapsbevoegdheid is.
De lokalen voor jeugdbewegingen en jeugdhuizen zouden kunnen worden vrijgesteld van deze gewestelijke taks als er op vaste basis vorming verstrekt wordt door geschoolde vrijwilligers of monitoren zoals in een school. In Vlaanderen werkt men op die manier. Minister, u zou met Brussels minister Vanhengel samenwerken om dit in Brussel ook mogelijk te maken, aldus uw verklaringen in deze commissie van 10 maart 2016.
U startte via jeugdmaps.be een initiatief waardoor de jeugdhuizen in Vlaanderen een vrijstelling onroerende voorheffing kunnen aanvragen. Wat zult u doen voor de Nederlandstalige jeugdinfrastructuur in Brussel?
Hoe staat het met de samenwerking met minister Vanhengel over de invoering van de vrijstelling onroerende voorheffing in Brussel?
Hebt u een zicht op de minderinkomsten die er zijn voor het Vlaamse Gewest door het aanwenden van het vrijstellingsmechanisme?
Minister Gatz heeft het woord.
Zoals u zelf in uw aanhef stelt, is de materie van de onroerende voorheffing een gewestbevoegdheid en bijgevolg behoort de infrastructuur van het Nederlandstalige jeugdwerk niet tot mijn bevoegdheid.
Vanaf 1 januari 2018 wordt de onroerende voorheffing op onroerende goederen gelegen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest behandeld door de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel Fiscaliteit. Daar is recent een beslissing genomen die u kunt terugvinden in artikel 12, §3, van de ordonnantie van 23 november 2017 houdende wetgevende aanpassingen met het oog op de overname van de dienst onroerende voorheffing door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Daarin staat: “Op verzoek van de belastingplichtige, wordt vrijgesteld van de onroerende voorheffing, het kadastraal inkomen van de onroerende goederen of delen van onroerende goederen die bijna uitsluitend worden gebruikt door de jeugdbewegingen erkend door de Gemeenschappen of door een vergelijkbare instantie die erkend is door een Lidstaat van de Europese Unie.”
De vrijstelling voor het jeugdwerk in het Brusselse Gewest mag dan momenteel nog geen automatisme zijn zoals in het Vlaamse Gewest, maar er is toch weer een belangrijke stap voorwaarts gezet aangezien de doelgroep jeugdbewegingen nu uitdrukkelijk erkend is in de regelgeving. Daardoor zal de vrijstelling in principe geen probleem meer zijn.
De nieuwe ordonnantie heeft immers vooral tot doel de vroegere verminderingen en vrijstellingen te vereenvoudigen met het oog op een efficiëntere toegang tot gegevens en automatisering, ook al is dat in een later stadium.
In de lopende opstartfase bestaat echter een inherent risico op fouten tijdens de datakruising en dus gaat men voorzichtig te werk. Daarom heeft het Brusselse Gewest ervoor geopteerd om geleidelijk naar een gedeeltelijke automatisering te gaan waar mogelijk.
We hebben dus een belangrijke stap gezet. Tijdens de volgende maanden zullen de zaken administratief en juridisch verder in orde worden gebracht.
De Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) valt onder de bevoegdheid van minister Tommelein. Ik heb via zijn kabinet contact opgenomen met VLABEL. Zij laten weten dat het voor hen niet mogelijk is om hiervan effectief correcte minderopbrengsten te geven. VLABEL baseert zich voor het toekennen van de vrijstelling op een lijst die ze van het Departement Cultuur, Jeugd en Media hebben ontvangen, maar sommige van deze percelen stonden al vrijgesteld bij het kadaster en zijn dus eigenlijk geen minderopbrengst ten opzichte van voorheen. Daarnaast is er in deze lijsten geen kadastraal inkomen gekoppeld aan de percelen.
Het berekenen van de effectieve onroerende voorheffing van deze percelen zou zeer veel manueel werk betekenen en kan niet onmiddellijk gegeven worden, want dat zou betekenen dat per individueel perceel manueel een kadastraal inkomen en de correcte opcentiemen gekoppeld moeten worden. Momenteel worden de nodige stappen ondernomen om cijfers te kunnen verzamelen. Later zullen die beschikbaar kunnen worden gesteld.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Dit is een thema dat mij zeer belangrijk lijkt omdat ons gewest toch het jongste gewest is van het land en het zeer belangrijk is dat jongeren ruimte hebben om zich te kunnen ontplooien. Zeker in een stad ligt het kadastraal inkomen een pak hoger dan buiten de stad. Als we de jeugdbewegingen dus een beetje kunnen helpen, dan zou het absoluut een goede zaak zijn als we verder kunnen gaan op de ingeslagen weg. Ik ben tevreden dat die eerste stap gezet is.
U hebt gesproken over ruimtes die bijna uitsluitend worden gebruikt door jeugdbewegingen. Is er van die ‘bijna’ een duidelijkere omschrijving terug te vinden?
Geldt dit dan niet voor jeugdhuizen maar enkel voor jeugdbewegingen? Dat is me onduidelijk.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik zal de informatie voor deze twee bijkomende vragen opvragen bij het kabinet van minister Vanhengel. Het is ook mogelijk dat we het antwoord vinden in de memorie van toelichting. Op het eerste gezicht denk ik niet dat aan het woord ‘bijna’ te veel gewicht moet worden gegeven, maar het staat er natuurlijk wel.
Wat het woord jeugdbewegingen betreft, wil ik ook eens nagaan wat precies de Franstalige versie is en in hoeverre daar de juiste concordantie is. Op dit moment zou het er inderdaad op kunnen lijken dat het gaat over jeugdbewegingen en niet over jeugdhuizen. Ik zal u die verduidelijkingen bezorgen en waar nodig – u weet dat wetgeving altijd in aanpassing is – kunnen daar nog bijkomende stappen worden gezet. Maar het is belangrijk dat nu de eerste bres ten aanzien van de jeugdbewegingen is geslagen. Dat is een stap voorwaarts die meer mogelijk kan maken in de toekomst.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, ik deel de analyse dat we absoluut een stap in de goede richting hebben gezet. Ik kijk uit naar de bijkomende informatie. Het zou mij pijn doen mocht een van die ons welbekende jeugdhuizen, bijvoorbeeld De Branding in de lieftallige gemeente Jette, wel moeten betalen, en dan een infrastructuur die door jeugdbewegingen enkel wordt gebruikt niet. Het lijkt mij het beste dat dat op gelijke hoogte wordt geschakeld. Als daar nog een lacune is, zal ik mijn collega's in het Brussels Parlement daarover aanspreken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.