Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, ik wil het even hebben over de ‘Balkanstrategie 2025’, zoals die vorige maand is voorgesteld door de Europese Commissie. Daarin maakt de Commissie eigenlijk duidelijk dat de Europese Unie opnieuw open staat voor uitbreiding. Een beetje ambitieus wordt voor Servië en Montenegro, weliswaar in de meest optimistische omstandigheden, 2025 vooropgesteld. Dat is al over zeven jaar. In elk geval is die mededeling een soort koerswijziging ten opzichte van het verleden, toen het enthousiasme over verdere uitbreiding toch wel danig bekoeld was, ook bij de Commissie. Commissievoorzitter Juncker had een soort uitbreidingsstop van vijf jaar aangekondigd.
Het gaat in casu over zes landen, of volgens sommigen over vijf landen en een entiteit. Het gaat over Montenegro, Macedonië, Servië, Bosnië-Herzegovina, Albanië en Kosovo. Vier van die landen bezitten al het statuut van kandidaat-lidstaat, maar enkel bij Montenegro en Servië zijn er al effectief onderhandelingen opgestart en zijn een aantal hoofdstukken geopend. De twee andere, Macedonië en Albanië, staan eigenlijk nog steeds in de startblokken.
Er zijn argumenten voor en tegen een uitbreidingstraject. Ik spreek ook in persoonlijke naam. Het is geen zwart-witdiscussie. Er zijn twee elementen. Enerzijds heb je de noodzaak om die Unie maar verder uit te breiden met landen die daar absoluut klaar voor zijn. En die zes landen zijn er zeker niet klaar voor. Anderzijds is er evenzeer de noodzaak om een perspectief voor te houden. Ik stel u de vraag, minister-president, omdat ik nogal geëngageerd ben ten opzichte van die landen. Vorig jaar heb ik de kans gehad om niet minder dan drie missies uit te voeren als verkiezingswaarnemer in het kader van het congres van de Raad van Europa – lokale verkiezingen, weliswaar. Ter voorbereiding van je werk op de verkiezingsdag heb je dan natuurlijk de kans om met tientallen mensen gesprekken te voeren. Je ziet daar vooral de fragiliteit van die samenleving. Men is daar een stukje in onze richting opgeschoten, maar er hoeft niet zo heel veel te gebeuren alvorens de demonen uit het verleden weer de kop opsteken. Je ziet dat in heel veel van die landen. Naast de klassieke problemen op economisch vlak, een gebrek aan onafhankelijke rechters, politieke instabiliteit, cliëntelisme en corruptie, zijn er in bijna elk van die landen ook een aantal politieke en geopolitieke problemen. Het belangrijkste is misschien voor Kosovo. Een aantal EU-lidstaten erkennen Kosovo niet eens als staat.
Bosnië-Herzegovina blijft een beetje een staat die maar blijft bestaan omdat er een gigantische druk is vanuit de buitenwereld. Je hebt het conflict tussen Griekenland en de zogenaamde FYROM, de former Yugoslav Republic of Macedonia, over iets dat in onze ogen vrij onbenullig is, namelijk de naam van een land en hoe je dat precies formuleert. Binnen Macedonië heb je de spanningen tussen etnische Macedoniërs en etnische Albanezen. In Servië heb je een redelijk pro-Europese oriëntatie, maar toch ook altijd een zeer sterke onderstroom met sympathie voor Rusland. Het viel mij op, toen ik vorig jaar in Belgrado was, dat men op de toeristische kaart nog de gebouwen laat zien die door de NAVO en het Westen gebombardeerd waren, met daarbij grote borden: ‘Kijk eens hoe onrechtvaardig wij behandeld werden’. Er zit dus ook echt wel een anti-EU-onderstroom.
Dat ligt allemaal op het bord van een Europese Unie die toch wel verzwakt is en die weinig animo heeft om van al die problemen die ik opgesomd heb, ook nog eens een interne kwestie te maken, en die eigenlijk duidelijke criteria vooropstelt voor toetreding, de zogenaamde criteria van Kopenhagen. Algemeen kun je wel stellen dat er weinig animo is om, zoals Johannes Hahn waarschuwt, de fouten uit het verleden te herhalen en om politiek-strategische redenen landen toe te laten alvorens die er klaar voor zijn. Dat is natuurlijk een verwijzing naar Bulgarije en Roemenië, die eigenlijk niet aan de criteria voldeden, maar toch maar binnengelaten werden, omdat je anders niet kon voorspellen welke richting die landen uitgingen.
Natuurlijk speelt dat ook nu voor een stuk, hoewel de Commissie nu nog onderstreept dat toetreding hoe dan ook bepaald wordt door ‘a merit-based process, fully dependent on the objective progress achieved by each country’. Ik denk dat iedereen het daarover eens is, maar naarmate de politieke druk toeneemt, wil men zich weleens wat soepeler opstellen.
Dat zijn allemaal argumenten tegen. Anderzijds is het ook zo dat in onze eigen achtertuin, die die westelijke Balkan toch wel is, het perspectief op toetreding en op lidmaatschap zowat het enige instrument is waarover de Europese Unie beschikt. Heel de weg daarnaartoe is toch een heel positieve evolutie. De huidige samenlevingen daar zijn verre van perfect, maar je kunt je nauwelijks voorstellen hoe die westelijke Balkan eruit zou hebben gezien, mocht dat perspectief op toetreding er uiteindelijk niet zijn geweest. Dan hadden we daar misschien al veel meer conflicten en nog veel grotere problemen gehad dan we daar vandaag kennen.
Onmiskenbaar zijn er ook kapers op de kust. Turkije speelt daar historisch natuurlijk een belangrijke rol en zal met de regering die we daar nu hebben, weinig onverlet laten om ons stokken in de wielen te steken. Hetzelfde kan gezegd worden van Rusland, dat daar natuurlijk mogelijkheden ziet om de Europese Unie toch wat pijn te doen. Maar ook landen als Saoedi-Arabië en Qatar, met heel veel centen, kopen zich daar invloed. En China is een land, dat is gekend, dat zich helemaal geen vragen stelt over mensenrechten of over rechtsstaat als er economische relaties kunnen worden uitgebouwd.
Dat is een beetje de situatie. Dat is de ‘catch 22’ waar we voor staan. De Europese Commissie pakt nu uit met een actieplan, met zes vlaggenschipinitiatieven: ‘rule of law’, veiligheid en migratie, sociaal-economische ontwikkeling, transport en energie, digitale agenda en goed nabuurschap. Er moeten een aantal acties uitgerold worden, 52 in totaal. De pretoetredingssteun moet verhoogd worden. Dat is wat de Europese Commissie voorstelt. Ik heb ondertussen gemerkt dat in de meeste hoofdsteden het enthousiasme veeleer beperkt is. Er zijn een aantal lidstaten, zoals Italië, die wel een eind willen meegaan, maar heel veel lidstaten staan op de rem. Een aantal doen dat om interne redenen. Spanje is er een van, Cyprus een andere. Maar heel veel echt enthousiaste reacties heb ik eigenlijk nog niet gehoord.
In de visienota van de Vlaamse Regering staat heel duidelijk te lezen: “De Vlaamse Regering vindt niet dat de EU vandaag moet uitbreiden; zij wenst dat de EU focust op hervorming en verdieping. De uitbreidingen in 2004, 2007 en 2013 hebben aangetoond dat de grenzen aan de absorptiecapaciteit van de Unie duidelijk moeten worden gedefinieerd.” Ik sta daar ook achter, maar daar staat natuurlijk ook het woordje ‘vandaag’ in. De vraag is wat het perspectief is op vijf jaar, op tien jaar, op vijftien jaar, op twintig jaar.
Minister-president, wat is het standpunt van uzelf en de Vlaamse Regering ten opzichte van de ‘Balkanstrategie 2025’? Zal er daarover overleg zijn met de Federale Regering, om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen? Of laat u de heer Reynders zijn eigen standpunt innemen op de top in Sofia die daarover zal gaan?
Ziet u daar geen kansen voor het Vlaamse buitenlands beleid, bijvoorbeeld door specifieke acties in een of meerdere van die betrokken landen te steunen op het moment dat dat toetredingsproces een extra dimensie en een nieuw elan zou krijgen?
En welke van de algemene afgevaardigden van de Vlaamse Regering volgt de Westelijke Balkan eigenlijk op? Is dat onze algemene afgevaardigde bij de Europese Unie? Is dat de persoon in Wenen? Is dat de toekomstige persoon in Rome? Is dat al uitgeklaard?
Samengevat lijkt dit mij een dossier dat nu een beetje uit de ijskast komt. Ik denk niet dat we daar op korte termijn snel verandering in zullen zien, maar op middellange termijn ongetwijfeld wel. En dan lijken er mij daar toch ook opportuniteiten voor Vlaanderen te zijn.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Dit is een heel interessante vraag, collega Van Overmeire, waarbij u de delicate afwegingen die daarbij gemaakt moeten worden, zelf uiteengezet hebt. Er zijn pro’s en contra’s. Er zijn overwegingen van allerlei aard, ook geopolitieke overwegingen. En anderzijds is er natuurlijk het gegeven dat de Unie vergt dat je beantwoordt aan een aantal criteria vooraleer je lid kunt zijn van de club.
Wat de Vlaamse Regering betreft, is het duidelijk dat wij erkennen dat de toekomst van die groep landen in de Europese Unie ligt. Dat is ook de beste garantie om stabiliteit en welvaart te kunnen creëren in die historisch toch wel instabiele regio. Dat is ook het belang van de EU, en ook het belang van Vlaanderen.
Er is dus een geloofwaardig perspectief op lidmaatschap nodig om de landen van de Westelijke Balkan te stimuleren om de noodzakelijke hervormingen ook effectief door te voeren. In die zin verwelkom ik de strategie en de expliciete herbevestiging van het perspectief op EU-lidmaatschap voor alle landen van de Westelijke Balkan, maar die steun is niet onvoorwaardelijk. Ook het vernoemde jaartal, 2025, kan niet meer zijn dan een perspectief. Het is een aanmoedigingsdatum. Laat ons daar duidelijk in zijn. Het is geen deadline. Ook de Commissie erkent dat. Kandidaat-lidstaten moeten volledig voldoen aan alle voorwaarden om lid te worden. De criteria van Kopenhagen en Madrid zijn daarbij essentieel.
De talrijke bilaterale conflicten in de regio vormen een belangrijke uitdaging. Echte verzoening na de Balkanoorlogen is er nog niet of is zeer beperkt. Dat zijn ook elementen die aan bod komen als het over toetredingsgesprekken gaat. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat we geen conflicten kunnen importeren. Zeker Kosovo is op dit ogenblik een bevroren conflict. Ook dat bevroren conflict kunnen of mogen we niet importeren. Er moeten dus ook op dat vlak oplossingen uitgewerkt worden.
Het is uiteraard zo dat de strategie van de Europese Unie sterk de nadruk legt op het respect voor de rechtsstaat en de fundamentele rechten. Dat is een cruciale toetredingsvoorwaarde.
Het uitbreidingsbeleid heeft ook een interne pijler. Dat is ook cruciaal voor de Vlaamse Regering. Dat staat ook in onze visienota op de Europese Unie. U hebt het gehad over de uitbreidingen van 2004, 2007 en 2013. Die hebben duidelijk gemaakt dat er ook grenzen zijn aan de absorptiecapaciteit van de Europese Unie op zich. Enkel als er ook intern volledig oefeningen gemaakt zijn en als er een maatschappelijke gedragenheid is, kan het EU-uitbreidingsbeleid op dat vlak tot positieve resultaten leiden. Maar ik voeg eraan toe – en ik heb dat ook menen te horen in uw betoog – dat ook bij de uitbreidingen in 2004, 2007 en 2013 geopolitieke overwegingen meegespeeld hebben. U hebt er ook hier op gealludeerd, omdat er natuurlijk ook andere invloedrijke landen zijn die proberen om daar een invloedssfeer te creëren. En dus zit je inderdaad met een permanente afweging op dat vlak. Dat zal ook hier niet anders zijn.
De uitbreiding naar de Westelijke Balkan kwam tot nu toe aan bod in twee coördinatievergaderingen op de FOD Buitenlandse Zaken. Wij waren daar actief bij betrokken. Mijn diensten waren uiteraard aanwezig en zullen ook actief zijn op alle toekomstige vergaderingen daarover. De Vlaamse nadruk op de absorptiecapaciteit is overgenomen in het Belgische standpunt.
Vlaanderen heeft op dit moment beperkte belangen in de Westelijke Balkan. Dat neemt niet weg dat er zich steeds opportuniteiten kunnen voordoen. U hebt terecht verwezen naar de zes vlaggenschipprioriteiten. Die zullen in 57 acties worden vertaald. Hoe de lidstaten daar concreet kunnen in participeren, is nog niet duidelijk, maar we volgen dat op. Als er zich opportuniteiten voordoen, zullen we niet aarzelen om daar ook gebruik van te maken.
De Westelijke Balkan behoort niet tot het ambtsgebied van één van de Algemene Afgevaardigden van de Vlaamse Regering (AAVR). Dat behoort tot de aandachtspunten van de AAVR bij de Europese Unie.
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Minister-president, ik kan me natuurlijk vinden in uw antwoord. Ik wilde in mijn vraag om uitleg nog een citaat van Winston Churchill geven, maar ik was het vergeten. Het is te mooi om het hier niet te brengen: ”De Balkan is een regio die meer geschiedenis produceert dan ze kan consumeren.” Dat is de realiteit. De Balkan is altijd een beetje het kruitvat van Europa geweest, er gebeurt van alles. De Eerste Wereldoorlog is er gestart. Het was niet de reden, maar wel de aanleiding. Wat heel frustrerend is, is dat een Europese Unie van 350 miljoen inwoners er niet in slaagt om voor zes landen die samen 20 miljoen inwoners hebben – want meer is het niet – een meer sturende rol te spelen. Daarmee blijft de EU worstelen. Onze ambitie moet toch zijn om – orde op zaken te stellen is misschien wat te stringent – elk van die landen elk op hun eigen tempo en met hun merites in de Europese Unie binnen te loodsen.
Minister-president, ik vroeg naar de rol van Vlaanderen omdat ik hier toch al even zit, en ik me nog toenmalig minister-president Van den Brande herinner, die na de val van het IJzeren Gordijn een ambitie had. Ik citeer uit zijn beleidsbrief van 1995: “Vlaanderen zal zijn bilaterale samenwerking vooral richten op programma's die deze landen dichter brengen bij het EU-lidmaatschap.”
Ik zeg niet dat het vandaag moet gebeuren, ik zeg ook niet dat het over zes maand moet gebeuren, maar wanneer dit traject zich over de komende vijf, tien, vijftien jaar ontrolt, zou het jammer zijn dat Vlaanderen daar geen projecten ontwikkelt. Het zijn allemaal landen op maat van Vlaanderen: Montenegro heeft 600.000 inwoners, Albanië 2,5 miljoen inwoners, Macedonië 1,5 miljoen inwoners. Het zijn landen op maat van Vlaanderen en waar Vlaanderen het verschil kan maken. Mochten daar mogelijkheden zijn om vanuit Vlaanderen met een of ander heel praktisch project mee te helpen om die landen klaar te maken voor de Europese Unie en voor aansluiting bij Europa, dan zou dat in ons wederzijds belang zijn.
Ik verwijs ook nog naar een voorstel van resolutie van 2004 – dames en heren, ik zit hier al heel lang. Het voorstel van resolutie was van de heren Van Dijck, Van den Brande, Plateau, Hostekint, Ory en Roegiers – alleen collega Van Dijck is hier nog – om de Vlaamse Regering ertoe aan te zetten de Balkanlanden op te nemen op de lijst van prioritaire landen voor het buitenlands beleid. Deze commissie is al een tijdje bezig met die landen en volgt dat allemaal goed op.
Nogmaals, het is niet de bedoeling om te zeggen dat er nu onmiddellijk iets moet gebeuren, dat kun je niet verwachten, maar het zou goed zijn dat een volgende legislatuur daar meer aandacht aan besteedt en dat Vlaanderen dat van dichterbij opvolgt en daar zoveel mogelijk projecten ontwikkelt.
De heer Kennes heeft het woord.
Dit is een interessante discussie omdat het gaat over de toekomst van de Europese Unie. Een paar jaar geleden waren we vooral bang om nieuwe problemen te importeren en dachten we dat we intern meer orde op zaken moesten stellen in de Unie. Dan is de brexit er gekomen en dat maakte het nog acuter. We merken nu dat anderen zich ook interesseren voor de Balkan. Dat moet ons er natuurlijk waakzaam voor maken dat we niet achter het net gaan vissen. Terecht wordt gezegd dat ze op termijn eigenlijk thuishoren in de Europese Unie, dat ze bij ons moeten uitkomen, al weten we dat de criteria van Kopenhagen op dit moment nog niet zijn vervuld, dat daar nog heel veel werk aan is, in het ene land nog meer dan in het andere, dat ze onderling ook nog zaken te regelen hebben.
Het feit dat sommige Europese landen Kosovo nog altijd niet erkennen, maakt het extra complex. Rusland en Turkije zijn vaste klant in die regio en dat zullen ze ook niet snel loslaten. We moeten ons er heel goed bewust van zijn dat ze daar vandaag hun geopolitieke invloedssfeer nog meer willen stabiliseren dan in het verleden. Met nieuwe kapers op de kust die onvermijdelijk ook daar een lijntje gaan uitwerpen, zoals China, moeten we die landen inderdaad een signaal geven.
Omdat er geen vaste datum is, moeten we ook zien dat we niet terechtkomen in de discussie zoals met Turkije: je geeft een perspectief en dan blijft dat aanslepen. Dit is natuurlijk allemaal nog veel priller, maar de situatie is ook niet helemaal vergelijkbaar, maar er is het risico dat het ene land sneller zal kunnen toetreden dan het andere, dat dan verweesd zal achterblijven. Er is geen pasklare oplossing, maar het vergt heel veel tact en aandacht.
In die zin is het goed dat er wordt verwezen naar de nota van oud minister-president Luc Van den Brande en de parlementsleden, omdat dit Vlaams Parlement in het verleden al een grote interesse had voor Oost- en West-Balkan. In West-Balkan is er ondertussen veel gebeurd, Kroatië en Slovenië zijn kunnen toetreden. Ook over Oost-Balkan is hier al herhaaldelijk gediscussieerd. De concurrentie is nu misschien groter. Een paar jaar geleden zeiden we nog: pas daarmee op, we hebben al problemen genoeg, verdieping en hervorming zijn belangrijker. Nu moeten we toch zien dat we de kaas niet van ons brood laten eten. De suggestie om als Vlaanderen een actieve rol te spelen in regio's en staten en landen die meer van onze maat zijn, is zeker behartenswaardig.
Collega's, ik ben het uiteraard in grote lijnen eens met wat er is gezegd. Ik wil er wel op wijzen dat het document van de Europese Commissie, 'A credible enlargement perspective for…' Het gaat over een perspectief. We moeten inderdaad oppassen dat we niet achter het net vissen, wat niet belet dat we zaken moeten laten afhangen van de vooruitgang die daar wordt gemaakt. We kunnen het niet maken dat we een uitbreiding hebben met die regio's die in onderling conflict zijn, die die zaak niet hebben uitgeklaard, die nog niet in een verzoeningsmodus zitten enerzijds, en die anderzijds niet voldoen aan een aantal basisvoorwaarden, ook al is daar in het verleden wat soepeler mee omgesprongen. Dat weegt ook op de absorptiecapaciteit. Het duurt vaak heel lang voor een aantal zaken helemaal in lijn zijn. Dat is de goede aanpak. En er zijn uiteraard ook die vlagschipprojecten.
Collega Van Overmeire, de Balkan heeft inderdaad al veel geschiedenis geproduceerd. Ik heb het gevoel dat u ook al heel wat geschiedenis hebt geproduceerd en dat u ze hier blijft consumeren, maar niet in conflictueuze situaties zoals in de Westelijke Balkan, maar u keert terug naar het begin van de jaren 2000. Dat brengt me bij die programma's: toen ik Buitenlandminister werd in 2004, waren er nog die programma's met die landen uit het voormalige Oostblok en de westelijke Balkan. Toen is daar serieus in gesneden door budgettaire besparingen. Die budgetten zijn verdwenen omdat de EU daar massaal veel middelen heeft ingezet en omdat wij van die landen nauwelijks nog aandacht kregen. Ik ondervond dat ook wel. We hadden een aantal kleinschalige programma's die hun effect hebben gehad.
Wat we daarna zijn blijven doen, en wat ik nog vaak aanbied als daar vraag naar is, is stages en opleidingen geven, ambtenaren kennis laten maken met onze manier van werken in de Europese Unie. Dat soort dingen kunnen we wel blijven doen. Vergeleken met de vlagschipprojecten en die 57 projecten die zullen worden uitgewerkt, zijn de middelen die Vlaanderen in de schaal kan werpen, heel klein. Dat betekent niet dat we niet op een gerichte manier kunnen werken. Daar gaan we uiteraard aan meewerken. De pre-accessie-instrumenten van de Europese Unie zijn groot, en precies gericht op het voorbereiden van dat pad. Het is dus heel belangrijk dat we daaraan meewerken.
De periode van die projecten – dat is de verdienste van de regering-Van den Brande – hebben we dan nog een tijd voortgezet, maar die is nu voorbij. We hebben op dit ogenblik andere instrumenten. Ik heb de ambassadeurs, zeker van Servië, Montenegro en Kosovo, al ontmoet. Ze vragen steeds meer economische missies, onderzoeksprogramma's en samenwerkingen. Je voelt dat dit wordt verlegd. Waar het toen vaak ging om kennisopbouw, bekendmaken, manieren van werken, methodes van handelen zijn ze nu gulziger naar economische acties. Daar kunnen we wel een grote rol in spelen. Ook in ons beleid is dat steeds meer een nuttig instrument dat we kunnen aanwenden.
Ik ben het dus eens met de teneur. We moeten zeker vermijden dat we op het Europese vlak niet achter het net vissen. In de contacten die ik heb met de Europese Unie en ook intra Belgisch, zit iedereen op die lijn. De criteria zijn er, ze moeten worden gehaald, er wordt pre-accessiesteun verleend, er wordt samengewerkt, maar tegelijk moeten we ook duidelijk maken dat er heel wat aanpassingen moet gebeuren. Alleen al op het vlak van de rechtsstaat kunnen we niet maken dat er zulke grote discrepanties zouden ontstaan binnen de Europese Unie. We hebben daarover nu al spanningen en discussies op een aantal vlakken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.