Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Collega Annouri is inmiddels binnengekomen, net te laat, maar net op tijd.
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, ik had inderdaad gisteren aangegeven dat ik vanmorgen nog een overleg had en dat ik om 10 uur zou aansluiten. U had toen gezegd dat dat prima was, en dat ik mooi op tijd zou zijn, dus bij dezen.
Minister, collega’s, ik heb een vraag over ethische bedrijfsaudits. De roep om op een moreel bewuste, ethisch verantwoorde, milieuvriendelijke en duurzame manier te ondernemen neemt wereldwijd toe. Bedrijven die daar het voortouw in nemen, plukken daar ook de vruchten van. Veel consumenten zijn bewuster dan vroeger op zoek naar producten die duurzaam zijn geproduceerd, voor eerlijke lonen, lokaal, met aandacht voor dierenwelzijn en noem maar op. Dat is op zich een heel goede zaak. Dat toont aan dat zowel consumenten als producenten op een veel bewustere manier omgaan met de ressources die we tot onze beschikking hebben.
Dit is niet langer een trend of hype, het is een structurele verandering binnen onze economie en arbeidsmarkt. In de krant De Standaard van 6 maart 2018 doet de Oostenrijkse professor Christian Felber zijn idee van de ‘common good balance’ of gemenegoedbalans uit de doeken. Volgens zijn theorie is het meer dan ooit tijd om met een nieuwe bril naar onze economie te kijken. Dat wil zeggen dat men niet langer enkel kijkt naar de financiële resultaten om er het succes van een bedrijf aan af te meten. Felber pleit voor de invoering van ethische bedrijfsaudits. In een common good balance moet een bedrijf aangeven hoe het scoort op andere parameters, zoals duurzaamheid, democratie en menselijke waardigheid. Bedrijven die goed scoren op die balans, kunnen daarvoor eventueel financieel worden beloond door de overheid, bijvoorbeeld door een lagere belastingvoet of premies. Dat heeft op zijn beurt dan weer een positieve invloed op de financiële balans.
Minister, bent u het met mij eens dat er vandaag andere parameters nodig zijn om het succes van bedrijven aan af te meten dan louter het financiële aspect? Welke parameters vindt u belangrijk?
Hoe staat u tegenover de idee van ethische bedrijfsaudits en een ‘Common Good Balance’? Bent u van mening dat dit instrument kan worden toegepast op Vlaamse bedrijven?
Welke initiatieven neemt u vandaag om ethisch en duurzaam ondernemen beleidsmatig te ondersteunen?
Vindt u het een taak van de overheid om duurzaam en ethisch ondernemen te stimuleren? Waarom wel of waarom niet?
Bent u van plan om in de toekomst meer initiatieven te nemen om te stimuleren dat bedrijven meer aandacht hebben voor de gezondheid van hun bedrijf die verder gaat dan enkel financiële gezondheid? Ik denk dan aan milieuvriendelijkheid, werkzekerheid, werkbaar werk, lokale productie enzovoort. Aan welke initiatieven denkt u dan?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Annouri, vooraleer in te gaan op de vragen, wil ik duidelijk maken dat de bevoegdheid voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) bij minister Homans ligt. Zij lanceerde twee oproepen in 2016 en 2017 gericht aan intermediairs om individuele organisaties te ondersteunen bij hun MVO-uitdagingen. Er zijn ook initiatieven die uitgaan van minister-president Bourgeois in het kader van internationaal ondernemen. Flanders Investment & Trade (FIT) heeft in 2017-2018 een MVO-actieplan opgesteld met als bedoeling Vlaamse internationale ondernemers te ondersteunen om in hun integrale waardeketen risico's te beperken en waarden te maximaliseren.
Ik zal wel ingaan op de zaken die tot mijn bevoegdheidsdomein behoren. Onze kmo’s ervaren elke dag dat ze op meer dan enkel de prijs van hun producten of op financiële resultaten beoordeeld worden. Er worden vandaag steeds meer eisen opgelegd aan hun producten die zij bijvoorbeeld leveren aan andere ondernemingen. Multinationals leggen criteria op aan leveranciers en hun producten met betrekking tot arbeidsomstandigheden, ethisch sourcen, kwaliteit enzovoort.
Ook de consumenten communiceren steeds vaker over hun positieve of negatieve ervaringen met producten die veel breder zijn dan enkel het prijsaspect. De sociale media hebben een heel nieuwe manier van communiceren mogelijk gemaakt.
Daarnaast kijken ook investeerders niet meer alleen naar financiële haalbaarheid, maar naar de maatschappelijke invloed van hun investeringen. Niemand wil nog worden gekoppeld aan onethische investeringen. Duurzaam ondernemen of maatschappelijk verantwoord ondernemen biedt een kader aan ondernemingen en organisaties om op een positieve manier in te gaan op de omgeving en samenleving, het milieu, mobiliteit, energie enzovoort.
Er is nog een aspect dat ik zeer belangrijk vind, zeker met een krapte op de arbeidsmarkt. Er zijn ook de jonge mensen die werk zoeken, andere werkzoekenden of mensen die van werk willen veranderen. Voor iemand die gaat solliciteren, gaat het imago van het bedrijf verder dan de financiële gezondheid van een bedrijf. Men wil werken in een bedrijf dat een positief imago heeft. Dat positief imago gaat vaak veel verder dan enkel het financiële aspect. Mijnheer Annouri, ik denk dat u het met mij eens bent dat in tijden van krapte op de arbeidsmarkt die aspecten heel hard meespelen.
Een onderneming kan maar succesvol zijn en gericht innoveren als ze de noden en verwachtingen van de samenleving opneemt.
Het idee van ethische bedrijfsaudits is niet nieuw. Verschillende certificeringsorganisaties bieden audits gebaseerd op de ISO26000, de MVO-richtlijn van de internationale ISO-organisatie. Ook het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka) biedt reeds meer dan 10 jaar aan bedrijven eerst het Milieucharter aan en vervolgens het Charter Duurzaam Ondernemen. Dit charter werd recent gelinkt aan de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties. Bedrijven tonen hun realisaties aan een team van onafhankelijke deskundigen. Na een positieve evaluatie ontvangt het bedrijf een certificaat.
Wie gedurende drie jaar acties realiseert binnen elk van de zeventien duurzaamheidsdoelstellingen van de VN, ontvangt een internationaal erkend UNITAR-certificaat (United Nations Institute for Training and Research), gelinkt aan de VN. Het is dus niet iets dat je gemakkelijk kan krijgen, je moet er echt voor gaan.
De Gemene-Goed-Balans is nog vrij nieuw in Vlaanderen en moet haar robuustheid nog bewijzen. Ik pleit er in elk geval voor, net als professor Felber zelf, om zulke initiatieven op Europees niveau te tillen om een ‘level playing field’ te creëren voor de Europese bedrijven. Om naar zoiets te kunnen gaan, moet dat Vlaanderenoverstijgend worden ingevoerd.
Uw laatste drie vragen neem ik samen. Er is zonder twijfel een taak weggelegd voor de overheid, maar ik ben niet de eerst bevoegde minister in het geheel. Via mijn focus op talentbeleid draag ik onder meer de boodschap uit dat ondernemingen en organisaties moeten investeren in talent. Investeren in talent betekent ook zorg dragen voor talent en inzetten op werkbaar werk. We weten dat de sociale partners een voorstel hebben geformuleerd met actiepunten. Die zijn besproken en toegelicht door de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen. Momenteel zijn we een antwoord aan het uitwerken naar de sociale partners met als doel het werkbaar werk een versnelling hoger te schakelen binnen de Vlaamse bevoegdheden.
Voor de acties die door de andere bevoegde ministers op touw worden gezet, in het bijzonder minister Homans en minister-president Bourgeois, verwijs ik u door naar hen, want ik wil niet in hun plaats treden.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik zal dit verder opnemen met de andere betrokken ministers.
U hebt gelijk dat verschillende bedrijven daar al mee bezig zijn. Dat bevestigt dat het meer is dan een hype. Dit leeft. Er is een soort van kentering aan de gang, wat een heel goede zaak is. Tegelijkertijd merk je echter ook heel wat tegenstand.
Dat het leeft, zien we ook aan het actuele vleesschandaal dat is losgebarsten en waarbij consumenten een organisatie ‘We zijn meer dan ons kasticket’ hebben opgericht. Ze willen daarmee aantonen dat ze meer zijn dan mensen die betalen om iets te krijgen: ze willen een ethisch verantwoord product. Er is dus van alles aan het bewegen, wat zeer interessant is om te zien. Tegelijkertijd leeft nog het idee bij heel wat mensen dat als het gaat over ethisch en duurzaam ondernemen, dit steeds gekoppeld is aan mindere kwaliteit of duurdere producten. We moeten daarvan afstappen. Dat hoeft niet zo te zijn.
Een ethische bedrijfsaudit waarbij de overheid organisaties die op een duurzame manier produceren, financieel beloont waardoor deze competitief zijn en misschien zelfs aan de beste prijs op de markt dingen kunnen aanbieden, is een heel belangrijke factor om ervoor te zorgen dat dit mainstream wordt en dat het doorbreekt.
Minister, vindt u dat de ethische bedrijfsaudit en een financiële beloning enkel op Europees niveau moet gebeuren? Of denkt u dat daar ook een rol is weggelegd voor Vlaanderen? Bent u het er dus mee eens om de ethisch ondernemer meer te promoten? Moet dat op Vlaams niveau gebeuren of enkel op Europees niveau?
De heer Diependaele heeft het woord.
Dit is een boeiend thema. Mijnheer Annouri, er zijn inderdaad heel wat bedrijven die dit uit zichzelf doen. Zij zijn er zelf van overtuigd dat ze niet alleen een verantwoordelijkheid hebben naar klanten en aandeelhouders, maar ook naar de maatschappij en de samenleving in haar geheel. Ze doen daar moeite en kosten voor. Die zijn er zeker.
Ethisch bedrijfsvoeren is niet altijd een zaak die in grote plannen en grote bedrijven wordt vastgelegd. Ook kleine ondernemers, zoals de slager om de hoek, vinden het belangrijk om lokale initiatieven van verenigingen te sponsoren. Daar haalt die slager niet noodzakelijkerwijze een commerciële meerwaarde uit, maar hij vindt het wel belangrijk om zich in de lokale gemeenschap in te schakelen. KBC, wel een groot bedrijf natuurlijk, heeft als doel om lokale kleine verenigingen zoveel mogelijk te ondersteunen. Colruyt doet dat trouwens ook. Dat is ook een vorm van ethische bedrijfsvoering.
Mijnheer Annouri, als de overheid enkel zaken kan verwachten en aanmoedigen wanneer zij daar geld tegenover plaatst, dan kunnen we het beter zelf doen. Op den duur moet een overheid niets anders meer doen dan geld geven om anderen iets te laten doen. Volgens mij is het veel belangrijker, en zeker bij de ondernemers zelf, dat we de mentaliteit creëren dat zij daar ook de meerwaarde van inzien, en niet alleen de financiële meerwaarde maar de meerwaarde voor de samenleving. Dat geeft mij altijd de indruk dat een overheid niets kan bereiken bij die bedrijven tenzij we ze gaan omkopen, maar dat kan toch niet de bedoeling zijn.
Ik ben er trouwens van overtuigd dat bedrijven er ook een zaak van maken om te tonen dat zij ethisch ondernemen, bijvoorbeeld inzake dierenwelzijn en milieuduurzaamheid. De consument heeft daar steeds meer oor naar en is bereid een beetje meer te betalen en heeft dan ook de idee dat hij er iets voor terugkrijgt als een dienst voor de samenleving. Nu is etnisch ondernemen een heel grote paraplu die heel veel zaken omvat. Ik huiver van de idee dat een overheid overal geld tegenaan moet gooien en altijd klaar moet staan met cheques, premies en subsidies. Ik ben ervan overtuigd dat we veel meer kunnen bereiken door in gesprek te gaan dan enkel door er geld tegenaan te gooien.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Er zijn positieve trends. De voorbije twintig jaar zijn de bedrijven in mijn buurt serieus geëvolueerd. Zo zet bijvoorbeeld Pfizer heel erg in op dat green label, het is een milieuvriendelijk en duurzaam bedrijf geworden, ook al blijft het een grote multinational. Dat is een goede trend. Er zullen er natuurlijk altijd zijn die even buiten de lijnen kleuren, er moet dan ook blijvend gestimuleerd en gesensibiliseerd worden.
Ik wil echter ook waarschuwen voor te veel bureaucratie. Ik herinner me de sociale balans die twintig jaar geleden in het leven is geroepen om een aantal sociale gegevens bij bedrijven te meten en op die manier ook aan te moedigen. Vraag was in welke mate deeltijdse arbeid en opleidingen werden aangemoedigd. Op die manier dacht men de opleidingsinspanningen van bedrijven te stimuleren om dat gemakkelijker te meten. Uiteindelijk heeft dat heel veel rompslomp teweeggebracht, maar is het opleidingenpakket binnen de bedrijven daardoor niet drastisch gestegen. We moeten dan ook proberen om die zaak op een positieve manier te sensibiliseren, daar ben ik het helemaal mee eens, maar ik waarschuw alleen voor te veel bureaucratische controle en rompslomp. Ik denk dat dit eerder negatief in plaats van positief zou kunnen werken.
Minister Muyters heeft het woord.
Het is aangenaam dat de heren Diependaele en Van den Heuvel het antwoord al hebben gegeven dat ik eigenlijk ook wilde geven. Ik zal er een beetje dieper op ingaan.
Toen ik zelf nog CEO van Voka was, hielden we in 2001 een congres over duurzaam ondernemen. Als ik zie wat toen de reacties waren en wat er vandaag bestaat, dan zijn we in die zeventien jaar enorm geëvolueerd. Toen was het een ‘nice to have’, vandaag is het een ‘need to have’. Iemand die niet duurzaam en ethisch onderneemt, heeft een probleem.
Wat de administratieve rompslomp betreft waar de heer Van den Heuvel naar verwijst, zijn er vandaag certificaten en erkenningen mogelijk voor die bedrijven die duurzaamheid hoog in het vaandel dragen en die willen laten zien dat zij nog meer doen. Dat is natuurlijk hun vrije keuze. We zijn het er wel allemaal over eens dat dit wel belangrijk is.
Ik ben het eens met de heer Diependaele wat de kmo’s betreft die projecten steunen terwijl dat op een andere manier naar voren komt, en met zijn filosofie over subsidies.
Mijnheer Annouri, er zit een kleine tegenstrijdigheid in uw bijkomende vraag. U zegt dat het soms verkeerd is te denken dat alles automatisch duurder is, maar u zegt ook dat we subsidies moeten geven om bedrijven concurrentieel te maken. Ten eerste denk ik dat het niet altijd automatisch duurder moet zijn. Ten tweede ben ik het eens met de heer Diependaele die zegt dat een consument ook al eens zoekt naar meerwaarde. Zo zien we dat er duidelijk en steeds meer een markt is voor bioproducten. Natuurlijk moeten er ook garanties zijn dat het over bioproducten gaat via labeling of reglementering, maar dat is dan een bevoegdheid van Volksgezondheid.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben een optimist als het kan, maar ook een realist als het nodig is. Er gebeuren heel wat zaken rond duurzaamheid, heel wat bedrijven zetten inderdaad stappen in die richting, maar tegelijkertijd is iedereen ervan overtuigd dat duurzaamheid iets is waarover moet worden gecommuniceerd, wat in de praktijk niet altijd gebeurt. Er zijn genoeg voorbeelden van multinationals en bedrijven waar schandalen zijn uitgelekt die het duurzaamheidsaspect hebben misbruikt. Zij zeiden dat ze ermee bezig waren, maar achteraf bleek er iets anders aan de gang. Ik pleit dan ook voor waakzaamheid. Iedereen is het ermee eens dat duurzaamheid belangrijk is, maar niet iedereen voert dat uit zoals het hoort.
Mijnheer Diependaele, wanneer het gaat over de rol van de overheid, wil ik niet dat wij in een systeem terechtkomen waarin de overheid alles bepaalt. Ik huiver daarvan, maar ik vind wel dat de overheid meer moet zijn dan enkel een partner die praat over dingen. Wanneer het gaat over zaken waarover we het allemaal eens zijn, willen we meer duurzame ondernemingen die zorgen voor een product dat zowel financieel aantrekkelijk is als een gunstig effect heeft op de arbeiders en de omgeving. We moeten ervoor zorgen dat we daar meer van krijgen, en dan moet een overheid haar verantwoordelijkheid nemen en zien of zij daar financiële incentives tegenover kan plaatsen. Ik ben ervan overtuigd dat dit ook een taak is van de overheid. Ik denk dat dit ook het voordeel is van die ‘common good balance’ die veel meer zaken met elkaar combineert dan enkel het bioaspect. Daar zitten veel meer toekomstmogelijkheden in dan we vandaag in Vlaanderen gebruiken.
Ik zal deze vraag ook stellen aan de andere betrokken ministers. Dit wordt dus zeker vervolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.