Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Pira heeft het woord.
Voorzitter, mijn vraag is ingegeven door een interview met Tom Coppens op een nieuwssite en naar aanleiding van de vele debatten omtrent vergunningen enzovoort.
Het Vlaamse ruimtelijk beleid zet sterk in op ontvoogding en bestuurskracht van lokale besturen waardoor steden en gemeenten steeds meer autonomie krijgen in het voeren van hun eigen ruimtelijk beleid. Gemeentelijke commissies voor ruimtelijke ordening (GECORO’s) werden eind jaren 90 opgericht met als doel de kwaliteit van dat lokale ruimtelijke beleid te bewaken en te verbeteren. GECORO’s spelen een belangrijke adviserende rol in de totstandkoming van de gemeentelijke structuurplannen en uitvoeringsplannen, verkavelings- en andere verordeningen en de behandeling van planologische attesten. Maar over de goede werking van deze GECORO ’s worden vragen gesteld.
In 2013 werd er door experts van de universiteiten Gent en Antwerpen een evaluatierapport opgesteld over de werking van de adviescommissies na twee legislaturen. Daaruit bleek onder andere dat de samenstelling vaak weinig representatief is. Oudere, vaak hoogopgeleide mannen domineren, en genderquota worden moeilijk gehaald. Expertise ontbreekt vaak. De opvatting over welke rol de GECORO moet vervullen, verschilt van participatie-instrument, kwaliteitsbewaker, controle-instrument tot arbitrage-instrument. De adviezen leiden zelden tot een verandering of bijsturing van het gemeentelijk beleid. In het interview spreekt Tom Coppens over volgzame of slaafse GECORO’s. Hoe meer dienstbetoon er in een gemeente aanwezig is, hoe meer besluitvorming via politiek verloopt en hoe slechter de GECORO functioneert.
Minister, het evaluatierapport dateert van 2013 en kwam er op vraag van de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning (VRP). Heeft de Vlaamse overheid iets gedaan met de resultaten van deze evaluatie? Is de werking van de GECORO’s verbeterd? Is er een opvolgevaluatie gebeurd? Nu de bevoegdheden met betrekking tot ruimtelijke ordening verder gedecentraliseerd worden, heeft het beleid alle belang bij goed werkende GECORO’s. In enkele gemeenten wordt parallel aan de GECORO gewerkt met kwaliteitskamers, waar professionelen stedenbouwkundige dossiers beoordelen. Is dat een optie om dergelijke werkwijze te veralgemenen? Hebt u andere ideeën om de slagkracht van de GECORO’s te versterken?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Pira, dit onderwerp is hier al uitgebreid aan bod gekomen naar aanleiding van een vraag van de heer Nevens. Ik heb toen geantwoord dat het samenstellen van een GECORO een gemeentelijke bevoegdheid is en dat de GECORO’s niet hoeven te rapporteren aan de Vlaamse overheid over hun werking. Dit betreft een zuivere gemeentelijke bevoegdheid en verantwoordelijkheid. De GECORO speelt ook een belangrijke rol in de totstandkoming van gemeentelijk ruimtelijk beleid via de adviesfunctie aan de gemeenteraad.
Op 19 mei 2015 was er de bespreking van de vragen om uitleg van mevrouw Van Volcem en uzelf over politiek dienstbetoon in ontvoogde gemeenten. U hebt toen halvelings in vraag getrokken of de ambtshalve ontvoogding niet voor een zeer grote druk zorgt vanuit de colleges op de lokale ambtenaren en of we vanuit het Vlaamse Gewest wel genoeg de lokale besturen monitoren, opvolgen en vanuit de beroepsprocedure beslissingen die in strijd zijn met de goede ruimtelijke ordening, wel genoeg aanvechten. Ik heb toen gesteld dat de goede ruimtelijke ordening effectief een juridisch begrip is. De bedoeling is vooral dat beslissingen goed worden gemotiveerd. Er moet steeds worden gekeken naar de context waarin bepaalde zaken moeten gebeuren. De beslissing moet worden ingebed en gemotiveerd.
Verder heb ik ook toen gesteld dat de ontvoogding goed wordt begeleid en opgevolgd door onze diensten. Er is een speciaal netwerk voor, namelijk het Atrium-netwerk. Het ondersteunt de gemeenten via partneroverleg, vragen, grote projecten. Ze kunnen ook gebruikmaken van de expertise die in onze diensten aanwezig is. Er zijn lokale atria, intervisie-instrumenten tussen een vaste groep gemeentelijke, provinciale en gewestelijke ambtenaren. Er is een virtueel netwerk, namelijk de Yammer-groepen. Ze zijn gebaseerd op lokale atria. Er kunnen vragen gesteld worden aan de collega’s. Als een stedenbouwkundige ambtenaar iets wil toetsen, dan kan dat daar. Er wordt frequent gebruik van gemaakt. Onze diensten staan ook ter beschikking van de gemeenten om hen verder te begeleiden.
Ook een vraag van mevrouw Moerenhout van 9 november 2016 ging over de werking van de GECORO. Ik heb toen geantwoord dat het een gemeentelijke bevoegdheid betreft en dus een aspect is van lokale bestuurskracht. Voor de volledigheid heb ik toen in herinnering gebracht dat er met betrekking tot het vergunningenbeleid een hele tijd geleden de weg van de decentralisatie is ingeslagen en de lokale besturen de volle bevoegdheid hebben.
Het wijzigingsdecreet maakt de oprichting van een intergemeentelijke GECORO mogelijk en schaft de mogelijkheid af om vrijstelling te krijgen van de verplichting tot oprichting van een GECORO voor kleinere gemeenten. Het nieuwe artikel in de codex treedt in werking op 1 januari 2019, dus na de volgende gemeenteraadsverkiezingen. De organisatie van een GECORO in een intergemeentelijk samenwerkingsverband biedt ook voor kleinere gemeenten de mogelijkheid om over een ruimer grondgebied de nodige deskundigheid te vinden om tot een evenwichtige samenstelling te komen.
Deze decreetswijziging past niet alleen binnen het subsidiariteitsprincipe en de verhoging van de lokale autonomie maar zal er ook voor zorgen dat ook in kleine gemeenten voldoende kritische massa aanwezig is om een sterkere GECORO te vormen. Het besluit dat de samenstelling en werking van de gemeentelijke commissies voor ruimtelijke ordening regelt, zal hiervoor nog worden aangepast.
Er is nog recentere vraagstelling die er gekomen is ingevolge de bevraging van de woonreservegebieden en in het bijzonder naar de bevoegdheden van de GECORO. U hebt toen wel het standpunt ingenomen dat over het schrappen niet te veel moet worden nagedacht en dat een procedure via de gemeenteraad en de GECORO in feite niet zo logisch is – dit alhoewel we vanzelfsprekend verwachten dat de lokale overheden ervoor zorgen dat er nul hectare bijkomende ruimte-inname is tegen 2040, dat iedereen een leefbare, betaalbare en goedgelegen woonst heeft, dat alles op loop- of fietsafstand bereikbaar is, maar ‘nadenken’ over eerdere genomen beslissingen die nog niet zijn uitgevoerd, was blijkbaar niet nodig.
Dus, de gemeenten die ontvoogd zijn, zijn bevoegd en nemen hun verantwoordelijkheid op. De bevoegdheden van de GECORO zijn duidelijk vastgesteld en de GECORO’s hebben ook een adviesbevoegdheid. De Vlaamse overheid ondersteunt de lokale besturen. We betuttelen niet maar we ondersteunen. Het staat de gemeenten vrij om kwaliteitskaders uit te werken. Dit opleggen lijkt mij geen goede zaak.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, u hebt een overzicht gegeven van een aantal vragen die zijn gesteld, schriftelijke vragen of vragen om uitleg. U eindigt met te zeggen dat u ondersteunt en niet betuttelt. De lokale besturen hoeven niet te rapporteren. Eigenlijk is uw antwoord geen antwoord op mijn vraag.
Ik vraag gewoon wat u hebt gedaan met de resultaten van de evaluatiestudie. Het zijn geen goede resultaten. Gaat u bijsturen? Gaat u een opvolgstudie doen? Ik begrijp dat u dat niet gaat doen. Dat verontrust mij, want dat betekent dat u uw handen aftrekt van de kwaliteit van de werking van de GECORO’s, die wordt aangekaart als zijnde niet goed en die een aantal specifieke mankementen vertoont. U zegt dat dat een lokale bevoegdheid is, dat u zich daar niet mee bezighoudt en dat u niet betuttelt, terwijl het ruimtelijk beleid toch één beleid is.
Ik wil wijzen op een andere studie, die in 2014 is gemaakt. Het is een thesis over het ruimtelijk handhavingsbeleid. Ze gaat eigenlijk dezelfde richting uit. Ze gaat ervan uit dat het gros van de Vlaamse steden en gemeenten de afgelopen jaren ontvoogd is, dat ze zelf stedenbouwkundige of verkavelingsvergunningen verlenen of weigeren, dat de bevoegdheden van de gewestelijk stedenbouwkundige ambtenaar werden ingeperkt. Die thesis komt tot de conclusie dat de stelling wordt bevestigd dat er minder wordt ingezet op formele handhaving daar waar de burgernabijheid het grootst is. ‘De korte afstand tussen de burger en het beleid in kleine en ontvoogde gemeenten staat een formele en punitieve aanpak in de weg, mede ingegeven door de angst voor een electorale afrekening.’ Dan worden er enkele aanbevelingen geformuleerd in de studie.
Of het nu gaat over de aangekaarte niet zo slagkrachtige GECORO’s in de evaluatie van de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning (VRP) of het gaat over het feit dat door de ontvoogding van de gemeenten de politici heel erg dicht bij de burger staan, het besluitvormingsproces heel erg dicht bij de burger is en er dus minder wordt gehandhaafd, het komt eigenlijk op hetzelfde neer: het gaat in de richting van een ruimtelijk beleid dat eigenlijk niet zo slagkrachtig is als zou moeten, gezien de uitdagingen waar we met z'n allen voor staan.
Minister, daarom heb ik een bijkomende vraag. Bent u van plan om de handhaving door de lokale besturen verder op te volgen of te onderzoeken?
De heer Nevens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik wil formeel ingaan tegen wat collega Pira hier zegt. De veralgemening dat de GECORO-werking overal slecht zou zijn, wil ik formeel ontkennen. Ik kan zelf vanuit mijn lokale ervaring de werking van de GECORO als positief beschouwen.
Het decreet is heel duidelijk en heeft regels vastgelegd voor de samenstelling van de GECORO. Er is ook een stuk professionalisering in door zitpenningen toe te kennen aan mensen die deel uitmaken van de GECORO. Dat er GECORO-werkingen zijn die minder goed functioneren, zal wel zo zijn, maar ik verzet mij formeel tegen een veralgemening.
Wat de Vlaamse overheid betreft, kan ik alleen maar toejuichen dat er ook regelmatig informatiesessies en opleidingen worden georganiseerd om de GECORO-leden over nieuwe wetgeving, maar ook over nieuwe initiatieven van Vlaanderen rond ruimtelijke ordening en rond een aantal principes zoals verdichting, ruimtegebruik enzovoort, te informeren. Er wordt vanuit het Vlaamse niveau geïnvesteerd in een degelijke opleiding voor die mensen.
Ik blijf erbij: de GECORO is een goed instrument voor de lokale autonomie, want daar gaat het over. Ik zou mevrouw Pira willen vragen of we gaan voor meer lokale autonomie of voor minder lokale autonomie en meer betutteling vanuit de Vlaamse overheid. Ik pleit inderdaad voor het eerste, voor meer lokale autonomie. De problemen rond ruimtelijke ordening moeten worden gelegd daar waar ze moeten liggen, en dat is op gemeentelijk niveau. Ik wil mij hier nog eens distantiëren van de veralgemening dat GECORO’s in Vlaanderen niet goed zouden functioneren.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega Vandaele zal het misschien vreemd vinden, maar ik moet collega Nevens steunen in zijn pleidooi. Ik ben ook een beetje verbaasd over de vraagstelling van collega Pira en zeker over het feit dat ze laat doorschijnen dat kleinere gemeenten minder slagkrachtige GECORO’s hebben of dat er vaker problemen zouden zijn met GECORO’s. Ik weet niet of ik mijn gemeente klein of groot mag noemen in de ogen van mevrouw Pira. Wij hebben meer dan 20.000 inwoners, en ik kan uit ervaring zeggen dat wij een zeer goed werkende GECORO hebben.
Minister, ik ondersteun u als u zegt dat het de lokale autonomie is om die GECORO’s te installeren en om na te gaan of zij de wettelijke opdrachten uitvoeren. En mocht er een deontologisch probleem zijn, dan is het ook aan de gemeenteraad om op te treden.
Ik vind het ook vreemd dat mevrouw Pira een onderscheid maakt tussen kleinere en grotere gemeenten, alsof in grotere gemeenten geen deontologische problemen zouden kunnen ontstaan.
Wat we wel meer en meer vaststellen, minister, is dat een aantal besturen – en vaak zijn het wel de grotere of eerder de centrumsteden – naast de wettelijk verplichte GECORO een bijkomend adviesorgaan installeren. De ene keer heet dat een kwaliteitskamer, de andere keer is het een gemeentelijk adviesorgaan ‘architectuur, begeleiding en beoordelingscommissie’, waarbij men ruimer gaat wat advies betreft. Men vraagt er ook adviezen voor vergunningen indien het college van burgemeester en schepenen dat wenst. Niet alleen het aspect ruimtelijke ordening wordt onderzocht, maar ook de woonkwaliteit, de erfgoedwaarde enzovoort.
Minister, hoe staat u tegenover het feit dat men naast de bestaande en wettelijk verplichte GECORO een nieuwe adviescommissie opricht? Is het dan niet beter om de taken van de GECORO desgevallend te verruimen?
De heer Danen heeft het woord.
Ik ben een beetje verwonderd door de reacties van de collega's. Spreken is vrij, en dat is maar goed ook, en omgekeerd zal het allicht soms ook het geval zijn.
Het gaat niet over wat collega Pira hier stelt, maar het gaat over wat experten van de universiteiten van Gent en Antwerpen stellen. Dat is wat telt. Als zij zeggen dat er een probleem is van representativiteit en van werken en van slagkracht, dan moeten we dat au sérieux nemen. Ik denk dat de gemeente er alleen maar belang bij heeft om te streven naar goed samengestelde GECORO’s met experten. En maar goed ook dat het op vele plaatsen goed loopt; het zou er nog maar aan mankeren dat het overal slecht loopt. Het is goed dat het vaak goed loopt, en laat ons hopen dat het meestal goed loopt, maar ik denk dat we altijd kunnen bijleren en bijsturen.
Ik zou de vraag willen ondersteunen om na te gaan hoe we de GECORO’s slagkrachtiger kunnen maken. Ik besef dat het een volledige lokale autonomie is, maar het is niet verboden voor een hogere overheid om aanbevelingen te doen of om tips te geven om ervoor te zorgen dat GECORO’s sterker en beter kunnen werken omdat iedereen daarbij wint.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik wil graag voortbouwen op wat de heer Nevens zei, namelijk dat de GECORO’s zelf een belangrijke rol kunnen spelen. In het kader van de bouwshifts en het bovenlokale denken, vraag ik mij ook af of het oprichten van intergemeentelijke GECORO’s, minister, een optie is.
Minister, ik dank u voor het antwoord en voor de ondersteuning die wordt geboden aan de lokale besturen. Ook ik ben ervan overtuigd dat de meeste GECORO’s degelijk en goed werk doen. Collega Danen, het gaat dan niet over de helft maar echt wel over de overgrote meerderheid. Ik ben er echt van overtuigd dat de overgrote meerderheid zeer sterk en goed werk levert, maar je werkt uiteraard met mensen en met verschillende samenstellingen. Het is een aandachtspunt om er aandacht voor te hebben.
Minister, in die zin wil ik u danken voor de ondersteuning die u op dat vlak ook zeker met aandacht blijft geven aan de lokale besturen. Als er daarnaast nog andere groepen worden samengesteld om advies te verlenen of ter ondersteuning van het uitzetten van een ruimtelijk beleid, dan kan dat enkel positief worden beoordeeld.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega's, gisteren was er nog zo'n beleidsatrium in Gent in het Vlaams administratief centrum, waar leden die lokaal bezig zijn met vergunningen maar ook leden van de GECORO, werden uitgenodigd voor een heel gedetailleerde toelichting over de nieuwe Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Zo zijn er drie van die informatiemomenten in Vlaanderen om ervoor te zorgen dat iedereen goed opgeleid is, goed is voorbereid.
Collega Pira, ik denk dat we inderdaad een fundamenteel andere visie hebben. Wij gaan uit van het vertrouwen in de deskundigheid die er lokaal is; u gaat uit van een wantrouwen en het niet-kunnen op lokaal vlak. Ik ben het niet met u eens en ik ga er ook niet van afstappen. Ik vind het ook geen goed idee om alles naar een hoger niveau te tillen en daar alles te beslissen. Ik geloof in de expertise die er lokaal is. Ik denk dat de GECORO ook evenwichtig is samengesteld en dat er lokaal ook heel wat expertise aanwezig is. Als je echt een toets moet doen over de goede ruimtelijke ordening op lokaal vlak, dan zijn het toch wel de mensen die er dichtbij staan die er het best een oordeel over kunnen vellen. Ze moeten het ook wel motiveren.
Stel dat er een nieuwe gemeentelijke visie komt, een nieuw gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en op termijn een beleidsplan, dan hebben wij vanuit Vlaanderen daar ook een zicht op. Wij kunnen nagaan of dit voldoet aan de lijnen die wij hebben uitgetekend. Het is niet dat er niets van controle is. Als wij zien dat de gemeente in zijn gemeentelijk ruimtelijk structuurplan een aantal principes van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen naast zich neerlegt, dan kunnen wij ook wel reageren en optreden. Er is dus wel in een toets voorzien, maar je moet uitgaan van het vertrouwen dat het van onderuit kan groeien en dat er voldoende overleg is. Ik ben dus niet van plan om de GECORO’s af te schaffen. Ik ben ook niet van plan om de bevoegdheden weg te nemen bij de lokale besturen, want dat is wat u vraagt en voorstelt.
Hoe zit het met de kwaliteitskaders? Dit is niet verplicht en het staat de gemeente vrij om dat te doen. Het is ook niet dwingend of bindend. Het is aan de gemeente zelf, collega Peeters, om te beslissen hoe ze omgaan met de adviezen die daar worden geformuleerd.
Intergemeentelijke GECORO’s kunnen vanaf 1 januari 2019. Dat is vooral nuttig voor kleinere gemeenten die ook wat ruimer willen zien. Als we het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen goedkeuren, zal een van de zaken zijn dat niet elke gemeente nog een kmo-zone moeten hebben om voldoende inkomsten te hebben. Als je intergemeentelijk kunt beslissen waar een kmo-zone komt, waar open ruimte, kun je ook goede afspraken maken en kun je beter op elkaar afstemmen. Ik denk dat dit een heel duidelijke visie is waarvoor we gaan en die we verder zullen ontwikkelen omdat het de juiste weg is die we zullen bewandelen.
Ook wat de handhaving betreft, ga ik niet mee in uw wantrouwen, collega Pira. Ik heb ook vertrouwen in het handhaven. De lokale besturen hebben het best zicht op risicoanalyses die ze kunnen doen en waar ze moeten handhaven.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, als ik uw antwoord hoor, dan is het net een antwoord op een andere vraag. Ik heb helemaal niet gevraagd om de GECORO’s af te schaffen. Ik heb helemaal niet gevraagd om bevoegdheden van het lokale niveau opnieuw naar het Vlaamse niveau te brengen. Trouwens, zij die mij bezig horen in de commissie Binnenlands Bestuur, zullen zich mijn gekende uitspraak wel herinneren: ‘Waar het kan, is het lokale bestuur het belangrijkste bestuur. Daar gebeurt het. Daar brandt de lamp.’
Ik stel een vraag over een onderzoek. En ik zeg ook niet ‘alle GECORO’s’, collega Nevens. Het gaat over ‘zelden’ en ‘vaak’. Het gaat over een aantal pijnpunten die een toch wel gerespecteerde vereniging blootlegt. Als je op die vraag als antwoord krijgt dat je vol wantrouwen zit ten opzichte van de lokale besturen, dan vind ik dat een antwoord dat geen niveau heeft, eerlijk gezegd.
U hebt het gehad over meer of minder lokale autonomie. Ik ben voor meer lokale autonomie en misschien betere lokale autonomie. Dat is net wat hier wordt aangekaart. Er zitten een aantal pijnpunten in zowel de werking van de GECORO’s als in de handhaving.
Minister, mij goed. Als u die pijnpunten die door een ernstige vereniging werden gerapporteerd en door een thesis, waar toch wel wat werk is ingestoken en waarin heel veel gegevens zijn verzameld, wenst te negeren, mij goed, maar dan heb ik u enkel een aantal dingen willen signaleren. Ik onthoud dat u uw kop in het zand steekt en er niets wenst aan te doen onder het mom van ‘geen betutteling’ en van ‘wie hier een vraag over stelt, wantrouwt de lokale besturen’.
De vraag om uitleg is afgehandeld