Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, in 2012 hebben we in dit parlement een nieuw Pleegzorgdecreet goedgekeurd, dat intussen van kracht is sinds 1 januari 2014. Sindsdien kreeg pleegzorg een meer prominente plaats binnen de jeugdhulpverlening en werden pleegouders beter ondersteund, onder meer doordat pleegkinderen automatisch een school- of studietoelage krijgen en doordat zij steeds van het laagste tarief genieten in de inkomensgerelateerde kinderopvang. Zo hebben we dat toen decretaal bepaald. Sinds 1 september 2017 is er nu ook een statuut voor pleegouders van kracht, waardoor zij onder andere meer beslissingsvrijheid krijgen over alledaagse zaken.
Zowel in 2015 als in 2016 steeg het aantal pleeggezinnen met 7 procent per jaar. Helaas staan er ook nog altijd heel wat kinderen op een wachtlijst om opgenomen te worden in een pleeggezin. Als we nóg meer mensen willen motiveren om zich kandidaat te stellen als pleegouder, moeten we hen daarin zo veel mogelijk ondersteunen. Het veralgemenen van pleegzorgverlof is daar alvast een element in, denk ik.
Het verlof voor pleegzorg biedt werknemers de mogelijkheid per jaar maximaal zes dagen afwezig te zijn van het werk om de verplichtingen en opdrachten te vervullen of om het hoofd te bieden aan situaties die voortvloeien uit de plaatsing van pleegkinderen of pleeggasten in hun gezin. Ik denk dan bijvoorbeeld aan een oproeping voor de jeugdrechtbank, waar men dan aanwezig moet zijn.
Zowel werknemers van de privésector als contractuele personeelsleden van de openbare sector kunnen van pleegzorgverlof genieten op basis van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten. Statutaire medewerkers van lokale besturen vallen echter niet onder deze wet. Zij hebben enkel recht op pleegzorgverlof indien het gemeente- of OCMW-bestuur dit in de rechtspositieregeling heeft opgenomen onder het regime van dienstvrijstelling op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007. Dat hebt u ook geantwoord op een eerdere schriftelijke vraag die ik over dit onderwerp heb gesteld, minister.
Omdat ik nieuwsgierig was en ook omdat we ons in de eigen gemeente hebben geëngageerd als pleegzorggemeente en hebben bekeken wat we extern kunnen doen om onze inwoners als pleegzorgers te ondersteunen, zijn we ook eens intern gaan kijken. Ik moet u bekennen dat er naar voren is gekomen dat er voor onze statutaire medewerkers ook niet in pleegzorgverlof was voorzien. We hebben dat dan aangepast. Minister, in hoeverre zijn lokale besturen eigenlijk mee in het verhaal? Vaak gaat het niet over aandacht, maar over onwetendheid dat er ook een bepaling met betrekking tot pleegzorgverlof kan worden opgenomen.
Ik heb een korte bevraging gedaan. Die bevraging omvat natuurlijk slechts enkele vragen en is waard wat ze waard is. Maar uit die bevraging bleek toch dat in heel weinig lokale besturen de mogelijkheid van pleegzorgverlof expliciet is opgenomen in de rechtspositieregeling.
182 besturen hebben de vragenlijst ingevuld, en slechts 14 ervan stelden dat er voor de statutaire medewerkers een regeling in de rechtspositie is opgenomen voor pleegzorgverlof. 12 lokale besturen antwoordden dat het toekennen van pleegzorgverlof aan statutair personeel op een andere manier gebeurt dan op basis van de rechtspositieregeling. Ze verwijzen daarbij naar de mogelijkheid van de secretaris om dienstvrijstelling te verlenen en dat pleegzorg daar wel een reden toe zou kunnen zijn, zonder dat dit expliciet is opgenomen. De vraag is of dat wel voldoende is, aangezien pleegouders natuurlijk maar recht hebben op pleegzorgverlof afhankelijk van de ‘goodwill’ van de secretaris, en dat is iets heel anders dan er echt recht op hebben.
De overgrote meerderheid van de lokale besturen voorziet dus in geen enkele regeling in verband met pleegzorgverlof voor statutaire werknemers. Dat is eigenlijk spijtig, minister, want alle maatregelen die pleegzorgers steunen in hun engagement tonen niet alleen waardering, maar maken de combinatie werk-pleegouderschap ook gemakkelijker. De vrije tijd komt dan ongetwijfeld ook ten goede aan de kinderen zelf. Als we pleegzorg willen promoten, moeten we ervoor zorgen dat pleegouders overal een gelijkaardige ondersteuning kunnen genieten.
In het verleden heb ik al meermaals aangedrongen op het creëren van de mogelijkheid tot pleegzorgverlof voor het personeel van de Vlaamse overheid en voor het onderwijspersoneel. Onder meer in navolging daarvan maakte u, minister, hier inderdaad werk van en hebben statutaire Vlaamse ambtenaren vanaf 1 januari 2018, zeer recent, dankzij wijzigingen van het Vlaams personeelsstatuut, eveneens recht op pleegzorgverlof. Dat bevestigde u ook in antwoord op mijn schriftelijke vraag mei 2017. Daarin vulde u aan dat “een gelijkaardige regeling bij de wijziging van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, besproken kan worden.”
Minister, ik weet dat het de lokale besturen voor heel wat zaken vrijstaat om die al dan niet op te nemen, maar in dezen denk ik dat er toch heel wat onwetendheid is. Dat is zeker geen onwil, maar het zou goed zijn om lokale besturen te wijzen op die mogelijkheid.
Minister, hoe zult u de lokale besturen wijzen op de mogelijkheid om pleegzorgverlof – en niet enkel verlof voor pleegvoogdij, want dat is iets anders – op te nemen in hun rechtspositieregeling en hen ertoe aanzetten om dit ook daadwerkelijk te doen?
Overweegt u eventueel om het besluit van de Vlaamse Regering (BVR) Rechtspositieregeling (RPR) gemeentepersoneel aan te passen, zodat ook statutairen een beroep kunnen doen op het pleegzorgverlof?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Schryvers, mijn antwoord zal heel kort zijn, maar ik hoop dat ik u blij zal maken. Ik ben er net als u van overtuigd dat het eigenlijk niet kan dat contractuele personeelsleden wél kunnen genieten van pleegzorgverlof en statutaire personeelsleden van lokale besturen niet.
Ik kan u wellicht tot enige blijdschap verheffen met de boodschap dat we bezig zijn met de wijziging van het BVR RPR, dat we in onderhandeling moeten gaan met de vakbonden – maar dat kent u – en dat ik deze wijziging ten laatste eind maart zal voorleggen aan de Vlaamse Regering, zodat ook statutaire ambtenaren van lokale besturen recht hebben op pleegzorgverlof.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dat is inderdaad een kort antwoord, maar het stemt me inderdaad wel heel tevreden. Dat betekent dus dat het verplicht mee zal worden opgenomen voor alle lokale besturen.
Minister Homans heeft het woord.
Het wordt sowieso een recht voor een statutair personeelslid van een lokaal bestuur.
Het zit dus mee in de basis. Het is niet meer de vrije keuze van het lokaal bestuur.
Het wordt inderdaad een recht.
Dat lijkt mij heel goed. Het zijn telkens maar kleine ondersteuningsmaatregelen, maar ze worden door pleegouders en de pleegzorgsector sterk geapprecieerd. Ze zijn een goede ondersteuning voor wie het engagement van pleegzorg wil opnemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.