Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, uit een niet onbelangrijk rapport van de Stichting Innovatie & Arbeid over werkbaar werk in overheidsdiensten blijkt dat de werkbaarheidsgraad bij de overheid in 2007 en 2009 hoger lag dan 60 procent, maar dat de meetresultaten sinds 2013 een daling laten zien van het aantal werknemers in de sector met een werkbare job, naar 53,6 procent in 2016. De overheidssector volgt daarmee de trend van de arbeidsmarkt, maar wel met een sterkere terugval van de werkbaarheidsgraad. Volledigheidshalve moeten we er ook wel bij vermelden dat die werkbaarheidsgraad voor alle meetpunten nog op een hoger niveau ligt dan het Vlaamse sectorgemiddelde.
Het rapport schetst ook een zicht op de knelpunten in 2016. Zo wordt 31,2 procent van de werknemers geconfronteerd met werkstressklachten. Dat is bijna 1 op 3. Bij 12 procent is de situatie acuut problematisch en is er sprake van burn-outsymptomen. 19 procent kampt met motivatieproblemen. Bij 8,6 procent gaat het zelfs om ernstige demotivatie. 17,3 procent heeft onvoldoende leermogelijkheden in de job. Bij 5,8 procent is er een ernstig leerdeficit. Tot slot signaleert 9 procent problemen in de werk-privécombinatie. Bij 2,2 procent gaat het om een acuut werk-privéconflict.
In 2016 lanceerde de Vlaamse overheid het Actieplan werkgebonden stress en burn-out. Ik heb een aantal vragen die daarbij aansluiten, minister. De resultaten van het rapport van de Stichting Innovatie & Arbeid over werkbaar werk in overheidsdiensten zijn ontluisterend. We kunnen die niet zomaar naast ons neerleggen. Welke conclusies trekt u uit het rapport, minister? Bent u van oordeel dat het Actieplan werkgebonden stress en burn-out voldoende zal zijn om de uitdagingen die geschetst worden en naar boven komen in het rapport, van antwoord te dienen? Welke bijkomende maatregelen zult u nemen om de werkbaarheid binnen de Vlaamse overheid te verhogen?
Minister Homans heeft het woord.
Collega De Loor, u verwijst naar het rapport ‘Werkbaar werk in overheidsdiensten. Sectorale analyse op de Vlaamse werkbaarheidsmonitor 2004-2016’. Voor de volledigheid van het debat is het wel belangrijk om te vermelden dat het over die periode gaat, en dat het allesbehalve alleen over de Vlaamse overheid gaat. U hebt dat in uw vraag wel min of meer aangehaald, maar bijvoorbeeld hoofdstuk 2, over werkbaarheidsknelpunten in de overheidsdiensten, gaat over de lokale overheid en de federale overheid, en hoofdstuk 4 gaat over de werkbaarheidssituatie bij politie en defensie, wat natuurlijk niet bij de Vlaamse overheid zit. Dat neemt niet weg dat een aantal van uw vragen door mij beantwoord kunnen worden.
Niet alleen gaat het niet enkel over de Vlaamse overheid, maar ook de periode is van belang. Het gaat over de periode 2004-2016. Het actieplan tegen burn-out bij de diensten van de Vlaamse overheid dateert van juni 2016 en werd daarna uitgerold. Samen met alle betrokken actoren doe ik in samenwerking met mijn administratie inspanningen om de werkbaarheid te verhogen. Het actieplan tegen burn-out speelt daarin uiteraard een belangrijke rol. Nog niet zo lang geleden heb ik daarover een vraag om uitleg gekregen van collega Pira, als ik me niet vergis, en zijn we daar ook nogal uitgebreid op ingegaan.
De daling van de werkbaarheidsgraad en daarbij horend het verminderd welzijn is een algemeen maatschappelijk fenomeen, en niet iets dat, voor zover je dat zou kunnen afleiden uit dit algemene rapport, zich alleen voordoet binnen de Vlaamse overheid. Hoewel de werkbaarheidsgraad in de overheidssector daalt naar 53,6 procent in 2016, ligt die voor alle andere meetpunten nog op een hoger niveau dan het Vlaamse sectorgemiddelde. Wil dat zeggen, collega’s, dat ik hier blij van word? Natuurlijk niet. Alles kan beter. Daar ben ik het absoluut mee eens.
Ook voor een aantal jobkenmerken en werkbeleving scoort de overheidssector beter dan de Vlaamse arbeidsmarkt. Zo zijn er meer werknemers uit de overheidssector die deelnamen aan een bijscholing of een bedrijfstraining, werken personeelsleden uit de overheidssector meer van thuis uit en ziet bijna 70 procent het doorwerken in de huidige job tot het pensioen als een haalbare opdracht, tegenover slechts 57,1 procent op de totale Vlaamse arbeidsmarkt. Dat is toch wel een groot verschil.
Ben ik van mening dat het Actieplan werkgebonden stress en burn-out zal volstaan om de uitdagingen die geschetst worden in het rapport, van antwoord te dienen? Het Actieplan stress en burn-out en de bijhorende webstek werden gelanceerd op 23 juni 2016. Daarmee wil de Vlaamse overheid een gecoördineerd aanbod op organisatieniveau aanbieden als preventieve buffer tegen werkgerelateerde stress en burn-out. Ik wil binnen de Vlaamse overheid immers zo veel mogelijk preventief werken en daardoor voorkomen dat personeel uitvalt. Het is heel belangrijk om vooral op preventie in te zetten. Als het gebeurt dat iemand uitvalt, moet je daar natuurlijk ook op blijven inzetten, en vooral ook op de re-integratie, maar er moet vooral gewerkt worden op de preventie.
Voor de uitvoering van dit actieplan worden de leidinggevenden en HR-actoren binnen de Vlaamse overheid actief betrokken bij de implementatie van het plan. Via verschillende netwerken werden de tien bouwstenen en de verschillende acties toegelicht aan de HR-businesspartners en HR-specialisten ‘welzijn’ van de entiteiten van de Vlaamse overheid. Het opmaken en implementeren van een stress- en burn-outbeleid in de entiteiten loopt, maar het vraagt uiteraard tijd vooraleer een duurzaam effect merkbaar is. 23 juni 2016, dat is nog niet zo heel lang geleden. Je moet zo’n plan natuurlijk ook wel een beetje de tijd geven om zich te kunnen bewijzen.
Er zijn reeds een aantal entiteiten die daarin een voortrekkersrol opnemen. Zij hebben eind vorig jaar op een netwerkvergadering hun goede praktijken gedeeld met de andere entiteiten van de Vlaamse overheid, zodat men van elkaar kan leren.
Het is ook in dit verband belangrijk dat we niet altijd per entiteit van de Vlaamse overheid het warm water opnieuw moeten vinden. We kunnen leren en goede praktijken met elkaar delen.
Het Actieplan werkgebonden stress en burn-out is niet de enige maatregel van mijn administratie om het werkbaar werk binnen de Vlaamse overheid te verhogen. De mensen zullen langer moeten werken en de Vlaamse overheid wil meer doen met minder. Ik wil dan ook zeker investeren in werkbaar werk voor onze personeelsleden. Ik wil hiertoe de nodige initiatieven nemen. Die initiatieven komen eraan.
Naast het Actieplan werkgebonden stress en burn-out neem ik andere maatregelen. Ik zal in de toekomst nog andere maatregelen nemen om de werkbaarheid binnen de Vlaamse overheid te verhogen. Ik heb het HR-beleid van de Vlaamse overheid verfijnd. Dit is uitgemond in een nieuw HR-beleidskader dat het welzijn, de motivatie en de prestaties van de personeelsleden van de Vlaamse overheid wil bevorderen. Verder zal mijn administratie de nodige beleidsmaatregelen ontwikkelen met betrekking tot de personeelsbeschikbaarheid en het evenwicht tussen werk en privéleven. Op die manier moet de inzetbaarheid van de personeelsleden worden bevorderd.
Bovendien laat ik werk maken van de implementatie van het koninklijk besluit van 28 oktober 2016 tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers wat betreft de re-integratie van arbeidsongeschikte werknemers. Dit wordt vertaald naar alle entiteiten van de Vlaamse overheid. Hiermee wil ik langdurig afwezigen in de mate van het mogelijke activeren in een andere, aangepaste of nieuwe job binnen de Vlaamse overheid. Zo wil ik de werklast opnieuw gelijkmatiger over de personeelsleden verdelen.
Ik ben ervan overtuigd dat we er als moderne werkgever op moeten inzetten dat mensen die langdurig afwezig zijn, maar wel gemotiveerd zijn om te komen werken en ook kunnen werken, opnieuw bij de Vlaamse overheid aan de slag kunnen gaan. Dit is in alle opzichten goed voor de algemene gezondheidstoestand van de betrokken personeelsleden.
In 2018 richten we binnen de Vlaamse overheid een interne pool op met stress- en burn-outcoaches. Zij moeten de veerkracht binnen de Vlaamse overheid verhogen. De stress- en burn-outcoaches begeleiden medewerkers, zodat ze inzicht in hun eigen stressoren krijgen en hun stressbestendigheid kunnen verbeteren. Ze bieden methodes aan om de stress te verminderen en om een burn-out te voorkomen. Op die manier dragen ze bij aan de duurzame, gebalanceerde, gemotiveerde en vitale inzetbaarheid van de medewerkers.
Mijn administratie pleegt overleg en deelt kennis met andere actoren binnen en buiten de Vlaamse overheid. Het gaat onder meer om de samenwerking met de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), de federale overheid, het Huis van Werkvermogen en dergelijke. Het is de bedoeling blijvend kennis op te bouwen en met betrekking tot de verhoging van de werkbaarheid van elkaar te leren.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. In het begin had ik een beetje het gevoel dat u zich probeerde te verbergen achter het feit dat het hier een algemeen maatschappelijk verschijnsel betreft. Ik heb in mijn inleiding vermeld dat de werkbaarheidsgraad in de overheidssector op een aantal meetpunten hoger ligt dan het Vlaams sectorgemiddelde. Wat me schrik aanjaagt, is de vaststelling dat de terugval bij de overheidssector sterker is in verhouding tot het Vlaams sectorgemiddelde. Ik zou u willen oproepen om u hier absoluut niet achter te verbergen.
Gezonde stress mag bestaan, maar daartegenover staat dat bijna een op drie werkenden door problematische stress wordt getroffen. Dat is iets wat we ernstig moeten nemen. Ook op lokaal vlak moeten we zoeken naar een werkklimaat op mensenmaat, zeker nu de uitdaging erin bestaat langer te werken met aandacht voor het welzijn van de actieve professional.
Ik wil hier nog een kanttekening bij maken. Het is belangrijk dat de preventie van werkstress op de werkvloer een prioriteit is, maar blijkbaar is ook duurzame tewerkstelling in een stabiele job cruciaal. Ik heb het Vlaams regeerakkoord gelezen en uw plannen over interimarbeid bij overheidsdiensten vernomen. Dat staat haaks op die duurzame tewerkstelling en op die stabiele jobs. Dat wil ik hier voor de volledigheid nog aan toevoegen.
Ik beschouw dit rapport van de Stichting Innovatie en Arbeid als een wake-upcall. Het is niet de eerste keer dat we dit onder ogen krijgen of merken dat er een wake-upcall is. Ik verwijs naar het rapport van het Rekenhof waarin de gevolgen naar boven komen van de besparingen die de Vlaamse overheid oplegt.
Ik ben blij te vernemen dat bijkomende maatregelen worden genomen. Ik stel echter vast dat dit nog redelijk abstract blijft. Ik zou er dan ook op willen aandringen dit concreter te maken. We moeten niet altijd zelf het warm water uitvinden. Indien we een beroep kunnen doen op de best practices van andere actoren, moeten we zeker niet nalaten hier gebruik van te maken.
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, een burn-out is natuurlijk een probleem dat niet enkel de overheid treft. Het is eigenlijk een teken of symptoom van onze tijd. We vinden het belangrijk dat de Vlaamse overheid hier sterk op inzet.
We weten dat een aantal actieplannen lopen. We rekenen erop dat die plannen verder worden uitgevoerd. We vinden het belangrijk dat er voldoende initiatieven zijn om het personeel de nodige leermogelijkheden te bieden. Dat kan ook stimulerend zijn. Er moet ook worden ingezet op mensen die vinden dat ze even uit de routine moeten kunnen stappen of die andere zaken willen doen. Dat vergt soms wat creativiteit, maar het kan de mensen helpen om uit die burn-out te geraken. Dit hangt natuurlijk niet enkel samen met de werksfeer. Ook andere situaties, zoals de thuissituatie of andere zaken die mensen meemaken, kunnen een burn-out uitlokken of versterken. De werkgever heeft daar een beperkte impact op. Ik ben blij dat hierop wordt ingezet en dat blijvend wordt gezocht naar initiatieven om dit maatschappelijk fenomeen binnen de Vlaamse overheid aan te pakken.
De heer De Loor heeft het woord.
Ik heb daarnet al vermeld dat langer werken en werkbaar werk absoluut hand in hand moeten gaan. Als sp.a zijn we van oordeel dat dit enkel kan lukken en voor de betrokkenen haalbaar kan zijn indien de jobs voldoende kwaliteitsvol zijn. Dit wil ik volledigheidshalve nog even toevoegen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.