Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Vraag om uitleg over de stand van zaken van het Integratiepact
Verslag
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Voorzitter, vorige week is op Sociaal.Net een opiniestuk over de vorderingen van het Integratiepact verschenen van een aantal organisaties, namelijk Samenlevingsopbouw, Ella vzw, vluchtelingenwerk Vlaanderen, Kif Kif en Uit de Marge. Het Integratiepact is het streven naar de dichting van de etnische kloof in de werkzaamheidsgraad, de schooluitkomsten, wonen, zorg en dergelijke. Dit is een heel ambitieus pact. Het hoeft niet te worden gesteld dat de bestrijding van racisme en discriminatie hierin een cruciale rol speelt.
Volgens het opiniestuk bouwt het Integratiepact “luchtkastelen”. Dat is ook de reden waarom ik deze vraag om uitleg stel. De organisaties zijn ontgoocheld over het feit dat het Integratiepact de verantwoordelijkheid te zeer bij het individu legt. De Vlaamse overheid neemt geen enkele of te weinig verantwoordelijkheid op zich.
De geschiedenis van het Integratiepact is de voorbije jaren al vrij hobbelig verlopen. We hebben daar al eerder over gediscussieerd. Tijdens de eerste jaren heeft het Integratiepact heel wat vertraging opgelopen. Uiteindelijk is het, na die vele vertragingen, toch van start gegaan. Nu blijkt uit de berichtgeving echter dat een aantal organisaties die aan het traject deelnemen, betreuren hoe dat traject het voorbije jaar is gelopen.
Ze zijn in de eerste plaats ontgoocheld omdat het ontbreekt aan het structureel handhavingsbeleid tegen racisme en discriminatie. Volgens de organisaties zet het Integratiepact nu louter in op sensibilisering en op mogelijke bewegingen van onderuit. Er zijn evenwel geen garanties op grondrechten of op een handhavingsbeleid door de overheid.
Minister, kunt u een overzicht geven van de werkzaamheden en van de resultaten van de werking van het Integratiepact tot nu toe? Er is ondertussen een oproep gelanceerd om projectvoorstellen in te dienen om discriminatie uit derde landen te bestrijden. Wat verwacht u van deze oproep? Welke voorstellen komen in aanmerking? Gaat het enkel om projecten waarin wordt ingezet op informatieverstrekking en sensibilisering of gaat het ook om projecten die inzetten op een strenger handhavingsbeleid? Bent u, gezien de vraag van de betrokken organisaties, bereid om de slagkracht van het Integratiepact te vergroten? Zult u ook vanuit de overheid een sterker handhavingsbeleid tegen racisme en discriminatie op poten zetten? Blijft het engagement van de Vlaamse overheid beperkt tot de financiering van de projecten die zullen worden geselecteerd na de oproep om discriminatie uit derde landen te bestrijden?
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Voorzitter, we kijken al zeer lang uit naar het Integratiepact, dat in 2014 in het Vlaams regeerakkoord is opgenomen. Zoals daarnet al is vermeld, hebben we eerst een hobbelig parcours vastgesteld. Initieel is het Integratiepact door de administratie uitgewerkt. In 2016 is het roer omgegooid en is het Minderhedenforum ingeschakeld. Een specifieke vzw, de vzw Integratiepact zou worden opgericht om het pact vorm te geven. Volgens de aankondigingen had dat in 2017 moeten gebeuren. Nu kijken we echter uit naar een projectoproep die dit voorjaar zou worden gelanceerd.
Tot nu toe zijn er heel wat vragen, niet enkel in het Vlaams Parlement, maar ook op het terrein. Die ongeruste signalen bereiken ons al een tijdje. In 2017 heeft het middenveld de kritische bedenking gemaakt dat het niet de bedoeling kan zijn dat de Vlaamse overheid met het Integratiepact haar verantwoordelijkheid om discriminatie te bestrijden aan het middenveld delegeert. Het zou echt om een partnerschap moeten gaan en de overheid zou ook haar eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. De overheid zou eigen initiatieven moeten nemen om een aantal fundamentele grondrechten, waaronder de gelijke behandeling en de bestrijding van discriminatie, effectief waar te maken. Uiteindelijk blijft het na veel vragen onduidelijk waar het Integratiepact naartoe wil.
Minister, de middenveldorganisaties die in het traject voor de ontwikkeling van het Integratiepact zijn gestapt, hebben openlijk kritiek gegeven. Zij hebben zich geëngageerd, maar zijn nu zeer ongerust. Ze hebben een open brief geschreven waarin ze duidelijk maken dat het niet de goede richting uitgaat. Een van de fundamentele pijlers van het Integratiepact, namelijk een effectief non-discriminatie- en handhavingsbeleid door de overheid, blijft uit. Dat is hun indruk en hun kritiek. In navolging van hun open brief wil ik u een aantal vragen stellen.
Hebt u overleg gepleegd met de middenveldorganisaties over hun bekommernissen en, meer bepaald, over de rol van de overheid? Welke engagementen zal de Vlaamse overheid in het licht van het Integratiepact aangaan?
Ik deel de kritiek van de middenveldorganisaties. Een Integratiepact kan natuurlijk enkel effect hebben indien het wordt geschraagd of aangevuld door een beleid dat effectief inzet op non-discriminatie. U kent het debat over de praktijktesten dat we al herhaaldelijk hebben gevoerd. Vandaag is nog maar eens het bewijs geleverd. In een rapport staat dat de zelfregulering voor kritiek vatbaar is en dat het belangrijk is dat de Vlaamse overheid zelf praktijktesten organiseert.
Er is een vzw opgericht. De vraag is wat na 31 december 2019 met die vzw zal gebeuren. Is voorzien in een structurele onderbouw voor die vzw?
In 2017 hebt u verklaard dat u middelen zou vrijmaken. Plant u in 2018 en 2019 bijkomende middelen vrij te maken? Zo ja, waarvoor zullen die middelen dan dienen? Om welk bedrag gaat het?
Minister Homans heeft het woord.
Ik wil beginnen met een aantal algemene opmerkingen. Er wordt gesproken over het middenveld. Met alle permissie, maar de vijf organisaties die open brieven naar mij hebben geschreven, maken wel deel uit van het middenveld maar zijn niet het middenveld. Laten we daar duidelijk over zijn. Het is belangrijk dat we het evenwicht in dit moeilijke debat bewaren.
De focus bij het Integratiepact was altijd wat het middenveld kan doen. Uiteraard heeft de overheid daar ook een verantwoordelijkheid in, het gaat over een gedeelde verantwoordelijkheid. Mevrouw Moerenhout en mevrouw Kherbache, jullie draaien de rollen eigenlijk om. De vraag is opnieuw dezelfde: wat kan de overheid doen? Ik vraag heel duidelijk in deze commissie, en ik zal dat blijven doen: wat kunnen het middenveld, de overheid en de particulieren en betrokkenen zelf samen doen? Er wordt altijd richting overheid gekeken, de overheid moet alles oplossen. Dit is echter een gedeelde verantwoordelijkheid, enerzijds van de overheid, in dit geval de Vlaamse overheid en anderzijds van het middenveld en de betrokkenen, laten we ze mensen met een migratieachtergrond noemen. Ook zij moeten alle moeite doen om te integreren in onze Vlaamse samenleving.
Het AMIF-project (Europees Fonds voor Asiel, Migratie en Integratie) Integratiepact ging van start op 1 december 2016. Op 31 januari 2017 werd de vzw Integratiepact opgericht. De koepelstructuur staat in voor de regie van het Integratiepact. In dit project is ook een duidelijke timing opgenomen die de koepelstructuur volgt.
Tot eind 2017 liep de voorbereidende fase. U kunt ook zien dat de directeur van het Integratiepact, de heer Van Bellingen, achteraan in de zaal zit, waarschijnlijk om braaf te volgen welke aanbevelingen hier worden gedaan.
De koepelstructuur Integratiepact vzw werd dus uitgebouwd. Ondertussen zijn er drie personeelsleden aan de slag. Volgende koepelorganisaties verklaarden zich al bereid om mee te werken aan het Integratiepact: het Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV), de Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België (ACLVB), het Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV), het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (GO!), Katholiek Onderwijs Vlaanderen, de Onderwijskoepel van Steden en Gemeenten (OVSG), UNIZO, Voka en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Daarnaast zijn er contacten gelegd met talrijke actoren over het Integratiepact. Een 150-tal actoren hebben deelgenomen aan de ontmoetingsmomenten georganiseerd door Integratiepact vzw. Met elke actor wordt nagegaan hoe de organisatie haar rol en engagement in het geheel ziet. Dat verschilt natuurlijk aangezien ze andere voordelen en bezorgdheden hebben. Het is belangrijk dat het Integratiepact door een zo breed mogelijk middenveld wordt gedragen.
De taak van de vzw is om verschillende middenveldorganisaties, bedrijven en lokale besturen te sensibiliseren en te ondersteunen bij het nemen van concrete acties om discriminatie en racisme te bestrijden en wederzijds respect te bevorderen. De vzw heeft ondertussen de voorbereidingen hiertoe genomen via het ontwikkelen van een communicatie- en wervingsstrategie en een ondersteuningsaanbod.
Een concreet onderdeel van dit ondersteuningsaanbod is de recent gelanceerde AMIF-oproep. Ik kom daar straks op terug.
Het opzet van het Integratiepact is uiteraard zeer ambitieus. U zou het me wellicht verwijten als dat niet het geval zou zijn. Het voorbereidend proces van een dergelijk pact neemt dan ook heel wat tijd in beslag, zeker gelet op de gevoelige thematiek, de diversiteit aan actoren en daarmee samenhangend, de uiteenlopende visies. Niet alle actoren hebben dezelfde visie op diversiteit. Het is dus geen werk van korte adem, daar moet heel veel tijd worden in gestopt. Dat gebeurt zeer goed door de heer Van Bellingen en zijn ploeg. Er zijn intussen al concrete resultaten geboekt.
Het project wordt nauwgezet opgevolgd door een comité samengesteld uit vertegenwoordigers van mijn kabinet, het ABB, het departement Werk en Sociale Economie (WSE), de Diversiteitsambtenaar, het Minderhedenforum, het Agentschap Inburgering en Integratie en de VVSG.
Er zijn inderdaad bezorgdheden over de concrete resultaten tot nu toe. Daarom hebben we ook niet gewacht tot de eerste officiële tussentijdse evaluatie dit voorjaar om deze te bespreken met de vzw.
Ik geef een aantal voorbeelden. Het ondersteuningsaanbod is nog iets te algemeen. We hebben gevraagd om dit verder te concretiseren: wat kunnen projecten op welk moment verwachten? In de communicatie wordt te veel gebruik gemaakt van symboliek en ambitieuze termen, maar verschillende actoren geven aan dat dit verwarrend en vaag is. De communicatie moet ook meer mobiliseren en meer wervend werken. De vzw moet zich ook duidelijker positioneren ten opzichte van de andere actoren die in Vlaanderen een rol opnemen in het integratiebeleid. Het Integratiepact is een tijdelijk project dat een beweging in gang moet zetten. De andere actoren zijn van belang om de voortzetting daarvan mogelijk te maken. Het is dan ook essentieel, en de heer Van Bellingen en zijn ploeg hebben dat ook gedaan, om zoveel mogelijk actoren te betrekken om ervoor te zorgen dat het in de toekomst ook blijft verder bestaan.
Mevrouw Kherbache, u hebt me gevraagd wat er gebeurt na december 2019. Ik heb geen glazen bol. We zullen dan wel zien dat er concreet zal gebeuren. Door het betrekken van zoveel mogelijk verschillende actoren en spelers uit het middenveld heeft men veel meer garanties dat het Integratiepact verder kan blijven bestaan. Dat is een zeer belangrijke zaak en dus een belangrijke taak voor de vzw.
Het comité en ik hebben alle vertrouwen in de medewerkers van de vzw. Ik veronderstel dat dat geldt voor iedereen die hier aanwezig is. Ze hebben de aandachtspunten ter harte genomen en zullen hiermee in de uitvoeringsfase die begin dit jaar is gestart, verder aan de slag gaan. We hebben niet gewacht tot de tussentijdse evaluatie, we hebben op voorhand contact opgenomen. Men is zich er terdege van bewust dat er een aantal belangrijke aandachtpunten zijn waar men onmiddellijk mee aan de slag is gegaan. Dat kunnen wij alleen maar positief vinden.
Tot slot wil ik ook aangeven dat het een zeer bewuste keuze was om de regie van het Integratiepact in handen te geven van een externe koepelstructuur. In de raad van bestuur zetelen organisaties die zich inzetten voor mensen met een migratieachtergrond zoals de etnisch culturele federaties. Wanneer men een stem heeft, al dan niet met effectief stemrecht, en men maakt deel uit van de raad van bestuur, dan is dat zeker de plaats bij uitstek om die stem te laten horen. Dat betekent niet dat men over de rest zijn mond moet houden. Wanneer men echter deel uitmaakt van een raad van bestuur, dan moet men die stem daar laten horen. Men moet daar bijvoorbeeld aanklagen waarmee men niet akkoord gaat en welke zaken men graag anders wil zien. Het is goed dat ook federaties zoals de etnisch-culturele federaties prominent aanwezig zijn in die raad van bestuur.
De AMIF-oproep naar concrete acties in het kader van het Integratiepact werd gelanceerd op 22 december 2017. Met deze oproep willen we partnerschappen ondersteunen die samen concrete en zichtbare acties opstarten om discriminatie te bestrijden en wederzijds respect te bevorderen. Elke indiener is vrij om de concrete inhoud van de acties te bepalen. Er wordt niet een bepaald instrument of methodiek naar voren geschoven: elke indiener mag dat zelf vrij kiezen.
Het budget voor de oproep bedraagt 1 miljoen euro. Het partnerschap moet zelf minimaal 25 procent financiering inbrengen.
Alle details over de oproep zijn terug te vinden op de webstek van ESF-Vlaanderen (Europees Sociaal Fonds).
Ik wil wel benadrukken dat de projectoproep slechts een van de incentives is om mee in het pact te stappen. De vzw moet ook daarnaast voorzien in een ondersteuningsaanbod en actoren kunnen inspireren en mobiliseren om – ook zonder projectmiddelen – aan de slag te willen gaan met het Integratiepact.
Op 22 januari 2018 vond er overigens een workshop plaats in de KVS, georganiseerd door de vzw Integratiepact, om geïnteresseerde actoren te begeleiden in de ontwikkeling van concrete acties. Men heeft dus zeker niet stilgezeten, maar men heeft alle handen aan de ploeg geslagen om er een succesverhaal van te maken.
Er waren een aantal vragen over de rol van de overheid in het Integratiepact en bezorgdheden hierover van bepaalde actoren. Mevrouw Moerenhout en mevrouw Kherbache, ik heb in mijn inleiding al gezegd dat het inderdaad ook een verantwoordelijkheid is van de overheid maar dat de intentie en de doelstelling van het Integratiepact net ging over wat het middenveld kan betekenen, in samenwerking met de overheid weliswaar. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid tussen drie actoren – en ik sluit even de vzw Integratiepact uit –: de overheid, het middenveld en de betrokkenen, de personen met een migratie-achtergrond.
Ik heb het al benadrukt en ik herhaal het nog eens: discriminatie bestrijden en wederzijds respect bevorderen is een opdracht van de hele samenleving, dus ook die van het middenveld, bedrijven, lokale besturen, scholen. Ik denk dat de aanpak van de heer Van Bellingen en zijn ploeg heel goed is. Zij spreken ook zoveel mogelijk bedrijven aan en vragen om mee in het project te stappen. Hoe meer actoren uit de brede samenleving kunnen worden betrokken bij dit project, hoe groter de kans op succes is. Ik denk dat het een zeer goede aanpak is. Dit betekent niet dat de Vlaamse overheid zich afzijdig houdt in dit pact. Dat is absoluut niet de bedoeling. De rol die de overheid opneemt, is enerzijds faciliterend. Wij voorzien in het inhoudelijk kader en de financiële steun voor de vzw Integratiepact en, waar nodig, voor concrete acties. Anderzijds doet de overheid ook het nodige om de boodschap van het Integratiepact te steunen en mee uit te dragen, als het nodig is. Als men vindt dat een bepaalde private partner nog een duwtje in de rug nodig heeft, zijn wij absoluut bereid om dat te doen.
Maar het Integratiepact is uiteraard niet het enige instrument dat ingezet wordt in het kader van bestrijding van discriminatie. Het Horizontaal Integratiebeleidsplan omvat tal van acties die de Vlaamse overheid neemt rond discriminatiebestrijding. Bovendien is er wel degelijk een stevig juridisch kader met betrekking tot discriminatiebeleid en kunnen slachtoffers van discriminatie – dat inderdaad verwerpelijk is en jammer genoeg bestaat in Vlaanderen – terecht bij Unia voor een behandeling van hun klachten. Men kan ook naar het gerecht stappen, indien nodig.
Wat na 2019? Zowel de koepelstructuur als de projecten lopen tot 31 december 2019. Ik denk dat het verstandig is om eerst de resultaten af te wachten in plaats van nu al te zeggen dat we ermee stoppen, of dat we het anders gaan aanpakken. Ik wil er wel op wijzen dat het net de bedoeling is van het pact om ervoor te zorgen dat diverse actoren dit als regulier intern beleid uitbouwen en hier structureel verder mee aan de slag gaan. Laat ons dus alstublieft afwachten wat de resultaten zijn op 31 december 2019. Laten we vooral hopen, collega's, dat er zoveel mogelijk actoren maar ook zoveel mogelijk diverse actoren, willen mee stappen in dit project en dat we met het Integratiepact in Vlaanderen een succes kunnen boeken.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord.
Minister, u zegt dat de rol van de overheid eigenlijk faciliterend zal zijn, de boodschap van het Integratiepact zal uitdragen. Groen betreurt dat het engagement van de overheid daartoe beperkt zal blijven. We zien dat de projecten enkel beperkt blijven tot de doelgroep van de derde landen, en dat is toch vrij beperkt.
U hebt heel sterk de nadruk gelegd op wat het middenveld kan doen en wat bedrijven kunnen doen enzovoort. U zegt dat er niet enkel naar de overheid mag worden gekeken. Op zich ga ik daarmee akkoord, want het is, zoals ook collega Kherbache zei, een gedeelde verantwoordelijkheid tussen middenveld, tussen overheid, tussen burgers. De aanklacht in de open brief – van inderdaad niet alle organisaties maar toch vijf belangrijke organisaties die zeker niet te negeren zijn en waardevol genoeg zijn om te bespreken – is dat in het traject tot nog toe grotendeels naar de burger is gekeken, naar het individu. Ze zeggen concreet dat binnen het traject, binnen de sessies en de workshops die er tot nog toe zijn geweest, het vooral het individu is dat naar boven komt. Zij vinden net dat er te weinig engagement vanuit de overheid tegenover staat. U vindt dat er te veel naar de overheid wordt gekeken. Als je die twee communicaties naast elkaar legt, maakt het duidelijk dat er net een mismatch in verwachtingen en perspectief is over het Integratiepact. Dat staat in die open brief.
De vijf organisaties hebben het concreet over het te beperkt engagement van de overheid inzake handhavingsbeleid. Groen steunt dat, maar dat is niet nieuw voor u. Wij zijn zelf ook sterk voorstander van een streng handhavingsbeleid dat uitgewerkt mag en moet worden door de overheid. Zoals mijn collega zei, gaan er inderdaad steeds meer stemmen op om dit uit te werken. Vandaag zijn er de betrokken organisaties die erom vragen, maar recent zijn er ook de initiatieven uit steden als Gent en Brussel, of de studie van het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) die vandaag werd gepubliceerd.
Ik wil deze gelegenheid dus aangrijpen om u nog eens op te roepen om deze stemmen te bundelen en ermee aan de slag te gaan en om uw rol niet te beperken tot het faciliteren of het uitdragen van een boodschap.
Tot slot heb ik nog een kleine bijkomende vraag. U sprak over de AMIF-oproep en de projecten. U zei dat de doelstelling van de projecten moet zijn discriminatie bestrijden en wederzijds respect bevorderen. Er wordt geen bepaalde methodiek naar voren geschoven. Mag ik daaruit opmaken dat, als er een project wordt ingediend om bijvoorbeeld een strenger handhavingsbeleid te onderzoeken of daarrond te werken, dat ook in aanmerking komt of wordt het louter beperkt tot sensibilisering?
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik heb er nog drie vragen bij.
U legt heel sterk de nadruk op het feit dat het Integratiepact een breed draagvlak moet krijgen en dat u daar alles aan zult doen en dat zelfs de overheid, waar nodig, zich engageert om dat Integratiepact te bepleiten en organisaties daarvan te overtuigen. Die open brief is echt een uitnodiging om met u en de vzw in dialoog te gaan. Ik vroeg u of er overleg is geweest met die organisaties. Het zijn inderdaad niet alle middenveldorganisaties, maar wat Samenlevingsopbouw, Ella vzw, Vluchtelingenwerk Vlaanderen, Kif Kif en Uit De Marge wel bindt, is dat het gaat over organisaties die zeer sterk vertrouwd zijn met de problematiek van integratie. Zij hebben de expertise. Dat de sociale partners betrokken zijn, vind ik prima, maar het gaat nu net om die organisaties die zeer actief zijn op dat terrein. Mijn eerste vraag is dus of er overleg is geweest na die open brief. Als ik u hoor, hebt u hun boodschap verkeerd begrepen. Zij zeggen niet dat de overheid het allemaal moet doen, maar zij geven aan dat dit maar kan lukken als we samen, als partners, engagementen aangaan. De overheid heeft bij uitstek de verantwoordelijkheid om die non-discriminatie en discriminatiebestrijding effectief hard te maken. Is er dus overleg geweest?
Ik heb een tweede vraag. U gaf aan dat het traject loopt en dat er al concrete resultaten zijn. Kunt u een aantal voorbeelden geven van concrete resultaten van het Integratiepact?
Ten slotte heb ik een derde vraag. De nadruk ligt inderdaad op het bestrijden van discriminatie en het bevorderen van wederzijds respect. U gaf aan dat als iemand zich gediscrimineerd voelt, die kan aankloppen bij Unia. Het lijkt mij essentieel dat het Integratiepact intensief samenwerkt met Unia. Hoe is die betrokkenheid? Ik ga ervan uit dat dat een zeer actieve partner is, omdat dat ook hét aanspreekpunt is. Hoe ziet u de samenwerking met Unia en de relatie tussen het Integratiepact en Unia?
De heer Wouters heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide toelichting. Het Integratiepact heeft inderdaad geen vliegende start genomen. Volgens ons is dat grotendeels te wijten aan de complexiteit van de materie.
Het dichten van de herkomstkloof moet over alle domeinen heen gebeuren en vereist een meervoudige aanpak. De oorzaken van de kloof zijn namelijk zelf ook bijzonder complex, uiteenlopend en domeinoverschrijdend. In dat opzicht zijn we heel blij dat er concrete stappen zijn gezet in de juiste richting. De projectoproep werd gelanceerd en we willen het alle kansen geven. Juist daarom is het volgens ons wat voorbarig om op de feiten vooruit te lopen, zoals de opinieschrijvers doen, en deze bijzonder complexe problematiek te herleiden tot praktijktesten.
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, het is een punt dat al geregeld in onze commissie aan bod is gekomen, omdat het in het regeerakkoord stond en omdat wij dit ook een urgent thema vinden, in de zin dat de hele samenleving voor een groot deel bezig is met deze problematiek. Maar de acties moesten nog meer worden gestroomlijnd. Het is goed dat niet alleen de organisaties die traditioneel in deze sector actief zijn daarbij betrokken zijn, maar ook de vakbonden, het onderwijs, de werkgevers, de lokale besturen. Zowat alle levende krachten van de samenleving worden hierbij betrokken. Dat was absoluut nodig. Veel organisaties zijn bezig met het dichten van die kloof, met inburgering, integratie en gelijke kansen, met het waarderen van mensen voor hun capaciteiten, talenten en kwaliteiten, om mensen ontplooiingskansen te geven. Maar een duidelijk gestructureerd signaal van heel de samenleving daarover is ook absoluut nodig.
We mogen niet in de val trappen van ‘Moet de overheid nu meer doen of moet het middenveld nu meer doen of moeten de werkgevers meer doen?’ Iedereen moet eigenlijk in actie schieten om een tandje bij te steken. Het heeft dus weinig zin om naar elkaar te zitten kijken. Dit pact biedt alleen maar een meerwaarde en kan alleen maar succesvol zijn als iedereen zich persoonlijk en met zijn organisatie aangesproken voelt om zich daarachter te scharen.
Een aantal projecten zullen worden gefinancierd. Maar veel belangrijker, qua omvang, qua impact, qua resultaten, zijn al die projecten waar geen speciale subsidies naartoe zullen gaan, maar die men zelf neemt, in een bedrijf, in een school, in een vereniging. Ik hoop dat dat er geen tientallen, maar honderden of duizenden zullen zijn.
Het is natuurlijk ook heel belangrijk dat dit niet eindigt met deze legislatuur. We wachten er nu al een aantal jaren op, sinds 2014. Maar een pact is iets dat gesloten wordt over de legislatuur heen, over de partijen heen, over de beleidsniveaus heen. Een pact is iets dat gedragen moet zijn door de heel ruime samenleving. Zolang die thematiek aan de orde is – en die zal nog heel wat decennia actueel zijn –, heeft zo'n pact zin en moet dat worden doorgetrokken.
Ik wil mij vandaag niet vastpinnen op een aantal stemmen die zich laten horen. Ik vind het heel belangrijk dat het de naam ‘pact’ heeft. We hebben ervaring met zaken als een Schoolpact of Cultuurpact. Dat zijn zaken die al meer dan een halve eeuw het sociale leven, het culturele leven, het onderwijsveld, het politieke leven van ons land mee vormgeven. Als men het woord ‘pact’ gebruikt, spreekt men in die zin eigenlijk ook die ambitie uit.
We hebben er lang op moeten wachten. Nu moeten we vooral vooruitkijken. Iedereen moet voor eigen deur vegen. En vooral: iedereen moet aan de slag gaan.
Minister Homans heeft het woord.
Collega’s, het zal u niet verbazen dat ik het niet eens ben met die open brief.
U vraagt of ik overleg heb gepleegd. Maar ik heb geen enkele uitnodiging gekregen. Er is niet aan mij, noch aan mijn kabinet, gevraagd om in overleg te gaan. Maar u weet dat, als ze mij vragen om in overleg te gaan, ik dat doe. Ik heb dat vandaag bijvoorbeeld ook gedaan met de vakbonden van het agentschap. Maar ik heb geen enkele vraag gekregen. Vooralsnog is er dus geen overleg geweest.
De heer Kennes heeft het daarnet goed verwoord. Ik heb niet gezegd dat de overheid niets moet doen. Ik denk dat we vooral niet de zwartepiet moeten doorschuiven naar elkaar. Ik heb gezegd dat het een gedeelde verantwoordelijkheid is en dat we vooral zoveel mogelijk actoren moeten betrekken. Moet de overheid iets doen? Ja, natuurlijk. Moeten verschillende organisaties iets doen? Ja. Moet het middenveld zijn verantwoordelijkheid opnemen? Ja. Moeten de particulieren dat doen? Ja, niet alleen de overheid. ‘Gedeelde verantwoordelijkheid’ zijn twee woorden die ik in dit antwoord verschillende keren heb gebruikt.
Mevrouw Moerenhout, u stelde een concrete vraag over die AMIF-projecten. Als een sector iets wil uitwerken in het kader van handhaving, dan kan dat perfect worden meegenomen, als dat past in die AMIF-oproep, en kan het zo een van die projecten worden.
Er wordt de vraag gesteld: ‘We zien nog maar weinig resultaten, kunt u een aantal concrete resultaten opsommen?’ Ik heb redelijk lang geantwoord. Ik heb, niet limitatief, een aantal contacten aangehaald die er al geweest zijn met verschillende organisaties, heel breed. Gisteren is er nog een workshop geweest, om zoveel mogelijk organisaties te sensibiliseren. De Pro League voetbal, een belangrijke speler en vooral een organisatie die absoluut een voorbeeldfunctie kan hebben in dezen, was aanwezig op de workshop. De vzw en de heer Van Bellingen doen absoluut hun werk goed door het aanspreken van verschillende organisaties, door het sensibiliseren en vooral door te vragen om mee te werken aan dit toch wel zeer ambitieuze project.
Mevrouw Kherbache, Unia wordt uitgenodigd op alle bijeenkomsten en was bijvoorbeeld gisteren ook aanwezig.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Mijnheer Kennes, u legt er nogal sterk de nadruk op dat er na 2019 aan moet worden gewerkt. Ik heb begrip voor wat u zei en voor uw standpunten. Het voelt voor mij aan alsof u het opgeeft. We hebben jaren moeten wachten op dat Integratiepact. Het is superambitieus aangekondigd. Het zit in het regeerakkoord. Ik verwacht eigenlijk wel meer dan een betoog over het belang van na 2019. We zijn vandaag 2018. Gedurende anderhalf jaar kunnen alle hens dus nog aan dek worden gezet en kunnen zoveel mogelijk resultaten worden binnengehaald.
Minister, u zegt dat u voorstander bent van de gedeelde verantwoordelijkheid. Dat is eenzelfde discours als dat wat wij hanteren. Op zich is dat positief. Ik denk alleen dat de invulling iets anders wordt gezien.
Ik wil toch nog eens benadrukken dat wij heel sterk geloven in niet alleen woorden, maar ook daden, en dus in een strenger handhavingsbeleid, zoals praktijktesten. We vinden het dus heel jammer dat via die open brief kenbaar wordt gemaakt dat het pact vooral of alleen op sensibilisering zou inzetten. Dat is echt een gemiste kans. U zegt dat de rol van de overheid zich beperkt tot het faciliteren en het uitdragen van de boodschap van het Integratiepact.
Ik sluit af met een positieve noot. In uw tweede antwoord hoorde ik u zeggen dat in de geselecteerde projecten de deur op een kier wordt gezet voor onderzoek of proefprojecten in het kader van handhaving. Dat volg ik heel graag verder op.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, het zal u niet verbazen dat ik een beetje ontgoocheld ben met uw laatste antwoord. Ik vroeg wat er al concreet gebeurt. U zegt dan dat er workshops worden georganiseerd en dat er heel veel contacten zijn.
De realiteit is echter dat het middenveld, de privésector, het verenigingsleven, al jaren projecten organiseert, contacten legt, initiatieven neemt. En het signaal is keer op keer: ‘Wij verwachten dat de overheid ook haar deel doet; versterk ons, in plaats van een beleid te voeren dat daar haaks op staat’.
Ik ben ontgoocheld. Men organiseert nu workshops, die dan gesubsidieerd worden. Tegen het einde van dit jaar zal men dan opgestart zijn, en tegen het einde van volgend jaar zal men dan waarschijnlijk stilaan moeten afronden en kijken wat er gebeurt. Ik wil maar zeggen: het is een procesoefening geweest, maar men heeft heel veel kansen laten liggen om doorbraken te realiseren op het vlak van discriminatiebestrijding. U zegt dat Unia aanwezig is op de vergaderingen, maar ik verwacht dat er met Unia ook wordt samengewerkt en acties worden opgezet. Men vergadert, maar ik neem aan dat de ambitie hoger ligt dan dat.
Ik zal dit opvolgen, minister, en ik hoop dat we de komende maanden een versnelling hoger kunnen schakelen. Want als het enkel een kwestie is van elkaar te ontmoeten en workshops te organiseren en keer op keer lippendienst te bewijzen aan het belang van discriminatiebestrijding, maar eigenlijk elke keer de kans te missen om een stap vooruit te zetten en de nodige maatregelen te nemen, denk ik dat dat een gemiste kans is. Ik wil oprecht dat dat niet gebeurt. We hebben nog tijd, maar dan is het een kwestie van beslissingen te nemen en maatregelen te nemen. Daarom deel ik ook de kritiek van die organisaties, omdat zij er ook in geloven en omdat ze willen dat er vooruitgang wordt geboekt, en niet dat we op het einde van heel dit traject uiteindelijk gewoon weer geen stap vooruit hebben gezet.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.