Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Op 13 november formuleerde zowel de Strategische Adviesraad voor het Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid (SAR WGG) als de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) op eigen initiatief – dat is een belangrijk detail – een advies met betrekking tot de oprichting van het Overlegcomité Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG). Het is inderdaad opvallend dat de SAR WGG en de SERV hun teleurstelling uitdrukken over het feit dat hun vooraf niet werd gevraagd een advies ter zake te formuleren. Eerst werd wel gevraagd om over het voorontwerp van decreet een advies uit te brengen.
Zoals de toestand er vandaag uitziet, worden de verschillende adviesopdrachten van de SAR en het overleg tussen de sectoren en de Vlaamse Regering in één orgaan gecentraliseerd. Op die manier wordt dat overlegcomité zowel een overleg- als adviesorgaan. Dat is een keuze die door de raden wordt onderschreven. Dat is een constante, dat zij veeleer voorstander zijn van centralisering van taken.
Maar zij signaleren wel – en dat is een van de aanleidingen om deze vraag te stellen – dat met wat voorligt, enkele belangrijke opdrachten en werkingsbepalingen ontbreken. En dat zou natuurlijk wel problematisch kunnen zijn, want verschillende van die bepalingen zijn terug te vinden in bestaande decreten over strategische adviesraden, en in concreto over de SAR WVG. Daarmee geeft de raad ook duidelijk aan dat, om de adviesfunctie die de SAR WVG nu opneemt, ten volle te kunnen behouden, er rekening moet worden gehouden met de reeds bestaande bepalingen in het kader van die adviesfunctie. Zij willen met andere woorden niet dat hun vleugels daarin gekort worden.
Daarnaast formuleert het advies een achttal heel duidelijke voorstellen. Het eerste gaat over het veranderen van de naam tot ‘Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin’, zoals dat ook in het decreet van 18 juli 2003 is vastgelegd.
Maar misschien belangrijker nog: de intersectorale kamer enkel te belasten met de strategische adviesfunctie. De maatschappelijke en beleidsevoluties binnen het beleidsdomein WVG vergen zeker ook in de toekomst een intersectorale en integrale blik op Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Wanneer de intersectorale kamer optreedt als strategische adviesraad, maken noch vertegenwoordigers van de regering, noch personeelsleden van de Vlaamse administratie deel uit van die kamer. Je zou dus eigenlijk een stuk van het spectrum hierin kunnen missen.
Zij raden ook aan om de bepalingen van het decreet van 18 juli 2003 en het decreet tot oprichting van de SAR mee te nemen in het voorontwerp van decreet, om de adviesplicht van de Vlaamse Regering ten aanzien van het overlegcomité te behouden en de evaluatie en opvolging van de akkoorden en hun uitvoering expliciet op te nemen in dat decreet. Dat is, denk ik, nogal belangrijk als legitimatie.
Verder stellen zij een aanpassing voor in de bepaling die de samenstelling van de kamers regelt: wanneer de intersectorale kamer als strategische adviesraad werkt, is het nuttig dat niet slechts één, maar meerdere onafhankelijke deskundigen deel uitmaken van die kamer. Gezien de breedheid van bevoegdheden lijkt mij dat ook wel nuttig te zijn. Een laatste voorstel is om de opdracht van het secretariaat aan te passen van een louter administratieve functie naar een meer inhoudelijke functie, wat ook beter zou stroken met de ambitie die men een nieuw op te richten overlegcomité zou toedichten.
Minister, kunt u motiveren waarom noch de SERV noch de SAR WVG werd gevraagd om een advies te formuleren met betrekking tot het decreet? Op welke manier zult u de aanbevelingen van het spontane advies aanwenden om de huidige manier van werken aan te passen in de zin van adviseren? Vanaf wanneer acht u het realistisch om het Overlegcomité WVG actief te zien? Denkt u dat met deze oprichting van een overlegcomité een budgettaire verschuiving gepaard gaat? Zo ja, welke mogen we dan verwachten?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, de Vlaamse Regering vroeg eerder dit jaar een advies aan de SERV en de SAR WGG betreffende het decreet tot oprichting van het Overlegcomité WVG. De SERV gaf zijn advies over het decreet op 9 mei 2017. De SAR WGG gaf zijn advies over hetzelfde decreet op 7 juni 2017.
De SAR WGG merkte toen het volgende op: “Daarnaast dreigt er ook verwarring te ontstaan over de taakomschrijving van de SAR WGG enerzijds en het Overlegcomité WVG anderzijds. De raad pleit ervoor om duidelijk te maken wie en op welke wijze best wordt betrokken in de verschillende fases van het beleidsproces. Het is belangrijk om deze rollen en opdrachten helder te maken om efficiëntie te verhogen en dubbel werk te vermijden.”
Daarenboven gaf de Vlaamse Regering in het Vlaamse regeerakkoord aan dat ze de onschatbare waarde van het sociaal overleg, het middenveld en de vele vrijwilligers voor de Vlaamse samenleving erkent en waardeert. Een systematisch overleg en het verzekeren van een goed maatschappelijk draagvlak zijn belangrijk. Het Vlaamse regeerakkoord geeft ook aan dat we het Vlaamse bestuurlijke landschap waar mogelijk moeten vereenvoudigen, met het oog op efficiëntie en klantvriendelijkheid.
Gezien die bepalingen in het Vlaamse regeerakkoord en de opmerking van de SAR, besliste de Vlaamse Regering om de SAR op te heffen en de opdrachten van de SAR via dit decreet te incorporeren in de opdrachten van het Overlegcomité WVG, en dat om meerdere redenen. Ten eerste dreigde er door het naast elkaar bestaan van de SAR en het overlegcomité verwarring te ontstaan rond het takenpakket van beide organen. Ten tweede hebben de SAR en het overlegcomité een gelijkaardige samenstelling en moeten we ervoor zorgen dat we dubbel werk vermijden. Ten derde worden de adviezen die momenteel door de stakeholders worden gegeven in de SAR, soms ook op eigen initiatief, door alle betrokken partijen als waardevol ervaren, waardoor de adviesfunctie moet behouden blijven, wat ook gebeurde door de taken van de SAR op te nemen in het takenpakket van het overlegcomité.
De Vlaamse Regering keurde het decreet in die zin principieel goed op 13 oktober. De SAR en de SERV leverden op 13 november 2017 op eigen initiatief een tweede advies aan betreffende het decreet tot oprichting van het Overlegcomité WVG. Ze geven daarin aan de Vlaamse Regering te steunen in haar keuze om de betrokkenheid van de sociale partners, de belanghebbenden en onafhankelijke deskundigen uit het beleidsdomein WVG te laten verlopen via één Vlaams overleg- en adviesorgaan.
Gelet op het bovenstaande was het geenszins de bedoeling van de Vlaamse Regering om de stakeholders hierin niet te horen. Het decreet tot oprichting van het Overlegcomité is er immers in zijn geheel net op gericht om de stakeholders een sterkere stem te geven en nauwer te betrekken bij het beleid inzake WVG.
Na de principiële goedkeuring van het decreet tot oprichting van het Overlegcomité door de Vlaamse Regering op 13 oktober werd het decreet voor advies voorgelegd aan de Raad van State. We hebben het advies van de Raad van State inmiddels ontvangen. De Raad van State heeft de bemerkingen van de strategische adviesraad (SAR) en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) in hun tweede advies van 13 november 2017 mee in rekenschap genomen. Sommige bemerkingen werden door de Raad van State meegenomen, andere niet. Met de regeringspartners nemen we nu de tijd om zowel het advies van de SAR en de SERV als het advies van de Raad van State te bestuderen en te bespreken en het decreet tot oprichting van het Overlegcomité WVG en de memorie van toelichting bij het decreet zo nodig aan te passen.
Het is de bedoeling van de Vlaamse Regering om het overlegcomité WVG voor het einde van deze legislatuur op te richten en samen te stellen.
Om aan het decreet invulling te geven, is een verhoogde personeelsinzet bij de SERV zinvol. De bijkomende werklast wordt geraamd op 1 voltijdsequivalent vanaf 2019.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wil graag een paar punten aanhalen en bijkomende vragen stellen.
Ik ben uiteraard blij dat de Raad van State het proactieve advies van de SAR en de SERV heeft meegenomen. Ik leid ook af dat de Raad van State dit op een aantal punten volgt. Het zou misschien toch ook nuttig zijn om te weten wat de appreciatie is. Met andere woorden, zult u zelf de acht aanbevelingen die worden ingeschreven en waarvan ik uit uw antwoord afleid dat de Raad van State zich wel kan vinden in een aantal aanbevelingen, meenemen in de uiteindelijke beslissing? Ik kom straks meer in detail terug op een aantal aanbevelingen.
Ik meen in die adviezen toch een zekere teleurstelling te lezen over het feit dat u niet eerder het advies hebt gevraagd. U wijst naar een eerdere adviesraad. Maar goed, in de procedure was het mogelijk geweest om dat te doen. Ik vind dat het dan niet volstaat om te wijzen naar het doel, namelijk het verhogen van de participatie, om te verantwoorden waarom men bij het opstellen van het decreet waarmee men dan moet werken, de kans heeft laten liggen om advies te vragen. Maar goed, de inhoud is er. Ik heb begrepen dat het wordt meegegeven. Wat is uw standpunt over die punten?
Verder hebt u het – en dat is toch wel een nieuw feit – over “voor het einde van de legislatuur”. Dat betekent dat een aantal zaken aan die scope zullen ontsnappen, omdat de legislatuur wellicht bijna voorbij zal zijn vooraleer het overlegcomité op het terrein actief zal zijn.
Ik heb daarnet gevraagd om er op toe te zien dat de intersectorale integrale blik op Welzijn, Volksgezondheid en Gezin kan worden behouden. Ik denk dat je daar een evenwicht moeten zoeken tussen die metapositie om de grote debatten te kunnen voeren. Ze zijn belangrijk. De vragen liggen voor. Ik verwijs daarvoor naar de besprekingen die we hebben gehad in het kader van de begroting en de beleidsbrief, bijvoorbeeld rond de Vlaamse sociale bescherming. Wat is het bereik dat we willen zien? Zullen we erin slagen om daar echt een poot van dé sociale zekerheid en ons sociaal systeem in het geheel van te maken? Zullen we de Vlaamse biotoop die nodig is, kunnen maken? Dat vertrekt ook van een metavisie waarin die participatie bijzonder belangrijk is. Hoe gaan we om met toegankelijkheid, met betaalbaarheid, met kwaliteit? Dat zijn debatten die we ook hier vaak voeren, maar waarin de stem van de stakeholders en een aantal experten bijzonder belangrijk is.
Ik noteer dat u één voltijdsequivalent plant voor de omkadering. Laat dat toe om de gevraagde aanpassing van de opdracht van een louter administratieve functie naar een meer inhoudelijk ondersteunende functie te realiseren? Want één voltijdsequivalent zegt natuurlijk alles en niets. De SAR vraagt heel duidelijk om daar ook een inhoudelijke ondersteuning te hebben. Dat zou volgens mij zijn waarde kunnen hebben. Laat uw berekening toe in te gaan op die vraag?
De heer Persyn heeft het woord.
Ik heb een bijkomende vraag. We lezen dat de intersectorale kamer als een strategische adviesraad zal optreden, maar dat er daarin geen vertegenwoordigers van de regering, noch van de administratie zullen zetelen. Zullen de regeringsleden, de vertegenwoordigers van de regering en eventueel de hoge ambtenaren, tijdig toegang krijgen tot de verslagen en de documenten van de SAR? Krijgen we daarover voldoende garanties?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega's, op een aantal vragen kan ik helaas nu niet antwoorden.
Als het advies van de Raad van State binnen is, wil dat zeggen dat we op basis van dat advies, maar ook aan de hand van de afgeleverde adviezen van de adviesorganen, bekijken of we dat decreet nog kunnen aanpassen en waaraan we dat willen aanpassen. Dat is voorwerp van overleg binnen de schoot van de regering. Mijn mening is niet zozeer het enige dat moet tellen. We moeten daarover een akkoord krijgen in de schoot van de regering. En die onderhandelingen, dat overleg, is bezig.
Ik ga ervan uit dat, als u het belangrijk vindt dat we die uitgebrachte adviezen ernstig nemen, we ook de kans en de tijd nemen om na te gaan of we een aantal zaken daarvan nog moeten bijsturen. Dat kan misschien tot gevolg hebben dat we opnieuw naar de Raad van State zullen moeten gaan, indien blijkt dat dat werkelijk nieuwe elementen zijn.
Ik ga ervan uit dat men te allen tijde experts kan uitnodigen. Mijnheer Persyn, we moeten ons realiseren dat er twee dimensies zijn. Op zichzelf kan het orgaan met de vertegenwoordigers van de stakeholders adviezen uitbrengen. Op het ogenblik dat men in dat kader het overleg wil opstarten met de regering en uitzoekt of men akkoorden kan maken, zit de regering natuurlijk aan de tafel en moet ze de stukken en documenten hebben die toelaten te zien of een akkoord mogelijk is.
De vragen over de onderbouw van de VSB, de visie, de behoefteraming, die zijn allemaal pertinent, maar ik heb dat bij vorige gelegenheden hier al eens uitgelegd. Het zou een belangrijke stap zijn mochten we erin slagen tegen het einde van de legislatuur de fundamenten van het VSB-verhaal en de decretale onderbouw van het advies en het overlegorgaan te installeren, of minstens zover te krijgen dat dit bij de start van de volgende legislatuur kan worden geoperationaliseerd. U weet ook dat in het decreet VSB dat de regering heeft goedgekeurd en naar de Raad van State heeft gestuurd, is opgenomen dat er moet worden gestart met een behoefteanalyse die voorwerp moet uitmaken van overleg in het overleg- en adviescomité. Het kader om toe te laten dat er over de belangrijke thema's in alle transparantie wordt gesproken met de betrokkenen, kan daardoor worden gerealiseerd. Het is de bedoeling om dat te doen tegen het einde van de legislatuur, om op die manier de fundamenten van het decreet VSB en het overlegkader daarvoor klaar te hebben.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, hoe serieus neemt de Vlaamse Regering haar stakeholders in dit beleidsdomein? Die vraag ligt hier voor. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat daar geen al te goed track record voor is. Ik vrees dat dit dossier daar ook het voorbeeld van is. De stakeholders zijn niet betrokken in de tweede ronde bij het advies. De Raad van State neemt een aantal van de aanbevelingen, die ze dan zelf hebben gedaan, serieus, zo leid ik af uit uw antwoord.
De Vlaamse Regering gaat er nu verder over discussiëren. In het verleden is er geen al te grote blijk van grote eensgezindheid in de regering geweest. In de tweede ronde bent u iets concreter: tegen het einde van deze legislatuur, met andere woorden, voor de volgende legislatuur, na de verkiezingen zal men aan de slag gaan. Dat betekent dat we zowel in de uitbouw van de architectuur van de VSB als in het overleg dat aan de basis ligt om die architectuur te bouwen, toch wat tijd aan het verliezen zijn.
Minister, ik heb geen antwoord gehad op de vraag of men de ambitie heeft om dat overleg ook inhoudelijk te ondersteunen. Vandaar mijn vraag naar de invulling van de fulltime equivalent. Uit het gebrek aan antwoord kan ik alleen maar afleiden dat het niet echt de bedoeling is om dat te doen, wat ik bijzonder betreur. Ik kan u alleen maar aanmanen om met bekwame spoed werk te maken van de uitbouw en om de sociale partners, stakeholders en experts zo serieus mogelijk te nemen, in weerwil van het track record van deze regering.
De vraag om uitleg is afgehandeld.