Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Kennes heeft het woord.
Minister, over deze kwestie heb ik twee jaar geleden ook al een vraag gesteld. Voor de vlotte integratie van nieuwkomers is deelname aan de arbeidsmarkt vanzelfsprekend erg belangrijk. Gisteren hebben we in een actuele vraag aan minister Muyters gezegd dat dat voor sport belangrijk is, maar zeker ook op de arbeidsmarkt.
Een belangrijk deel van de nieuwkomers in Vlaanderen bestaat uit vluchtelingen, en zoals iedereen weet, was er in de afgelopen jaren een grotere instroom. Uit de cijfers blijkt dat deze instroom mogelijk ook een effect heeft gehad op het aantal aanvragen dat bij het National Academic Recognition Information Centre (NARIC) is ingediend voor de erkenning van buitenlandse diploma’s.
Na een daling in 2014 is het aantal weer gestegen. Ik heb daarover in juli 2015 vragen gesteld. De doorlooptijden bij NARIC, ook tegen de achtergrond van een doorlichting die gebeurde van de processen bij NARIC, waren toen het onderwerp van mijn vraag.
Minister, uit uw antwoord op de recente schriftelijke vragen van collega’s blijkt dat er in 2015 in 391 dossiers van vluchtelingen een beslissing werd genomen, en in 23 procent van de gevallen was de beslissing positief. In 2016 waren er 512 dossiers, en toen was het aantal positieve beslissingen spectaculair gestegen tot 77 procent, wat toch heel aanzienlijk is.
Dit grote verschil in positieve beslissingen wordt volgens u verklaard doordat er sinds 2016 wordt ingezet op het indienen van een aanvraag voor niveauerkenning, waarbij NARIC een uitspraak doet over het niveau in Vlaanderen van het buitenlandse studiebewijs, waar voorheen veel vluchtelingen een aanvraag voor een specifieke erkenning indienden. Dan moest NARIC op zoek gaan naar het specifieke Vlaamse diploma dat gelijkwaardig is.
Hoewel NARIC in functie van de doorverwijzing naar de correcte procedure wel steeds vraagt of de aanvraag gericht is op toegang tot de arbeidsmarkt dan wel op verdere studies, horen we toch verschillende verhalen van hooggeschoolde vluchtelingen, die niet weten waar ze precies terechtkunnen met hun vraag welke bijkomende opleidingen of onderdelen ervan ze dienen te volgen om hun buitenlands diploma hier te valoriseren om ook hier de job te kunnen uitoefenen waarin ze ervaring hebben opgebouwd.
Het hangt jammer genoeg van het toeval af of ze de juiste persoon ontmoeten die hen wegwijs kan maken in wat soms een doolhof is. Het betekent voor henzelf, maar ook voor onze samenleving, een verlies als deze expertise niet kan worden ingezet.
Minister, een ander aandachtspunt bij mijn vorige vraag om uitleg was de valorisatie van buitenlandse kwalificatiebewijzen en van in het buitenland verworven competenties. U sprak toen in een conceptnota over het erkennen van elders verworven competenties (EVC) die u aan het ontwikkelen was met de minister van Werk en u gaf aan dat de genoemde valorisatie een onderdeel zou uitmaken van een geïntegreerd EVC-beleid. De conceptnota waarvan sprake, is ondertussen goedgekeurd door de Vlaamse Regering onder de titel ‘Geïntegreerd beleid voor erkenning van competenties’.
Minister, hoe beoordeelt u in het algemeen de resultaten van de initiatieven die sinds het begin van deze legislatuur werden genomen om de knelpunten in de erkenning van buitenlandse diploma’s verder weg te werken? Heeft de conceptnota ‘Geïntegreerd beleid voor erkenning van competenties’ inmiddels tot beleidsmaatregelen of andere initiatieven geleid om de valorisatie van buitenlandse kwalificatiebewijzen en van in het buitenland verworven competenties te faciliteren? Welke nieuwe instrumenten kunnen daarvoor worden ingezet? Zijn er specifiek wat betreft de leervragen van nieuwkomers, in het bijzonder van vluchtelingen, plannen om een centraal punt in het leven te roepen waar deze mensen en hun trajectbegeleiders terechtkunnen met hun leervragen? Pleegt u hierover overleg met uw collega’s bevoegd voor het werk en de integratie?
Minister Crevits heeft het woord.
Sinds 2015 heeft NARIC te maken met een steeds toenemend aantal erkenningsaanvragen. Vooral de stijging in het voorjaar van 2017 valt op te merken, waar we een piek van boven de achthonderd aanvragen in een maand hebben opgetekend. Het maximum in 2015 en 2016 was telkens rond de vierhonderd aanvragen. We zien ook een stijging in het aandeel van de vluchtelingen: 12 procent van de dossiers in de zomer van 2015, gestegen tot 25 procent in de zomer van 2017.
Ik heb bij de uitleg van de beleidsbrief aangestipt dat de erkenning van dat diploma serieus achterloopt op het moment dat de vluchtelingen binnenkomen. Het is niet het eerste waar de mensen aan denken. Ik heb dat uitgelegd. Bij ons is de piek nu pas aan het komen. In het begin vroeg iedereen: hoe zit dat met die diploma's, en we zullen extra mensen moeten aanwerven. Het loopt niet achter, maar de piek komt later.
Op mijn vraag is naar een oplossing gezocht voor vluchtelingen die niet alle noodzakelijke documenten kunnen voorleggen. Het is enigszins logisch dat na soms weken- of maandenlange tochten je diploma niet meteen bovenaan zit, of dat je het niet hebt kunnen meenemen. We moeten een manier zoeken om voor die mensen toch onderzoek te kunnen doen naar de gelijkwaardigheid van het diploma, ook als ze niet over alle bewijsstukken beschikken.
NARIC zoekt voortdurend naar manieren om de informatie te verkrijgen die noodzakelijk is voor de dossiers van de vluchtelingen. Zo heeft men een vragenlijst voor vluchtelingen opgesteld ter aanvulling van de beperkte documenten waarover ze beschikken. Op basis daarvan kunnen de adviesverleners gesprekken voeren met de aanvragers ter ondersteuning van hun aanvraag. Op die manier kan men ondanks beperkte documenten toch over voldoende informatie beschikken om een correcte beslissing te nemen.
NARIC Vlaanderen heeft ook een samenwerkingsovereenkomst met de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR). Die werkt een traject uit om met betrekking tot dit soort onvolledige dossiers nog beter advies te kunnen verlenen in enkele studiegebieden, zoals economie, ingenieurswetenschappen en exacte wetenschappen.
Gelet op de complexiteit van de aanvragen en de stijging van het aantal heb ik besloten om voor 2018 200.000 euro aan extra middelen in te zetten.
Aangezien er nood is aan een EVC-beleid dat wordt gedragen door en dat van toepassing is voor alle relevante beleidsdomeinen, regelt het ontwerp van decreet enkel de manier waarop verworven competenties uit beroepskwalificaties beoordeeld en gecertificeerd kunnen worden. Het ontwerp van decreet is ook enkel van toepassing op beroepskwalificerende EVC-trajecten. Je kunt een beroepskwalificatie zowel binnen als buiten het onderwijs verwerven. Daarom is het van belang dat er verbindende elementen zijn tussen de betrokken beleidsdomeinen.
De ontwikkeling van het ontwerp van decreet wordt opgevolgd door een ambtelijke werkgroep. Daarin is ook het Agentschap Integratie en Inburgering vertegenwoordigd. Op zijn aangeven zal bij het uitwerken van de EVC-standaarden specifiek aandacht worden gevestigd op cultuur- en genderneutrale beoordelingen en op het zoveel mogelijk vermijden van taaldrempels.
Omdat het bij gelijkwaardigheidsaanvragen voor buitenlandse diploma’s gaat om onderwijskwalificaties, heeft het huidige EVC-ontwerp van decreet geen implicaties voor de bestaande regelgeving met betrekking tot de gelijkwaardigheidsbeoordeling. Het gaat hier over onderwijs. Dit sluit niet uit dat de houders van een buitenlands studiebewijs via een EVC-procedure een beroepskwalificatie kunnen behalen. De twee kunnen dus parallel naast elkaar bestaan. Zij kunnen ook binnen de bepalingen van de bestaande regelgeving van ons volwassenen- en hoger onderwijs een EVC-procedure doorlopen om vrijstellingen te verkrijgen of om een onderwijskwalificatie te behalen.
NARIC Vlaanderen werkt al enkele jaren actief samen met de onthaalmedewerkers van de inburgeringskantoren van het Agentschap Inburgering en Integratie. Nieuwkomers kunnen een aanvraag voor gelijkwaardigheid van een diploma indienen via die onthaalmedewerkers. Zij zorgen voor de opvolging van het dossier en zijn het contactpunt voor NARIC Vlaanderen. Zij zijn dus het eerste aanspreekpunt.
Uiteraard heb ik overleg met mijn goede collega’s bevoegd voor Werk en Integratie. Op de vergaderingen van de gemeenschappelijke beleidsraad Werk-Onderwijs zijn de basiselementen voor het EVC-decreet aan bod gekomen. De problematiek van de vluchtelingen als specifieke groep in relatie tot EVC is nog niet rechtstreeks aan bod gekomen, maar ik hoop dat ik u, door de twee sporen uit te leggen, heb kunnen geruststellen dat we hen niet vergeten.
De heer Kennes heeft het woord.
Minister, dank u voor deze stand van zaken en voor een aantal belangrijke beslissingen die genomen werden, zoals bijkomende middelen om in te spelen op de vertraagde golf die dan bij de administratie aankomt in verband met de erkenningsaanvragen, de gelijkwaardigheid en de onderzoeken die moeten gebeuren. Hebt u er zicht op wanneer dat ontwerp van decreet zal landen? De conceptnota dateert van 2015. Is het landingsgestel al uitgeklapt, of hangen we nog volop in de lucht?
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Dank u, mijnheer Kennes, om dit thema op de agenda te brengen. De voorbije maanden en iets meer dan een jaar geleden heb ik er waardevolle informatie over kunnen verkrijgen, niet alleen door middel van schriftelijke vragen, maar ook door de bijeenkomst en de focus van EUR-ACE en de jonge academie die een studiedag organiseerde over de kansen op tewerkstelling van vluchtelingen met een hogere opleiding en van onderzoekers uit bepaalde landen zoals Turkije. Hoe kunnen zij hun onderzoeksopdracht voortzetten? We kunnen die zaken aanpakken in het belang van allen: van Vlaanderen en van de mensen die hier aankomen uit bepaalde landen. Ik geef graag het voorbeeld van Turkije. De werkzaamheden van academici worden er nu heel sterk bemoeilijkt door een regime dat niet om kan met de onderzoeksgeest en met openheid. Wij moeten solidariteit met die academici en onderzoekers kunnen betuigen, en ook met die vluchtelingen met een hogere opleiding die kunnen bijdragen.
Minister, ik ben blij dat u hier aandacht aan schenkt met een verbetering van de werking. Het gaat zeer traag. Ik had al een aantal suggesties op papier gezet. Het verheugt mij dat de CD&V-fractie er ook werk van wil maken. Dat begrijp ik toch uit uw tussenkomst, mijnheer Kennes. Ik heb gisteren al feedback gekregen van de collega’s van de N-VA. Idealiter kan dit over de partijgrenzen heen worden bewerkstelligd en kunnen wij de komende weken en maanden bekijken hoe wij bepaalde uitdagingen beter het hoofd kunnen bieden, in het belang van ons allen. Die elders verworven competenties zijn heel belangrijk. Wij moeten alle mogelijke denksporen bekijken.
De heer Cordy heeft het woord.
Er is inderdaad enorm veel verbetering in de werking van NARIC. We merken toch dat er nog dossiers over de voorziene looptijd gaan. Het is vaak complex. Ik heb de twee kanten gezien en ik weet dat het niet altijd eenvoudig is. Maar zelfs met dossiers uit buurlanden zie ik dat het vaak sukkelen is om het op een relatief korte termijn rond te krijgen. We moeten daar zeker nog bekijken wat er kan worden verbeterd.
Wat de gedeeltelijk gevolgde opleidingen betreft, is het zaak om mensen zo snel mogelijk met onderwijsinstellingen in contact te brengen. Het is natuurlijk daar dat men het juiste antwoord kan geven over het vervolledigen van de opleiding en over het behalen van een diploma. Daar zit de expertise, daar zal men de afspraken kunnen maken rond het curriculum dat nog moet worden gevolgd.
Er is nog een zaak waar we misschien toch eens moeten naar kijken. Wat ik vaak heb gemerkt, is dat mensen van hier of uit een buurland er al mee worstelen, wat moet dat dan zijn voor vluchtelingen? Het is namelijk zo dat werkgevers niet altijd weten wat gelijkwaardigheid of niveaugelijkwaardigheid inhouden. Dat is zelfs zo bij de overheid en bij lokale overheden. Mensen die met een niveaugelijkwaardigheid aankomen, worden niet altijd geselecteerd omdat die overheid daar niet goed mee vertrouwd is. Wat is dat nu? Wat betekent dat nu?
Waar het de overheid betreft, zijn wij toch goed geplaatst om aan informatievoorziening te doen en ervoor te zorgen dat men die mensen effectief aanwerft. Misschien is het ook wel eens nuttig om te kijken of dat voor de mensen die dat effectief behaald hebben, die dat papiertje gekregen hebben, geleid heeft tot hogere werkgelegenheid. We kunnen het wel gelijkwaardig verklaren, maar als het verder geen effect heeft, moeten we dat toch eens bekijken.
Ik verwijs eerst naar het voorstel van resolutie dat mevrouw Brusseel voorbereidt. We moeten ervoor zorgen dat de procedures voor iedereen makkelijk toegankelijk zijn en dat die vlot werken. Er zijn mensen die meerdere documenten opnieuw moeten indienen omdat ze niet goed op de hoogte zijn. Dat moeten we vermijden.
Ik kijk heel hard uit, zoals andere collega's, naar de elders verworven competenties en kwalificaties. Daar moeten we heel hard mee aan de slag in Vlaanderen. Heel veel mensen op de arbeidsmarkt, in dit land of in het buitenland, verwerven kwalificaties en competenties die helaas, omdat er niet direct een diploma aan vasthangt, niet direct kunnen worden gevaloriseerd. Zeker als die competenties in het buitenland verworven zijn, moeten we die bewaken zonder daarbij de kwaliteit uit het oog te verliezen.
Wat NARIC betreft, erken ik, mijnheer Kennes en mijnheer Cordy, dat het soms traag gaat. Ik heb daarover met de universiteiten samengezeten. Hoe komt dat? Zij zeggen dat ze ervoor willen zorgen dat de kwaliteit niet inboet. Ze zeggen: ‘Stel dat we fouten maken, dat we een diploma gelijkwaardig maken of erkennen, en het blijkt dan niet juist te zijn, dan is onze geloofwaardigheid naar de vaantjes.’
Mijnheer Cordy, u hebt het over de buurlanden, als u cases hebt, alstublieft bezorg ze mij. Voor mij is het altijd interessant om de opmerkingen die hier worden gemaakt door te geven, zodat men daarmee aan de slag kan. Als hier een opmerking wordt gemaakt in het algemeen, of we discussiëren een beetje, dan kan men niets doen. Als u voorbeelden hebt, stuur ze door, dan kunnen we dat voorleggen. We hebben zelfs al een overeenkomst over automatische uitwisseling in een aantal gevallen. Ik vind ook dat dat traag vooruitgaat. Toen ik minister van Onderwijs werd, dacht ik dat er met allerlei landen al automatische gelijkwaardigheid was, maar dat is helemaal niet zo. Het gaat heel traag.
Ik heb er nu zelf eentje meegemaakt: Nederland, Luxemburg en Vlaanderen. Maar dat loopt niet echt soepel. Dat is niet de schuld van Vlaanderen. Iedereen is gewoon nogal gehecht aan de waardering van zijn eigen diploma’s.
Als we het kunnen doen, dan zeker. Maar ik ben blij dat iedereen erkent dat het al verbeterd is. We proberen te werken aan de knelpunten.
Het EVC-beleid is iets helemaal anders. Daar heb ik samen met minister Muyters een ontwerp van decreet rond gemaakt. We kunnen daar eigenlijk mee vooruit, maar waar ligt het kalf gebonden? Dat is in het kwaliteitskader. Als men elders verworven competenties heeft, en men wil dat deze een soort beroepskwalificatie worden, dan is dat op zich geen punt. Maar als die beroepskwalificatie ook onderdeel uitmaakt van een onderwijskwalificatie, dan vindt de onderwijsinspectie het van belang dat zij mee de kwaliteit kan beoordelen van die EVC’s. Daar moeten we door geraken. Als onze inspectie geen bevoegdheid heeft om dat EVC-traject mee te bekijken, dan is de vraag of de beroepskwalificatie die wordt verworven, ook onderdeel kan uitmaken van een onderwijskwalificatie.
Ik probeer het nog beter voor te stellen. Iemand wil ergens een opleiding volgen en heeft elders verworven competenties. Deze persoon kan worden vrijgesteld van een aantal vakken. Dat kan natuurlijk alleen maar als de vrijstelling de waarde heeft die men er in het onderwijs aan geeft. Daar moeten we een goed compromis vinden. Voor mij is dat allemaal gelijk, en ik ben hevig voorstander van de waardering van elders verworven competenties.
De inspecties Werk en Onderwijs moeten daar tot een werkbaar kader komen. Ze hebben dat gevonden voor duaal leren na diep in elkaars ogen te hebben gekeken. Ik ben ervan overtuigd dat ze het ook eens worden inzake de EVC’s. Ik luister ook graag naar uw suggesties ter zake omdat het voorstel van resolutie … Ik weet niet of het daarop betrekking heeft, natuurlijk. Het zou niet slecht zijn om daar vrij snel werk van te maken. (Opmerkingen van Ann Brusseel)
De heer Kennes heeft het woord.
Ik begrijp dat er grote vooruitgang zit in dat ontwerp van decreet, minister. Ik hoop dat het knelpunt inzake de rol van de onderwijsinspectie opgelost geraakt. Heel wat mensen zitten daarop te wachten. Ik reken erop dat u dat niet loslaat.
De vraag om uitleg is afgehandeld.