Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over de nieuwe beperkingen van de militaire luchtvaart op de inplanting van windturbines en de werkzaamheden van de werkgroep ter zake in het kader van Windkracht 2020
Vraag om uitleg over de uitvoering van het windplan Windkracht 2020
Vraag om uitleg over de strengere maatregelen die Defensie oplegt bij het plaatsen van nieuwe windturbines
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Mijn vraag gaat over iets wat ons allemaal beroert: windenergie en de ontwikkeling ervan, noodzakelijk in functie van onze subdoelstellingen voor 2020 – er zijn nog zowat driehonderd bijkomende windturbines nodig om de doelstellingen 2020 te halen, maar ook later zijn er nog veel meer nodig in functie van latere doelstellingen, die van 2030 en verder.
Een van de eeuwige struikelblokken is de relatie tussen de luchtvaart en de windturbines. Er is de burgerluchtvaart met overleg met Belgocontrol waar positieve resultaten zouden worden geboekt. Anderzijds is er de poot Defensie die een en ander te zeggen heeft als het gaat over het luchtruim, niet onterecht, uiteraard. Daar zijn en blijven blijkbaar een aantal obstakels.
Dat was nochtans een van de acties uit uw windplan Windkracht 2020, een thematische werkgroep Defensie, waarbij u de sector van de windenergie hebt betrokken. De doelstelling was afstemming te vinden tussen de bezorgdheden rond veiligheid vanuit de hoek van Defensie en anderzijds meer ruimte voor windenergie te creëren. Onder die actie staat letterlijk het volgende: “Onder trekkerschap van de Vlaamse sectorfederatie voor windenergie wordt een werkgroep opgericht met gemandateerden uit de militaire administratie die de prioritaire knelpunten bepalen en nagaan welk potentieel daar kan worden ontsloten. Op basis van dit werk, zal de werkgroep onder mandaat verder onderhandelen in de werkgroep om voor deze knelpunten tot een gestructureerde oplossing te komen.”
Ik ben benieuwd of we effectief zicht hebben op het bijkomend potentieel dat kan worden ontsloten, en nog meer, of we een gestructureerde oplossing hebben. Ondertussen zijn er wel wat brieven over en weer gegaan. Recent was er nog een schrijven van de Vlaamse WindEnergie Associatie (VWEA) waarin verwezen werd naar een overleg met uw collega van Defensie, de heer Vandeput. Men wil zich blijven inzetten om tot een oplossing te komen, maar die oplossing is blijkbaar wel veraf, zoals blijkt uit een eerder schrijven van VWEA. Helemaal tegengesteld aan het uiteindelijke doel van de actie uit het windplan blijken de nieuwe richtlijnen van Defensie nog stringenter te zijn dan voorheen.
Dat schrijven komt toevallig gelijktijdig met de berichtgeving dat Belgocontrol zijn richtlijnen voor windmolens wel op een positieve manier heeft herzien. Er zou een overzichtskaart worden uitgewerkt met drie typezones. Er zijn de rode zones waar absoluut geen windmolens gebouwd kunnen worden. In geval van plannen om een windmolen te plaatsen in een oranje zone moet een onderzoek gebeuren. De derde zone is lichtblauw gekleurd, en voor aanvragen in die zone moet Belgocontrol een analyse uitvoeren. Via de overzichtskaart hoopt Belgocontrol heel wat onduidelijkheid weg te nemen, administratieve rompslomp te verminderen en meer mogelijkheden te creëren voor de bouw van windturbines zonder de veiligheid van de luchtvaartactiviteiten in het gedrang te brengen.
Een van de opmerkingen in de brief van de VWEA is de beperkte geldigheidsduur van de adviezen, wat de herziening van de adviezen mogelijk maakt. Dit staat helemaal in contrast met de aanpak van Belgocontrol, dat de interne procedure zo heeft aangepast dat adviezen sneller verleend zullen worden en niet meer aangepast kunnen worden in de loop van een procedure.
Minister, u hebt een schrijven ontvangen van Defensie met hun analyse over de problematiek met betrekking tot de plaatsing van windmolens in de omgeving van militaire installaties. Wat betekent dit ten aanzien van de opdracht die u zichzelf en de werkgroep hebt gesteld in het windplan? Is uw analyse ook dat de nieuwe richtlijnen van Defensie bijkomende belemmeringen vormen voor de plaatsing van windmolens? Wat is de impact daarvan op het behalen van onze doelstelling tegen 2020? Welke stappen zult u zetten om de bestaande en nieuwe knelpunten weg te werken? Kunt u toelichting geven bij het positieve verhaal van Belgocontrol met de overzichtskaart met de drie types zones? Op welke manier kan dit een positieve impact hebben op de doelstelling? Zou deze methodologie ook kunnen worden toegepast door Defensie? Kunt u een stand van zaken geven van de andere acties uit het windplan?
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, minister, het is niet mijn gewoonte om veel te herhalen, en ik zal dat ook deze keer niet doen. Deze vraag is al begin oktober ingediend. Vorige week bent u daar tijdens de bespreking van de beleidsbrief al kort op ingegaan.
De heer Bothuyne heeft het probleem perfect geschetst. We hebben tijdens de voorbije maanden diverse mails gekregen van de Vlaamse WindEnergie Associatie om hun bekommernissen uit te drukken in verband met de eventuele verstrenging van de richtlijnen door Defensie. Er zijn wat brieven heen en weer gegaan tussen de associatie, uzelf en minister Vandeput. Anderzijds zijn er ook de nieuwe richtlijnen van Belgocontrol die ingaan tegen de verstrenging door Defensie.
Dit dossier sleept al een tijdje aan. Op 3 mei 2017 verklaarde u in deze commissie: “Een werkgroep met de Vlaamse overheid en de militaire diensten, onder trekkerschap van de sectorfederatie, werkt intussen actief aan oplossingen. Ook hiervan verwacht ik dat we tegen de zomer” – deze is ondertussen al gepasseerd – “concrete resultaten zullen kunnen voorleggen.” In de laatste mail die we enkele dagen geleden hebben gekregen, heb ik kunnen lezen dat er gesprekken zijn geweest maar dat van concrete resultaten nog geen sprake is.
Minister, wat is de stand van zaken van dit dossier? Hoe bent u in overleg met de federale minister van Defensie? Welke resultaten zijn er al geboekt? Is er inderdaad sprake van een verstrenging van de regels door Defensie? U gaf vorige week te kennen dat een aantal bemerkingen van Defensie niet correct zijn omdat bijvoorbeeld Belgocontrol andere richtlijnen hanteert. U zet zwaar in op windmolens, maar niet alleen Defensie is terughoudend inzake het plaatsen ervan. Er staan al behoorlijk wat windmolens, waardoor de ruimte beperkter wordt. In West-Vlaanderen bijvoorbeeld is men nogal terughoudend om vergunningen af te leveren voor nieuwe windmolens. Is dit een algemeen gegeven? Klopt het dat het steeds moeilijker wordt om vergunningen af te leveren voor windmolens?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, eind 2016 lanceerde u het plan Windkracht 2020, waarin u de ambitie formuleert om meer en op een snellere manier windturbines in Vlaanderen te kunnen plaatsen. Concreet gaat het over een extra productie van 1563 gigawattuur tegen 2020. Dat komt overeen met een jaarlijkse stijging van 390 gigawattuur. U hebt de assumptie gemaakt van de techniek van 2,5 megawatt tegen 2020. Dit kan alleen als de drempels worden weggehaald en er een versnelling hoger wordt geschakeld. Deze ambities hebt u uitgeschreven.
In juni 2017 stelde ik een schriftelijke vraag om de cijfers te kennen op 1 januari 2017. Er was toen sprake van 417 grootschalige windturbines die operationeel zijn. U hebt blijkbaar gevolg gegeven aan een van mijn vorige vragen om ervoor te zorgen dat de cijfers sneller up-to-date zijn. Ik dank u daarvoor. Op de bewuste websites is nu inderdaad te zien wat het geïnstalleerd vermogen is en het aantal stuks op 30 september 2017. Nu zitten we op 448 stuks, wat betekent dat er 31 stuks bij zijn gekomen op 9 maanden tijd. Dat zullen er dus op jaarbasis ongeveer 40 zijn. Uw doelstelling was om er minstens 70 per jaar extra bij te hebben.
Ze hebben een geïnstalleerd vermogen van 986 megawatt, negen maanden terug was dat nog 924 megawatt. Ze produceerden 1547 gigawattuur elektriciteit. Dat komt overeen met het jaarlijks verbruik van 442.000 gezinnen. Opvallend is dat er gemiddeld steeds meer turbines van een groter type en met een hoger rendement worden geplaatst. Op bepaalde locaties worden in plaats van drie kleinere windmolens soms twee grotere windmolens geplaatst, omdat die meer vollasturen kunnen draaien en dus een hoger rendement hebben. De kostprijs per megawatt is dan ook iets lager. De windmolens die in 2016 in dienst zijn genomen, hadden een gemiddeld vermogen van 2,7 megawatt. In 2015 was dat nog 2,5 megawatt. Vorig jaar werden 41 extra grootschalige windmolens operationeel. Er wordt verwacht dat er in 2017 ook 41 bijkomen. Dat is goed voor 281 gigawattuur extra, maar minder dan de jaarlijks vooropgestelde doelstelling van 390 gigawattuur.
Minister, tijdens de bespreking van het tenderen van windenergie in de commissievergadering van 19 oktober 2016 gaf u aan geïnteresseerd te zijn om te kijken naar nieuwe systemen om investeringen in windenergie zo kostenefficiënt mogelijk te realiseren. U plaatste wel vraagtekens bij de mogelijkheid om dit op korte termijn te realiseren, maar u gaf wel aan dat het een mogelijkheid kan zijn voor de toekomst.
In het buitenland vinden we eveneens interessante goede praktijken. De windturbines op zee in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk zijn immers goedkoper dan de windmolens op land in Vlaanderen. Intussen is de prijs voor offshore elektriciteitsproductie in België niet langer 132 euro per megawatt, maar wel 79 per megawatt, bij 4100 vollasturen.
Wat is de stand van zaken van Windkracht 2020? Op welke manier zullen de doelstellingen in dat plan worden gehaald, gezien de achterstand die we in 2016 hebben opgelopen? Hoe kunnen we tot een voldoende grote versnelling komen?
Windkracht 2020 heeft de ambitie om de drempels, zoals de geblokkeerde dossiers bij de raad voor vergunningsbetwistingen, weg te werken. Inzake de samenwerking met defensie en luchtvaart werden bijvoorbeeld middelen gereserveerd. Hoe zullen de middelen worden ingezet? Zijn daar al afspraken over gemaakt?
Belgocontrol heeft eveneens recent een nieuwe kaart gepubliceerd voor de inplanting van windturbines. Is de nieuwe kaart van Belgocontrol in overleg met uw departement opgemaakt? Hoe evalueert u deze nieuwe kaart? Is er nog ruimte voor verbetering, kan men met investeringen in nieuwe installaties nog verder gaan?
Wat heeft het overleg met de provincies en gemeenten reeds opgeleverd? Hoe heeft dit het draagvlak vergroot? Heeft dit reeds concrete projecten op het goede spoor gekregen? Zo ja, welke? Hoe verloopt deze samenwerking?
Hebben de Vlaamse provincies de gebieden reeds afgebakend? Wat gaat u doen met de gebieden die de provincies hebben uitgesloten? Is het opportuun om die opnieuw te evalueren?
Op welke manier heeft u nieuwe, innovatieve systemen bekeken of onderzocht om op een betere en goedkopere manier windturbines in Vlaanderen te realiseren? Welke concrete resultaten zijn er?
Tot slot nog dit: mijn vraag dateert al van eind september of begin oktober en werd nu aan de meer recente vragen over defensie gekoppeld, maar ze is veel ruimer dan de vragen die specifiek gaan over het defensiedossier.
De heer Danen heeft het woord.
Mijn vraag gaat inderdaad specifieker over de maatregelen die Defensie oplegt bij het plaatsen van nieuwe windturbines en de evolutie die we in dat verband al dan niet waarnemen. In het kader van de conceptnota Windkracht 2020 werd het technisch en maatschappelijk aanvaardbaar windpotentieel in Vlaanderen nauwkeuriger in kaart gebracht. Een eerste analyse van de vergunningendatabank gaf hierbij aan dat een bijkomend vermogen van 500 megawatt aan windturbines volledig vergund was. Dit vermogen kan tegen 2020 worden gerealiseerd. Verdere simulaties moeten uitwijzen welk potentieel, en onder welke voorwaarden, nog bijkomend kan worden ontwikkeld.
Op 14 november kopte De Standaard: ‘Defensie vecht tegen windmolens’. In het artikel legt Defensie uit dat er uit veiligheidsoverwegingen een totaalverbod voor windturbines wordt ingesteld rond de luchtmachtbasissen van Koksijde en Florennes. Minister, volgens u vraagt Defensie bovendien meer aanvullende studies om de gevolgen van de plaatsing van windmolens in te schatten, waardoor zowat heel Vlaanderen aan bijkomend onderzoek wordt onderworpen.
Wat betekent dit totaalverbod op het plaatsen van windturbines rond de luchthaven van Koksijde? Hoe groot is de perimeter die Defensie hanteert voor dit totaalverbod? Welk potentieel aan vermogen uit windenergie gaat hierdoor verloren? Betekent deze verstrenging ook een probleem voor het vermogen dat reeds vergund was? Over hoeveel turbines en over welk vermogen spreken wij dan?
U verwijst in het krantenartikel naar aanvullende studies die Defensie zou vragen bij het inplanten van nieuwe turbines. Welke aanvullende studies bedoelt u? Wat betekent dit in de praktijk? Wordt de – toch al lange – vergunningsprocedure voor het inplanten van windturbines hierdoor verzwaard? Wordt de kans op een positief advies van Defensie voor het plaatsen van een windturbine hierdoor verkleind? Welk potentieel aan windenergie kan hierdoor verloren gaan? Welk vermogen zou hierdoor niet kunnen worden gerealiseerd?
Hoe verhoudt het standpunt dat Defensie aanneemt inzake het plaatsen van bijkomende windturbines zich tot de standpunten die worden ingenomen door Defensie in Nederland, Frankrijk en Duitsland? Welke perimeters waarbinnen er een totaalverbod op het plaatsen van windturbines geldt, worden er gehanteerd in die landen? Legt Defensie in die landen hoogtebeperkingen van de windturbines op? Defensie zou aanvullende studies vragen bij het plaatsen van nieuwe windturbines. Worden deze aanvullende studies ook gevraagd in Nederland, Frankrijk en Duitsland?
Minister Tommelein heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, het windplan Windkracht 2020 is, als ik het goed voorheb, nog geen jaar oud is. De beslissing viel eind december vorig jaar in het Limburgse Alden Biesen. En binnenkort moet ik weer naar Limburg, mijnheer Danen, voor een bijkomende vergadering van het Strategisch Actieplan voor Limburg in het Kwadraat (SALK).
In het kader van de uitvoering van dat windplan Windkracht 2020 is een werkgroep Defensie opgericht, getrokken door de sectorfederatie, met de bedoeling om concrete, potentiële locaties voor windenergie in Vlaanderen in de omgeving van militaire luchtvaart- en radarfaciliteiten te onderzoeken. Eind deze maand zullen de resultaten van het studiewerk worden gepresenteerd. Het is nu al overduidelijk dat verdere stappen zullen moeten worden gezet.
Waals minister van Energie Crucke heeft me gevraagd om gezamenlijk stappen te zetten. Het is uiteraard niet alleen de Vlaamse overheid die de problematiek vooruit kan doen gaan, maar ook de Waalse Regering. In Brussel zal dat iets minder het geval zijn: ik zie in Brussel nog niet direct grote windmolens opduiken. Minister Crucke heeft dus gevraagd om samen met federaal minister van Defensie Vandeput een overleg op te starten op ministerieel niveau.
Dat geldt volgens mij ook voor zonnepanelen en alle hernieuwbare energievormen. Ik heb fiscale maatregelen genomen inzake de onroerende voorheffing om ervoor te zorgen dat we op militaire domeinen meer kunnen. Als we dat in Wallonië en Brussel op dezelfde leest schoeien, hebben we in heel het land dezelfde regeling.
Er zijn nog andere federale ministeries, niet alleen Defensie, met enorm veel potentieel: Mobiliteit bij minister Bellot, bpost bij minister De Croo, overheidsgebouwen bij minister Jambon. De federale collega’s inzetten bij hernieuwbare energie is niet onbelangrijk.
Deze week heb ik federaal minister van Energie Marghem horen zeggen dat ‘de regels het maar moeten oplossen’. Ik wil er minister Marghem van hieruit – maar ik zal het haar ook persoonlijk zeggen, ik zie haar toch regelmatig in verband met het Energiepact – op wijzen dat de federale overheid nog ontzettend veel kan doen op het vlak van hernieuwbare energie. Dat is gigantisch qua potentieel, om nog maar niet te spreken van de Noordzee, ook een federale bevoegdheid. De offshore windmolenparken spelen toch een niet onbelangrijke rol in het hernieuwbare energiepark van België. Het is iets te gemakkelijk van minister Marghem om te zeggen dat de regels het maar moeten oplossen. Trouwens, wij zijn vast van plan om dat te doen, zowel minister Crucke, als Brussels minister van Energie Fremault als ikzelf. Maar we hebben daarbij de steun van de federale overheid en ministeries nodig. Bij dezen dus mijn toch wel vrij duidelijke boodschap aan de federale collega’s.
Ik heb inderdaad ook geld vrijgemaakt om concreet zones te helpen ontsluiten waar burgerluchtvaart- en radaractiviteiten een bijzondere uitdaging vormen. Belgocontrol onderzoekt op dit moment hoe door slimme investeringen en operationele aanpassingen bijkomende windturbines kunnen worden gebouwd in gunstige zones. Mijn kabinet, het kabinet van collega Schauvliege, Belgocontrol en de betrokken provincies werken aan een vernieuwde aanpak zodat luchtvaartbeperkingen worden weggewerkt. Ik hoop binnenkort een samenwerkingsprotocol te ondertekenen om specifieke zones energetisch te gaan optimaliseren. We zullen dan ook van de windenergiesector verwachten dat er wordt samengewerkt om deze zones te ontwikkelen. Daarnaast kan ik ook bevestigen dat minister Bellot een werkgroep luchtvaartbeperkingen opricht onder leiding van het directoraat-generaal Luchtvaart van de FOD Mobiliteit. Deze tweesporenaanpak zou tot effectieve resultaten moeten leiden.
De nieuwe richtlijnen gepubliceerd door Belgocontrol worden op dit moment geanalyseerd. Ik kan enkel beamen dat ik achter de doelstelling van het plan sta: a priori duidelijkheid verschaffen waar er wel degelijk turbines kunnen komen. Indien het huidige plan te beperkend is, kunnen we samen met Belgocontrol en de windenergiesector aan optimalisaties werken. Ik ben verheugd dat Belgocontrol een zeer duidelijk signaal geeft, dat ze optimaal willen samenwerken om de doelstellingen te bereiken. Ik kan ook verzekeren dat zij willen meewerken aan het faciliteren van meer windenergie. Ik heb dat zelf gemerkt. Belgocontrol heeft me op de Open Bedrijvendag persoonlijk uitgenodigd en ik heb hen een bezoek gebracht. Ze hebben me hun manier van aanpak uitgelegd.
Mijnheer Sintobin, als ik positief gestemd ben over iets, dan kan dat uitkomen. Ik geef wel toe dat ik wat ontgoocheld ben en een gelijkaardige aanpak had verwacht van Defensie. Er is blijkbaar een groot verschil tussen de burgerluchtvaart en de militaire luchtvaart. De burgerluchtvaart zoekt mee naar oplossingen voor dezelfde problemen, en Defensie komt af met argumenten die eerlijk gezegd niet altijd steek houden. Ik weet niet of de argumenten die in de krant staan de argumenten zijn die men heeft gebruikt, want wat in een krant staat, is niet altijd juist.
Van F-16's in Koksijde heb ik de laatste tijd niet veel gemerkt, want daar landen ze zelfs niet. Als F-16's niet in staat zijn om hindernissen te detecteren en te ontwijken, dan heb ik daar toch vragen bij. Maar goed, ik ben geen specialist ter zake. Ik heb wel mijn militaire dienstplicht gedaan, maar dat is lang geleden en het was bij de zeemacht. Van luchtvaart ken ik dus niet zo heel veel. Ik heb duidelijk het signaal gegeven dat Jean-Luc Crucke en ikzelf met federaal minister Vandeput eens rond de tafel moeten zitten om na te gaan hoe we dat verder aanpakken.
Met het windplan Windkracht 2020 zet Vlaanderen in op een indicatieve bijkomende elektriciteitsproductie van 1563 gigawattuur uit windenergie tegen 2020. Het windplan heeft daarom als hoofdbedoeling enerzijds een samenwerkingsverband op te zetten waarin de Vlaamse provincies, samen met de Vlaamse overheid, de sector en de steden en gemeenten de realisatie van de doelstelling voor windenergie op land faciliteren, en anderzijds is de conceptnota een rollend actieplan. We moeten er ook voor zorgen dat het een dynamische werking heeft en geen statische.
De provincies werken op dat vlak heel goed samen en hebben in overleg met het Vlaams Kernteam hun engagement kenbaar gemaakt. Ik heb geregeld contact met de gedeputeerden en met de gouverneurs, die me regelmatig op de hoogte houden van de stand van zaken en mij opportuniteiten en bedreigingen meedelen. Op dit moment werken we aan de verdere uitwerking van het pact dat al deze engagementen samenbrengt.
Het is uw plicht om naar een stand van zaken te vragen, maar als ik zeg dat het windplan eind vorig jaar door de regering is goedgekeurd, en de eerste vragen over het windplan komen binnen na het zomerreces, dan moeten we ook eerlijk toegeven dat we iets meer dan een half jaar de tijd hebben gehad om stappen te zetten. Rome is ook niet op één nacht gebouwd. Sowieso is er dus nog heel veel werk.
Mijnheer Sintobin, ik weet dat negatieve adviezen over windmolens gemakkelijk in de pers komen. Elke weigering van windmolenprojecten komt in de pers, en ook alle adviezen van gemeenten, die maar adviezen zijn, komen in de pers. Maar de studies blijven ongewijzigd: 70 procent van de Vlamingen staat achter windenergie, 20 procent van de Vlamingen heeft daar geen duidelijke mening over. Slechts een zeer beperkt gedeelte van de bevolking verzet zich tegen windmolens, zelfs in de onmiddellijke nabijheid van woon- en dorpskernen. Het is niet omdat een kleine groep veel lawaai maakt en blijkbaar af en toe zijn slag thuishaalt, dat niet veel mensen achter het potentieel van windmolenprojecten staan.
Ik stel vast dat zeker de provincies, maar ook heel wat gemeenten en steden, proactief meewerken. We moeten dat dan ook concreet verder opvolgen. We gaan dus ook de kleine en middelgrote turbines ondersteunen met een eenmalige investeringssteun. Hiervoor werd in de begrotingsopmaak van 2018 in 4,2 miljoen euro voorzien. Kleine windturbines kunnen een bijdrage leveren aan de hernieuwbare energieproductie. Ik merk op het terrein bij heel veel bedrijven en ook landbouwbedrijven dat ze daar vragende partij voor zijn.
Ook de kostenefficiëntie moeten we bewaken in het uitrollen van bijkomend potentieel aan hernieuwbare energie. Wij onderzoeken ook de mogelijkheden voor het tenderen van steun. Uit expertenstudies blijkt dat er voornamelijk voordelen zijn wanneer er voldoende marktspelers zijn zodat er concurrentie is. In Vlaanderen blijft het aantal marktspelers beperkt. Het risico op projecten die niet kunnen worden uitgevoerd, is dan ook reëel. Het tenderen is ook juridisch complexer. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat we hier geen stappen vooruit proberen te zetten, maar een oplossing op korte termijn, zeker inzake onze doelstelling 2020, is niet onmiddellijk te verwachten.
Ik zie wat er aan het gebeuren is in het Energiepact, dat op dit moment wordt besproken. We moeten niet denken dat na 2020 het werk af is. Als u zegt dat Vlaanderen vol staat met windmolens, dan is dat toch overdreven. Vlaanderen staat helemaal niet vol met windmolens. Er is nog heel wat potentieel en er zijn ook veel gebieden met potentieel. Havengebieden, industriegebieden en autosnelwegen hebben nog altijd veel ruimte om windmolens te plaatsen. In bepaalde rurale gebieden, waar trouwens heel veel plaats is, is er soms nog het meeste verzet. Dat is maar een vaststelling die ik doe, mijnheer Sintobin. Op plaatsen die interessant en rendabel zijn en waar veel wind is, vindt men dit een inbreuk op het mooie landschap.
Zowel de minister-president, in alle toespraken die hij al heeft gedaan, als ikzelf vinden dat het landschap geen reden mag zijn om te stoppen met de productie van windenergie.
Wat Koksijde betreft, helpt het uitvaardigen van een totaalverbod binnen CTR-zones de ontwikkeling van meer turbines hoegenaamd niets. Het zorgt inderdaad voor meer drempels, in plaats van een zeer doelgerichte aanpak, die uiteraard ook rekening houdt met het op een veilige manier uitvoeren van de luchtvaartactiviteiten. Ik zeg niet dat het letterlijk is gezegd door mijn collega – ik zal hem dat ook vragen – maar ik vind het nogal kort door de bocht dat wij geen aandacht zouden hebben voor de veiligheid van de luchtvaart. Ik ben altijd bereid om veiligheid voorop te plaatsen. Veiligheid ís zeer belangrijk, maar het mag natuurlijk geen drogreden zijn om te zeggen dat we het niet doen.
Binnen die werkgroep zullen we er bij Defensie op aandringen om de maatregel opnieuw in overweging te nemen, om alsnog bijkomend potentieel rond de luchthaven te bewerkstelligen.
Ik steek ook niet onder stoelen of banken dat het gerucht dat Koksijde toch geen echt verschrikkelijk lang leven meer zou zijn beschoren als militaire luchthaven, bestaat. Heel wat mensen zijn vragende partij om deze militaire luchthaven te doen verdwijnen. Er zijn alleszins al reële plannen, al is dat niet op korte termijn. Binnen onafzienbare tijd zullen we misschien de boodschap krijgen dat de activiteit van het ministerie van Defensie in Koksijde wordt afgebouwd of verdwijnt. Als uitgerekend daar dan zou worden gevochten om geen windmolens te krijgen, zou dat toch wel zeer triest zijn.
Hetzelfde kan worden gesteld voor de toepassing en de interpretatie van de Eurocontrol radarrichtlijnen inzake windturbines. Op zich is het onderzoeken van de impact van windturbines in de omgeving van radar- en luchtvaartinfrastructuur een evidentie. Het lijkt me logisch dat dat onderzocht wordt. Net zozeer is het evident dat we dat doen op internationaal afgesproken manieren. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat er af en toe iets is dat niet klopt.
Toen ik een aantal jaren geleden naar Pisa reed en de luchthaven van Livorno passeerde, zag ik op het uiteinde van de luchthaven van Livorno windmolens. Onlangs zag ik in een filmpje van een vliegtuig dat opsteeg op Schiphol verschillende windmolens in de onmiddellijke nabijheid van de luchthaven van Schiphol. En er zijn toch ook internationale afspraken? Zijn we dan zoveel strenger dan andere autoriteiten in andere landen? We moeten er natuurlijk rekening mee houden dat niet alle luchthavens hetzelfde zijn. Maar het kan toch niet dat alle luchthavens in België sowieso strengere eigenschappen, normen, aanvliegroutes of procedures hebben dan alle andere luchthavens in de wereld?
Veiligheid is en blijft absoluut prioriteit nummer één. Ik ondersteun dat. Maar ik betwijfel of dit niet kan samengaan met meer potentieel aan hernieuwbare energie.
Mijnheer Gryffroy, ik besluit. Ik stelde in de beleidsbrief al dat de problematiek van het behalen van de doelstellingen hernieuwbare energie, zeker op het vlak van windenergie, niet samengaat met ondersteuningsmechanismen en met het hebben van heel veel middelen om mensen of maatschappijen ervan te overtuigen windenergie te plaatsen, maar veel meer te maken heeft met de onverdroten wil en overtuiging van iederéén om ervoor te zorgen dat drempels worden weggewerkt en dat we vergunningen kunnen krijgen. Want we kunnen natuurlijk afmeten hoeveel windmolens er worden geplaatst, maar u weet net als ik dat ik niet tussenkom in vergunningen, nooit ofte nimmer, niet pro of niet contra. Dat is niet mijn bevoegdheid, maar de bevoegdheid van andere mensen, van mijn collega en van andere verantwoordelijken in dit land.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Er waren natuurlijk ook heel veel vragen. Het windplan is dan wel bijna een jaar oud, maar de ambities wat betreft windenergie zijn nog aangescherpt in de voorbije maanden. Dat leidt natuurlijk tot vragen en bezorgdheden op het terrein en dus ook hier in dit huis.
We zijn blij dat u op één lijn zit met uw collega Crucke, ook ten aanzien van uw federale collega-ministers. Er is een soort copernicaanse revolutie nodig waarvoor Kris Peeters als minister-president heeft gepleit: het energiebeleid moet worden vormgegeven vanuit de bevoegdheden die de deelstaten hebben. De federale overheid heeft een aantal belangrijke andere energiebevoegdheden of met energie gerelateerde bevoegdheden die faciliterend moeten werken voor de doelstellingen die we ons in deze deelstaat of deelstaten stellen. Hetzelfde geldt dus ook voor Defensie, die hiervoor een stuk moet faciliteren om onze doelstellingen te halen.
Minister, wanneer plant u dat overleg met collega Vandeput concreet in? U hebt het over het eind van deze maand. Dat is dus binnen een week. Hebt u het studiewerk klaar met betrekking tot de problematiek met Defensie? Welke studiewerk? Wie heeft wat bestudeerd, met welke bedoeling? Ik ben benieuwd naar wat daaruit moet voortkomen.
Wat u zegt over Belgocontrol vind ik heel positief. Het samenwerkingsakkoord waarover u het hebt, is dan ongetwijfeld een interfederaal akkoord, veronderstel ik, waarbij Belgocontrol een akkoord sluit met de bevoegde ministers in Wallonië, Vlaanderen en Brussel? Wat is de inhoud van dat samenwerkingsakkoord? Wat is de timing en de doelstelling van dat samenwerkingsakkoord?
Er is 4,2 miljoen euro voor investeringen in kleine windturbines. Wanneer wordt een en ander operationeel gemaakt?
De bedoeling is dat die ondersteuning er in 2018 is. Moet ik begrijpen dat men vanaf 1 januari 2018 een dergelijke ondersteuning zal hebben, en hoe ziet die er concreet uit? Op het terrein leven er daaromtrent immers uiteraard heel wat vragen bij mensen die een dergelijke investering overwegen. Het is goed dat u in budget voorziet, dat u in die ondersteuning voorziet, maar ik denk dat er nu ook wel nood is aan snelle duidelijkheid, om op die manier de sector echt mee te hebben.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, u hebt geen ervaring met het vliegen met F-16’s. Misschien kunnen we advies inwinnen van koning Filip, die althans blijkbaar een brevet heeft. Ik wil maar zeggen, het is inderdaad een beetje vreemd – u hebt het zelf aangehaald – dat er andere veiligheidsnormen zouden gelden voor burgerluchtvaart dan voor militaire luchtvaart. U hebt ook verwezen naar voorbeelden uit het buitenland. Het zou inderdaad niet slecht zijn om die vergelijking door te trekken.
Ik heb ook begrepen dat er eind deze maand een resultaat zou zijn wat het overleg met Defensie betreft. Inderdaad, collega Bothuyne, dat is volgende week. We kunnen dus eigenlijk nu al vragen daarover gaan indienen. Trouwens, wat de timing van de vraagindiening betreft, collega Gryffroy, de vragen van collega Bothuyne en van mezelf waren twee dagen eerder ingediend dan uw vraag. Dat is echter maar een detail.
Minister, ik denk dat er inderdaad meer moet worden ingezet op offshore windparken. Ik zit toch al een tijdje hier in dit parlement. De voorzitter zal beamen dat we het debat over het vastleggen van zones voor windmolens tien jaar geleden ook hebben gevoerd. Ik weet niet meer wie toen de bevoegdheid had, maar het ging toen ook over het vastleggen van zoekzones, in overeenstemming met de provincie. Tien jaar later staan we dus eigenlijk even ver.
U zegt dat 70 procent van de Vlamingen achter windenergie staat. Misschien staan ze wel achter het principe van windenergie, maar staan ze er niet achter dat er een windmolen op 200 of 500 meter van hun deur is. Ik ken zelf tal van voorbeelden van mensen die in de nabijheid van windmolens wonen, en ik kan u verzekeren dat dat absoluut geen pretje is. Ik weet wel dat die afstandsregels ondertussen zijn aangepast, maar stellen dat 70 procent een voorstander is van windenergie en daaruit afleiden dat 70 procent een voorstander is van het plaatsen van windmolens, dat lijkt me niet correct.
Ik ga er absoluut niet mee akkoord als u zegt dat de landschappen niet kunnen worden aangewend als argument tegen het plaatsen van windmolens. Ik weet niet of u daarvan op de hoogte bent, maar er is hier ook een beleidsdomein Onroerend Erfgoed, en er worden in Vlaanderen, in dit land, in dit Vlaams Parlement initiatieven genomen om landschappen, om dorpszichten te beschermen. En dan gaan wij vergunningen verlenen om daar windmolens te plaatsen. In feite bent u dus in tegenstrijd met uw collega van Erfgoed. Wij komen uit dezelfde provincie, waar er prachtige landschappen zijn. Persoonlijk vind ik, en vele burgers met mij, dat die windmolens in die landschappen afschuwelijk zijn, dat ze het prachtige totaalbeeld van die landschappen tenietdoen.
Voorzitter, tot slot wil ik een zijsprongetje maken en misbruik maken van mijn vraag, maar de minister heeft ook verwezen naar het fameuze Energiepact. Minister, ik weet niet of u erbij was, maar gisteren was er de inhuldiging van de Stevin-hoogspanningslijn. Premier Michel zei daar in verband met het Energiepact dat hij zich niet laat vastpinnen op een limietdatum. Het feit dat u telkens opnieuw zegt, ook vorige week, dat het Energiepact er eind dit jaar zal zijn, wordt dus niet alleen tegengesproken door de federale minister van Energie, door de Waalse minister van Energie, door de Brusselse minister van Energie, maar ook door premier Michel. Vandaar mijn vraag: hoe zit het nu met de timing? Bent u bereid om uw timing aan te passen wat het Energiepact betreft, of blijft u erbij dat dat pact er eind dit jaar zal zijn?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, u hebt inderdaad geantwoord op de meeste van mijn vragen. Natuurlijk zijn er een paar opmerkingen die u geeft die me even de wenkbrauwen doen fronsen. U zegt dat ik niet altijd moet geloven wat er in de krant staat, maar meestal gaat u naar de pers. Dan veronderstel ik toch dat u controleert wat er in de kranten gaat komen. Ik veronderstel dus, als u bepaalde zaken aan de kranten gaat vertellen, dat u daar toch wel achter zult staan.
Een andere zaak die me de wenkbrauwen doet fronsen, is het volgende. Ik herinner me de bespreking van de beleidsbrief. Ik heb heel duidelijk aan u gevraagd wat men zou doen met de investeringssubsidies voor kleinere windmolens, onder 10 kilowatt. Die krijgen immers geen certificaten. Die betalen een prosumententarief en zitten dus eigenlijk in de slechtste situatie. U woont aan de kust. Stel u voor dat er geen sprake is van de klassieke techniek van een windmolen, maar van andere technieken, waarbij die op die appartementsblokken worden geplaatst. Dat toestel dat erop moet komen, is maar 2 meter hoog. Ik heb dat uitgerekend: dan spreken we over 100 megawatt die men zo zou kunnen plaatsen. Toen hebt u gezegd dat u zich niet kon voorstellen dat men daar een hele hoop kleintjes zou hebben, dat u liever voor grote gaat. Nu zegt u dat u de vele kleintjes ook graag ziet komen. Uw uitspraak van nu is dus in tegenstrijd met die van vorige keer. Ik blijf bij mijn vraag: gaat u iets doen voor die heel kleine windmolens?
U hebt gezegd dat het meeste verzet in ruraal gebied is. Ik wil ook meegeven dat er bijvoorbeeld ook verzet is in de haven. In de haven van Antwerpen krijg je verzet van Natuurpunt omdat bepaalde windmolens vlakbij broedplaatsen komen. U moet dus niet alleen kijken naar ruraal gebied. Er is ook een probleem in de havens, en ook langs snelwegen maakt men problemen enzovoort. Het is een probleem dat algemener is.
In plaats van de discussie te voeren over Defensie zonder te weten waarover het gaat omdat het een federale bevoegdheid is, moeten we daar maar eens een hoorzitting over organiseren. Je hebt Belgocontrol, Eurocontrol en Defensie. Belgocontrol is geïnteresseerd in de secundaire radar, de laagste laag. Vervolgens kijken ze binnen hun vliegzones. Defensie moet zich houden aan Eurocontrol, de primaire laag of hoogste zone, die over het hele grondgebied gaat.
90 procent van de bij Defensie ingediende projecten werden wel goedgekeurd. Een aantal met voorwaarden, maar ze zijn wel goedgekeurd. 10 procent werd afgekeurd.
Minister, u hebt het over Koksijde. Maar zolang Koksijde als mogelijke landingsplaats voor F-16’s op het lijstje staat van de NAVO, kun je Koksijde niet in een grijze zone steken. Je kunt niet zeggen: ‘Het is wel mogelijk, maar ze landen niet, dus kunnen we daar ondertussen wel iets doen.’ Neen, ofwel zijn ze geschrapt bij de NAVO, ofwel zijn ze niet geschrapt bij de NAVO. Zolang we in het NAVO-bondgenootschap zitten, kunnen we daar weinig aan doen, ook al zou minister Steven Vandeput het anders willen.
Minister, u zegt dat u uw project Windkracht 2020 nog geen jaar geleden hebt ingediend. Door omstandigheden hebt u uw ambities moeten bijstellen. In 2014 spraken we over 2000 megawattuur windkracht in 2020. Nu hebben we het over 3000 megawattuur. De ambitie is dus met 50 procent gestegen. Oké, men heeft beslist om de biomassacentrales Langerlo en Bee Power te sluiten. We kennen die discussie. Maar de ambitie is bijgesteld. De tijd kort ook altijd maar. We zijn ondertussen drie jaar verder. Het is dan ook logisch dat we niet wachten tot het jaar voorbij is en dat we tussendoor die vraag stellen.
Ik dacht dat we hier al eens een discussie hadden over de onroerende voorheffing voor overheidsgebouwen. Als die daarvan zijn vrijgesteld, is er een probleem wanneer er commerciële activiteiten zijn. Men beschouwt een windmolen of zonnepanelen op een dak als commerciële activiteiten. Daardoor zou men wél een onroerende voorheffing moeten betalen. Wegens die veel grotere kost, die er vroeger niet was, zijn federale, maar ik denk ook Vlaamse entiteiten minder geïnteresseerd. Ik dacht dat het een Vlaamse bevoegdheid was om dit eventueel aan te passen. Is dat al gebeurd? (Minister Bart Tommelein knikt bevestigend)
De heer Danen heeft het woord.
We discussiëren hier al sinds 2003 over windmolens en luchtvaart. Op het terrein is er relatief weinig vooruitgang geboekt. De laatste maanden zijn er vanuit Belgocontrol wel bewegingen in de juiste richting. Ik juich dat toe. Maar we kunnen inderdaad vaststellen dat als het gaat over Defensie, de limieten of belemmeringen nog altijd zeer groot zijn.
Ik stelde een aantal punctuele vragen. Ik begrijp dat ik daarop een antwoord kan krijgen in het rapport dat volgende week wordt opgeleverd. Ik zal mijn vragen zo nodig nog eens omzetten in een schriftelijke vraag, zodat ik er toch alleszins een antwoord op krijg.
De vergelijking met het buitenland interesseert mij in het bijzonder. Hoe zit het met die benchmark? Minister, u hebt enkele voorbeelden gegeven. U zegt dat u in de buurt van Schiphol en een aantal andere luchthavens wel windmolens ziet staan. Maar ik had toch graag op een meer generieke manier een antwoord gekregen. Hanteert men in onze buurlanden voor militaire luchthavens dezelfde strenge normen, of is men daar iets coulanter? Ik bedoel niet coulant als het over veiligheid gaat, maar misschien wel wat betreft de technische systemen die men inzet om windmolens toe te laten in een perimeter die kleiner is dan de perimeters die in ons land worden gehanteerd.
De acceptatie van windmolens is een debat op zich. Ik was vorige week op stage bij een bedrijf, het ingenieursbureau Encon in mijn eigen stad. Zij kozen er bewust voor een windmolen naast hun kantoorgebouw te plaatsen. Daarmee willen zij aantonen dat de modernste windmolens geen hinder hoeven te betekenen. Meer nog, de bedrijfsleiders gaan in dat bedrijfsgebouw wonen, op 50 meter van die windmolen. Het komt er dus soms gewoon op aan het goede voorbeeld te geven. Ik stel vast dat heel wat mensen dat doen.
Ik stel voor dat we hier ook nog eens het debat over kleine windmolens voeren. Ik stel mij toch vragen over de rendabiliteit ervan. Ze kunnen op maar weinig steun rekenen, en misschien is dat ook wel terecht omdat een grote windmolen veel rendabeler en efficiënter is. Ik vraag me echt af of we op die kleine windmolens moeten inzetten.
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Bothuyne, wanneer wij minister Vandeput te zien zullen krijgen, hangt af van de agenda van minister Jean-Luc Crucke, minister Vandeput en mijn eigen agenda. Aangezien ik dit nog niet zo lang geleden met minister Crucke heb afgesproken, zijn onze secretariaten nu een gaatje aan het zoeken in onze welgevulde agenda. Eén minister ontmoeten, gaat vlot. Maar als je met meerdere ministers moet afspreken, is dat niet zo evident. Het is de bedoeling dat we dat zo snel mogelijk doen.
Het is altijd gevaarlijk als je zegt dat je wacht op de resultaten van een studie, want dan krijg je altijd de vraag of je al iets kunt zeggen over wat daarin zal staan. Neen, ik wacht op de oplevering van de studie. Ik wacht ook op de verslagen. Ik zal het meedelen zodra ik het zelf weet. Ik moet eerst het rapport en de verslagen zien.
Ik wacht ook nog op een rapport van Belgocontrol over de middelen die we zouden investeren in de opwaardering van radarapparatuur. U weet dat we daar 3 miljoen euro voor hadden uitgetrokken. Ik kan u bevestigen dat wij die 3 miljoen euro zullen vastleggen en dat Belgocontrol de laatste hand legt aan het rapport.
Wat de 4,2 miljoen euro betreft die een goede anderhalve maand geleden in de begroting is gezet, zijn we het besluit aan het uitwerken. We gaan het doen via tenderring en starten in 2018. Dat betekent dat de administratie nu volop bezig is met de uitwerking en dat we de 4,2 miljoen euro die in de begroting is ingeschreven, effectief gaan uitgeven aangezien we gaan tenderen in 2018. Meer details kan ik nog niet geven omdat de administratie dit op dit moment aan het uitwerken is. Het zal wel niet gaan met certificaten. Het gaat wel degelijk over investeringssteun die we zullen geven.
Mijnheer Bothuyne, ik wijzig helemaal niet van idee. Ik blijf overtuigd van het feit dat we moeten inzetten op de grote windmolens. U weet ook dat wij het Energieplan moeten halen, dat wij het beoogde aantal gigawattuur moeten halen op het einde van de rit, dat het dus maar best is dat ik inzet op grote windmolens en dat ik het liefst inzet op een zo groot mogelijke capaciteit van die windmolens. Ik plaats liever windmolens van meer dan 5 megawatt dan windmolens – die we op dit moment nog altijd inhuldigen – van 2,5 tot 3 megawatt. Het is een beetje jammer dat het zeven tot acht jaar duurt vooraleer bepaalde vergunningen worden gegeven, want dan is er soms al achterhaalde capaciteit op plaatsen die we benutten.
Mijnheer Sintobin, ik weet dat u vrij koningsgezind bent, maar door mij te vergelijken met koning Filip, doet u mij toch te veel eer aan – ik zal het in het midden laten of het eer of oneer is. U gaat wel heel ver door mij te vergelijken met het staatshoofd van dit land. Ik heb ook brevetten, maar niet om vliegtuigen te besturen.
Uiteraard moet er overleg zijn met Defensie. Ik kondig dat nu dan ook aan – ik heb gerekend op de werkgroep en die werkgroep gaat verder – omdat mijn collega ook vindt dat wij elkaar onder ministers eens in de ogen moeten kijken zodat we heel juist weten wat de juiste standpuntbepaling is van de minister van Defensie. Ik heb de indruk, minister Vandeput kennende, dat hij wel begrip heeft voor de problematiek en dat hij ook oplossingen wil. Zo ken ik mijn collega die mijn buurman was in de Federale Regering bij het begin van de legislatuur. Ik denk dat wij sowieso tot oplossingen kunnen komen.
Wat uw vraag betreft over installaties voor hernieuwbare energie op militaire domeinen en publieke domeinen, ben ik heel snel geweest. Het zat zelfs in de fiscale bepalingen, denk ik, van 2016. Het is dus vorig jaar al goedgekeurd. Vandaar dat mijn verwondering groot was dat er nog altijd niets mee werd gedaan. Ik heb dat aan mijn collega gezegd en het zou ook goed zijn dat collega Vanhengel en collega Crucke deze bepaling ook mee opnemen in hun respectieve gewestelijke fiscale bepalingen. In Vlaanderen is het dus al in orde. Wij kunnen hernieuwbare energie-installaties plaatsen op militaire en andere publieke domeinen zonder dat het risico bestaat dat daarop onroerende voorheffing moet worden betaald. Blijkbaar wisten ze dat nog niet allemaal in het leger en blijkbaar is het ook goed dat ik dat hier nog eens herhaal.
Mijnheer Sintobin, uiteraard offshore. Ik ben de voormalige staatssecretaris voor de Noordzee en als een van mijn laatste wapenfeiten – om het in defensietermen uit te drukken – voor ik naar hier kwam, heb ik de wens uitgedrukt dat in het volgende Marien Ruimtelijk Plan dat in 2020 moet worden vernieuwd, in extra zones voor offshore windmolenactiviteiten zou worden voorzien. Ook hier weer hetzelfde verhaal. Een paar weken geleden heb ik hier een verdubbeling vooropgesteld. Ik heb mij toegeëigend, wat niet veel gebeurt, om toch eens te spreken in naam van de Federale Regering. Omdat ik aan de Noordzee woon, vond ik toch dat ik mijn collega mocht vragen om daar rekening mee te houden. Het betekent geen verdubbeling in oppervlakte. Vandaag plaatst men offshore windmolens die boven de 8 megawatt gaan, zelfs 9 megawatt, terwijl er op zee bij de eerste parken nog windmolens staan van 2,5 megawatt, zelfs van 1 megawatt. Men kan dus de capaciteit vergroten door hogere rendementen te plaatsen, ook in de windmolenparken die nu komen in de komende jaren en waar federaal een oplossing voor is gevonden. We kunnen er nog meer realiseren dan oorspronkelijk gehoopt. Als ik ‘we’ zeg, bedoel ik de Federale Regering. Ik denk dat de offshore activiteiten in de Noordzee nog moeten worden vergroot en dat er ruimte en mogelijkheden voor zijn.
Mijnheer Sintobin, er worden studies gedaan en die studies worden nog eens herbevestigd door nieuwe studies. Het kan zijn dat u mensen vindt die radicaal tegen windmolens zijn en dan behoren die mensen tot die 5 of 6 procent die in die studies zeggen dat ze tegen zijn. Ik ontken niet dat er mensen zijn die resoluut tegen windmolens zijn, maar ze zijn niet massaal in Vlaanderen te vinden. Wat ik wel merk, is dat er altijd heel veel protest en heel veel rumoer en heel veel media-aandacht is voor de windmolens er komen. Als de windmolens er eenmaal staan, is er nagenoeg geen enkele klacht en geen enkel protest meer. Mensen zijn bang van iets dat wijzigt. Zodra de windmolens er staan, zijn er bijzonder weinig klachten op het terrein.
Ik weet niet of daar onderzoeken naar bestaan, maar het is alleszins een vaststelling, zeker als het gaat over de mensen betrekken in een participatieverhaal waarbij ze zich betrokken voelen bij dat verhaal.
U gaat een beetje kort door de bocht als u zegt dat ik in alle dorpsgezichten en beschermde landschappen windmolens wil zetten. Dat is absoluut onjuist, net zoals ik in het windkrachtplan ook niet vraag om in alle natuurgebieden windmolens te plaatsen. Wel heb ik gevraagd, en dat staat ook in het goedgekeurde windkrachtplan, dat er een bestemmingsneutraliteit zou zijn, dus dat men niet op voorhand zou zeggen dat het ergens onmogelijk is omdat het in de nabijheid is van dit of van dat. Alles moet onderzocht worden op zijn waarde. Uiteraard moeten wij proberen om geen windmolens te plaatsen in beschermde gebieden, maar dat betekent niet dat je niet kunt onderzoeken.
Mijnheer Gryffroy, ik geef u gelijk, in havengebieden zijn er ook protesten van natuurverenigingen, maar we zijn in dit land ook af en toe heel creatief geweest met het aanleggen van natuurgebieden pal in industriegebieden en pal in havengebieden. Dan zijn we verbaasd dat beschermde vogelsoorten, die zich niet veel aantrekken van de ruimtelijke ordening in Vlaanderen – uiteraard niet, want ze vliegen in de lucht, ze zijn niet grondgebonden – in die buurt wel eens zouden kunnen broeden. Ik ben het ermee eens dat het af en toe de zaken niet gemakkelijker maakt, maar we moeten proberen oplossingen te zoeken. Het probleem is niet dat wij onze doelstellingen 2020 niet zouden halen, maar ik besef dat we na 2020 nog veel verder moeten gaan.
Op dat vlak, mijnheer Gryffroy, is het windkrachtplan 2020 dat voorgesteld is in december 2016, wat windkracht betreft hetzelfde plan als het plan dat nu voorligt bij de begrotingsopmaak 2018. Zelfs zonder Langerlo heb ik de windkrachtplannen niet gewijzigd. Ik heb 2020 vastgelegd in december en ik heb ze overgenomen in het nieuwe energieplan. Waarom? Ik heb duidelijk gezegd dat ik de laatste 1418 gigawattuur nog niet ga vastleggen. We zullen zien wat de komende jaren kan worden gerealiseerd en waar we dan eventueel op het laatste kunnen bijsturen.
Mijnheer Danen, ik weet ook niet wat de militaire luchthavens in andere landen als regels stellen. Ik vind natuurlijk wel dat we rekening moeten houden met internationale beperkingen, maar ik besef ook dat er een verschil is tussen windmolens plaatsen in de nabijheid van de luchthaven zonder dat ze storen, of windmolens plaatsen in landingsbanen of opstijgroutes van luchthavens. Dat zijn technische zaken. We moeten er natuurlijk wel rekening mee houden dat wij, gezien de kleine oppervlakte van ons land, bijzonder veel luchthavens hebben. Dat heeft Ronnie Belmans, de CEO van EnergyVille, eens gezegd. Als je de oppervlakte van ons land bekijkt, en je ziet hoeveel luchthavens wij blijven handhaven, dan zijn dat er bijzonder veel, ook in vergelijking met de oppervlakte van andere landen. Ik kan mij voorstellen dat men in Duitsland en in Frankrijk wel voldoende opportuniteiten heeft om windmolens te plaatsen, wat wij, gezien onze beperkte oppervlakte, veel minder hebben. Maar als daarbovenop nog eens komt dat wij wat betreft het toepassen van een aantal regels voor onze luchthavens zeer streng zijn, veel strenger dan andere landen, dan maken we het onszelf wel bijzonder moeilijk.
Als we geen extra inspanningen leveren, dan sturen we aan op een grotere afhankelijkheid van het buitenland wat betreft het produceren en het importeren van energie en elektriciteit. Als wij in dit land niet beseffen dat wij massaal moeten blijven inzetten op eigen hernieuwbare-energieproductie, ook en vooral omdat we daarmee onze onafhankelijkheid voor een groot stuk duidelijker maken, dan zijn wij niet goed bezig.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik dank de minister nog voor de bijkomende informatie. We hebben hier nu heel vaak gesproken over de problemen inzake windenergie. Er zijn natuurlijk heel veel positieve evoluties. De technologie evolueert. Het vermogen per windturbine gaat vrij snel omhoog. We hebben een positieve evolutie als het gaat over het vergunningenbeleid met een aantal beslissingen die we vorige week nog in het kader van de codextrein hebben genomen, die ook een positief effect kunnen hebben op de ontwikkeling van windenergie in Vlaanderen. Ik denk dat er heel wat redenen zijn om optimistisch te zijn over de ontwikkeling van windenergie in Vlaanderen. Maar er is uiteraard nog werk.
Minister, ik wil u vragen om twee zaken over te maken. Misschien kunt u nu nog niet veel zeggen over die studieopdracht in het kader van de problematiek met Defensie, maar kunt u de studie, als ze volgende week wordt opgeleverd, overmaken aan deze commissie? U verwees ook naar het samenwerkingsakkoord met Belgocontrol. Ook daar zouden we graag een exemplaar van ontvangen om te kunnen zien wat daar is afgesproken en wat niet.
Een laatste element heeft betrekking op de 4,2 miljoen euro en de tenderingprocedure die u wilt uitwerken. Ik kan maar hopen dat die vrij snel wordt uitgewerkt. Er is op het terrein interesse voor deze turbines. Iedereen weet dat er een bepaald ondersteuningssysteem zit aan te komen. Hoe langer het duurt voor mensen daar effectief gebruik van kunnen maken of daar een zicht op hebben, hoe meer men eventuele investeringen zou kunnen uitstellen. Ik hoop dus dat u snel met een ontwerpbesluit naar de regering kunt komen. Ik kijk er alvast naar uit.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, het is een dossier dat al een tijdje aansleept. Ik vind het een beetje vreemd dat u vandaag zegt dat u eens zult polsen naar de mening van defensieminister Vandeput. Ik vind het vrij eigenaardig dat u dat vandaag zegt.
Ten tweede lijkt het me vreemd dat u er niet in slaagt met de andere ministers van Energie in overleg te treden. Ik hoop dat dit binnenkort wel zal lukken.
Ten derde wacht ik de resultaten van de studie en van het rapport af. Misschien kunnen we het debat dan verder voeren.
Ten vierde vind ik dat we prioritair moeten inzetten op windmolens in havens, langs autostrades en offshore. Indien ik in West-Vlaanderen door de Westhoek rijd en vanop afstand kijk naar het Tyne Cot Cemetery, een prachtige parel in het landschap, zie ik tegelijkertijd ook windmolens staan. Volgens mij is dat een aanslag op het landschap. Zo zijn in andere provincies waarschijnlijk ook voorbeelden te vinden.
Misschien is 70 procent van de mensen voor windenergie, maar ze hebben er wel een probleem mee indien die windmolens in de nabijheid van hun woning staan. Ik ken voorbeelden van mensen die klachten over die windmolens hebben. Mijn stelling is dan ook dat we vooral in de havens, langs autostrades en offshore windmolens moeten plaatsen. Dat mag dan in natuurgebieden zijn.
Minister, u hebt een van mijn vragen niet beantwoord. Het is natuurlijk mogelijk dat we anders onze doelstellingen niet zouden halen. We kunnen het debat over kernenergie echter opnieuw starten. Dat is ook een mogelijkheid. U schuift dit van u af. Vorige week hebt u het over uw persoonlijke mening gehad. Indien u in de commissie of tijdens een plenaire vergadering spreekt, spreekt u echter namens de Vlaamse Regering en niet als minister van Open Vld. Het debat over de kernenergie is nog niet afgesloten.
Tot slot hebt u ook niet geantwoord op mijn vraag over de timing van het Energiepact. Ik verwijs hiervoor naar wat premier Michel gisteren, tijdens de inhuldiging van de hoogspanningslijn, heeft verklaard.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Voorzitter, ik zou met drie puntjes willen afsluiten.
Mijnheer Danen, ik vind het bizar dat Groen plots een mogelijkheid uitsluit. U gelooft niet in de kleine windmolentjes. Ik vind dat een zeer gevaarlijke stelling. U moet de techniek maar eens opzoeken op websites. U zult zien dat die molens vanaf bepaalde windsnelheden relatief rendabel zijn. Ze worden hier en daar al op reclamemasten en dergelijke geplaatst. U moet dat eerst onderzoeken voor u iets uitsluit. Als Groen zou u eigenlijk alles moeten omarmen en niets mogen uitsluiten.
Minister, met betrekking tot de vrijstelling van de onroerende voorheffing heb ik ondervonden dat we met betrekking tot de federale gebouwen plots met een communautair probleem zitten. Minister Vanhengel en minister Crucke hebben dit in hun eigen gewest nog niet doorgevoerd. Een federale minister moet dan beslissen dat hij die molens enkel in Vlaanderen kan plaatsen omdat u zo vriendelijk bent geweest om de vrijstelling van de onroerende voorheffing te behouden. De Franstaligen vinden dat dan niet eerlijk. Indien in Vlaanderen iets wordt geplaatst, moet ook in Wallonië iets worden geplaatst. In Wallonië kan dat echter niet vanwege de onroerende voorheffing. De boodschap is dan ook dat u minister Vanhengel en minister Crucke, die tot dezelfde blauwe familie behoren, eens aan de oren moet trekken.
Minister, tot slot denk ik dat we elkaar verkeerd hebben begrepen. Ik heb niet beweerd dat het Windplan is gewijzigd. Volgens u zijn de getallen dezelfde gebleven. Dat is juist. Ik heb iets anders verklaard. Volgens mij is het normaal en logisch dat we dit debat voeren. Er is immers een sense of urgency. In 2014, toen ik hier nog niet aan de tafel zat, is de ambitie geformuleerd om tegen 2020 tot 2000 megawattuur te komen. Ten gevolge van de gewijzigde omstandigheden is die ambitie nu om tegen 2020 tot 3000 megawattuur te komen. Door die sense of urgency komt het debat hier regelmatig opnieuw aan bod. Dit heeft niets te maken met het Windplan as such.
De heer Danen heeft het woord.
Ik hoop enkel dat we na bijna vijftien jaar gebakkelei over windmolens in de buurt van luchthavens eindelijk doorbraken zullen realiseren. Ik hoop dat we gebruik zullen maken van de technologische evoluties die ondertussen tot stand zijn gekomen. Ik hoop dat uit de besluiten die volgende week zullen worden ingediend, zal blijken dat de FOD Defensie zich wat coulanter zal opstellen. Met betrekking tot de veiligheid moeten geen toegevingen worden gedaan, maar er moet wel gebruik worden gemaakt van de nieuwe technologieën.
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Sintobin, aangezien alle andere vragen bijkomende elementen betreffen, wil ik enkel nog ingaan op uw vraag betreffende de timing van het Energiepact. Ik geef toe dat ik die vraag niet heb beantwoord. Ik heb enkel vastgesteld wat de premier gisteren in Zeebrugge heeft verklaard. Ik weet dat zijn verklaring gedekt is. Niet enkel wat in de pers staat, is juist. Wat hij zelf heeft verklaard, is ook juist. De Federale Regering houdt vast aan de kernuitstap in 2025.
Ik heb gemerkt dat minister Marghem voor hernieuwbare energie op de gewesten rekent. Zoals ik daarnet al heb verklaard, moet de federale overheid op dat vlak minstens evenveel verantwoordelijkheid opnemen. Ik denk dan aan de offshore windmolenparken en aan de ondersteuning die de federale overheid kan geven met betrekking tot alle gebouwen en gronden waarover ze beschikt.
De premier wil zich niet op een timing vastpinnen. Ik begrijp dat. De ministers van Energie hebben echter wel een timing: voor het einde van dit jaar. Dat is dus nog dit jaar, 2017.
De heer Gryffroy heeft het woord.
De vier ministers van Energie willen eind 2017 klaar zijn, maar ik vermoed dat er dan nog een vervolgtraject is. Ze moeten daarmee naar hun regeringen, naar hun parlementen en naar de stakeholders. Wanneer zal het pact dan klaar zijn?
Wat de vooropgestelde timing is, is in dezen zeer duidelijk. Zoals ik al aangaf, zal er ongetwijfeld nog worden teruggekomen op dit verhaal.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.