Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, Toerisme Vlaanderen liet in 2017 een reputatieonderzoek uitvoeren in dertien landen om na te gaan waarmee Vlaanderen verbonden en geconnoteerd is. Concreet gaat het om elf Europese landen, de Verenigde Staten en Japan, en werden er 13.000 volwassenen bevraagd.
Het varieert een beetje van land tot land, maar uit wat op 28 september op de website van Toerisme Vlaanderen te vinden was, blijkt dat Vlaanderen vooral wordt geassocieerd met erfgoed, kunst en kunstenaars, bier en lekker eten en drinken: niet toevallig de speerpunten van het toeristisch beleid in Vlaanderen.
Wanneer we er de onderzoeksresultaten zelf bij nemen, dan stellen we vast dat deze korte samenvatting ietwat kort door de bocht gaat, alsof het eigen gelijk moest worden bewezen.
Uiteraard klopt het wat er wordt gezegd, maar andere duidelijke troeven worden onderbelicht: de kust, bijvoorbeeld, niet alleen gewaardeerd door Nederlanders en Duitsers, maar ook sterk gewaardeerd door Zwitsers en Oostenrijkers.
Ook onze natuur en mooie landschappen halen de korte samenvatting niet, ook al scoren ze een vierde plaats in de algemene ranking, ver voor ons eten en drinken. Hier zien we vooral waardering vanwege de Italianen, gevolgd door de Zwitsers, Duitsers en Fransen.
Het feit dat de korte samenvatting van het onderzoek een vrij selectieve lezing van de resultaten is, baart mij enigszins zorgen.
Minister, erkent u dat de resultaten iets te selectief worden gelezen?
Acht u een lichte bijsturing van het beleid nuttig, waarbij er sterker wordt ingezet op het kusttoerisme en het landelijke toerisme?
Welke maatregelen zullen er worden genomen om de toeristische troeven van de kust, de natuur en de landschappen in Vlaanderen te vrijwaren? Houdt de Vlaamse Regering rekening met de toeristische meerwaardes in bijvoorbeeld haar beleid rond ruimtelijke ordening en natuur?
Minister Weyts heeft het woord.
Collega's, het weerkerend reputatieonderzoek is voor ons heel waardevol om daarin de trends te kunnen ontwaren. Het geeft iets weer over de kennis en de attitude ten aanzien van Vlaanderen in dertien doelmarkten en een antwoord op de vraag met welke thema's men Vlaanderen het meest associeert.
Het levert natuurlijk geen dertien eenduidige resultaten op. Globaal bekeken, zien we dat de havens, het historisch erfgoed, de oude steden, natuur en landschappen, gastronomie in de breedste zin, het herdenkingstoerisme en kunst en kunstenaars, het vaakst naar voren komen. Ik wil dit absoluut niet selectief lezen, maar het geeft duidelijk aan hoe de respondenten Vlaanderen percipiëren en hoe goed ze Vlaanderen kennen. Aangezien het een divers palet aan thema's oplevert, is het voor het beleid des te belangrijker om te focussen op die zaken waarin we sterk zijn en waarin we ons kunnen onderscheiden ten opzichte van onze naaste concurrenten, zeg maar de buurlanden, de andere toeristische bestemmingen. Dat is natuurlijk wel essentieel. De associatie met natuur en mooie landschappen, wordt door bepaalde buurlanden zoals Frankrijk en Duitsland en zelfs ook door Italië, Spanje en Zwitserland gemaakt. Nederland en Groot-Brittannië maken die associatie veel minder. De Vlaamse kust wordt vooral aangehaald door de buurlanden.
We moeten in ons promotiebeleid – en dat is de basis van mijn beleid – keuzes maken. Ik kan niet alles promoten waarmee we worden geassocieerd. Ik ben ervan overtuigd dat we mooie natuur en landschappen hebben. Is dat een onderscheidende troef ten opzichte van onze naaste concurrenten? Ik denk van niet. De promotie van onze groene regio's is belangrijk voor markten als Nederland en Duitsland, en dat doen we ook ten volle. Voor andere toeristische markten denk ik dat we veel beter kunnen scoren met ons imago en de versterkte associatie – dat blijkt ook uit het onderzoek – inzake erfgoed, kunst, cultuur en gastronomie. Ik denk dat dat nog altijd de belangrijkste troeven zijn waarmee we ons kunnen onderscheiden van de andere toeristische bestemmingen. Dat blijkt ook uit de tevredenheidsenquête. We vragen aan diegenen die enige kennis hebben, waarmee ze Vlaanderen associëren, maar daarnaast zijn er ook diegenen die geweest zijn. Net ten aanzien van die onderscheidende troeven, scoren we goed inzake tevredenheid. We beantwoorden dus – en zelfs meer dan beantwoorden – aan de verwachtingen. Het zijn dus gelukkige toeristen die naar huis gaan. Dat is een goede zaak.
Uw derde vraag gaat over het ruimtelijk beleid, iets van een totaal andere orde. De toeristische aspecten zitten ook vervat in het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Dat is eind vorig jaar goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Daar zitten ook wel verwijzingen in naar toerisme. Een van de centrale principes is dat open ruimte maximaal gevrijwaard moet worden. Dan gaat het in de passage rond robuuste en veerkrachtige open ruimte, ook over toeristisch-recreatieve aspecten. Er staat bijvoorbeeld: “Het versterken van ecologische infrastructuren en een toeristisch-recreatief medegebruik op maat van de draagkracht van de ruimte.”
Er zijn nog andere verwijzingen naar toerisme in het witboek, maar dan gaat het vooral over de inpassing van toeristisch-recreatieve bedrijven of van toeristische attracties in het bebouwde weefsel. Dat aspect is inderdaad wel meegenomen. Het is niet het belangrijkste, het is niet het highlight van dat witboek, maar ook de toeristische aspecten van de vrije ruimte zijn meegenomen.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, dank u wel voor de duidelijkheid. U moet inderdaad keuzes maken. Dat is uw argumentatie en die is legitiem, al zou ik zelf misschien een paar andere accenten leggen dan u. Het onderscheidend zijn ten opzichte van de buren, wil ik als argument graag geloven, maar ik vind dat we de mooiste zandstranden hebben van Europa, tenminste van het noordelijke halfrond. Is dat geen onderscheidend kenmerk of wat? Maar goed, dat zijn keuzes die je maakt. De landschappen van pakweg de Westhoek, heel toevallig mijn omgeving, zijn plat zoals vele streken in Europa vlak en plat zijn, maar ze hebben toch een aantal kenmerken door de kreken, de biodiversiteit en het type van landbouwbedrijven. Maar goed, die discussie is wat ze is. U hebt een keuze gemaakt. Die hebt u goed verdedigd, vind ik.
Ik hoop dat in de toekomst een aantal andere accenten ook in beeld kunnen komen omdat ik ervan overtuigd ben, net zoals straks zal blijken bij de bespreking van uw beleidsbrief als we het over Vlaamse Meesters hebben, dat een toeristisch beleid op een bepaald punt ook de inhoud van een ander beleidsdomein versterkt. Die Vlaamse Meesters is cultuur. Wel, het stimuleert musea en andere aanbieders om ook te investeren. Je hebt daar een wisselwerking tussen productontwikkeling van culturele aard en de economische activiteit die toerisme vooral beoogt. Dat kan in de toekomst ook op een aantal andere terreinen worden gerealiseerd.
De heer Verstreken heeft het woord.
Ik vind het onderzoek van Toerisme Vlaanderen interessant. Daar komen mooie resultaten uit. Het antwoord van de minister bevredigt mij ook, maar ik vond de insteek van collega Caron ook wel interessant.
Zelf denk ik dat het een en-en-enverhaal is. Je zou neerbuigend kunnen zeggen dat we worden geassocieerd met de eetcultuur, en niet meteen met de cultuur met grote C. Daarom wil ik graag een pleidooi houden om vooral richting kust even te kijken wat daar mogelijk is. Ik wil aan de minister vragen om niet te besparen op kwaliteitsvolle kustprojecten, zoals Beaufort of andere projecten of vragen die van de kustburgemeesters zouden kunnen komen. Ik denk immers dat het ook belangrijk is, zoals collega Caron zegt, om natuur en cultuur mooi hand in hand te laten gaan. Je hebt inderdaad die fantastische kuststrook met daarachter fantastische polderlandschappen: De Moeren, het Zwin, Walraversijde en zoveel andere mogelijkheden om dingen te kunnen combineren. Het rare is dat de kust vooral voor onze buurlanden interessant is, maar ik stel vast wanneer ik mensen in Brugge of in Gent zie – ik spreek heel graag toeristen aan wanneer ik een andere taal hoor – dat ze verbaasd waren, want ze wisten niet dat Brugge aan de kust lag. Als ik dan Oostende of Blankenberge noem, en zeg dat het slechts 12 minuutjes met de trein is, dan staan ze stomverbaasd: “Just 12 minutes?” Als ze dan een tweede of een derde maal komen, keren ze altijd terug. Dat is dan wel een meerwaarde en spreken ze altijd over “hidden gems”. Het zou mooi zijn mocht de kust niet alleen door onze buurlanden maar door andere landen worden meegenomen. Alvast dank om dat even te willen bekijken.
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik wil me aansluiten bij de collega wanneer hij zovele mooie streken opnoemt. Ik wil er toch nog een aan toevoegen, namelijk Vlaanderens mooiste landschap, de Vlaamse Ardennen. Ik denk dat minister van staat Herman De Croo mij zeker niet zal tegenspreken wanneer ik zeg dat de Vlaamse Ardennen het mooiste landschap in Vlaanderen is.
Ik heb nog een bijkomende vraag: hoe vallen deze resultaten van het reputatieonderzoek van Toerisme Vlaanderen te evalueren in vergelijking met andere landen en specifiek met onze buurlanden. Bestaan hier gegevens over? Het zou interessant zijn om die vergelijking te maken precies om te weten waar wij ons op dat vlak bevinden.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Ik wil eerst even terugkomen op het reputatieonderzoek zelf. Het is een herhaling van het onderzoek uit 2013, waarbij Vlaanderen toen maar voor 68 procent gekend was in het buitenland terwijl we nu al op 72 procent staan. Dat is duidelijk een verbetering. Dat is toch wel dankzij het beleid waarbij we de troeven waarmee we worden geassocieerd, direct gaan uitspelen en waarbij we die promotie en marketing gericht doen. Ik denk dat dat ook goed is aangezien het onderzoek uitwijst dat die dertien verschillende landen Vlaanderen op een andere manier zien. Als Britten ons eerst en vooral met de Eerste Wereldoorlog vereenzelvigen, dan denk ik dat het goed is om onze promotie gericht daarop te doen, maar tegelijkertijd van de gelegenheid gebruikmaken om wanneer men een herhaald bezoek doet, te tonen Vlaanderen meer is dan de Eerste Wereldoorlog maar ook uniek erfgoed en unieke gastronomie heeft. We moeten met de marketing datgene waarmee ze ons kennen, triggeren, maar tegelijkertijd zeggen dat Vlaanderen meer is dan dat.
Een belangrijk feit in de studie dat me opvalt, is dat steden als Brugge en Antwerpen even veel of bijna meer gekend zijn dan het merk ‘Vlaanderen’. We moeten blijvende inspanningen leveren om het merk ‘Vlaanderen’ in de wereld bekend te maken. Er worden al goede initiatieven genomen. ‘A dog of Flanders’ is in Japan bekend. Ik denk dan ook dat we het woord ‘Vlaanderen’ nog meer aan bod kunnen en moeten brengen.
Een ander belangrijk punt in het onderzoek dat hier niet aan bod is gekomen, is dat Vlaanderen wordt ervaren als een gastvrije regio die veel te bieden heeft. Er zijn kwaliteitsvolle musea en attracties en er worden kwaliteitsvolle logies aangeboden. Vlaanderen is ook gemakkelijk bereikbaar. Dat zijn elementen die we verder kunnen en moeten uitspelen. In de presentatie op de website van Toerisme Vlaanderen staat echter ook de opmerking dat mensen Vlaanderen soms wel als zeer druk ervaren. Dit komt wellicht omdat ze in de eerste plaats de kunststeden aandoen. Die steden kunnen het gevoel van drukte geven. Het is dan ook belangrijk dat we B-locaties als Lier of Mechelen mee uitspelen. Daar is het veel minder druk. We kunnen hier ook promotie voor maken. We moeten de aantrekkingskracht van de rustige regio’s en de Vlaamse kust mee uitdragen. De toeristen moeten ervaren dat het niet overal even druk is.
De vorige sprekers hebben verwezen naar natuur en landschappen. Dit komt als een troef uit het onderzoek. De vraag is of dit niet een beetje onderbelicht blijft. Dit is volgens mij het aanvoelen van bepaalde sprekers.
Er worden al heel wat inspanningen geleverd voor de Vlaamse regio’s, onder meer met de wandel- en fietsnetwerken. Ook aan de kust zijn die netwerken goed uitgebouwd. Natuur en landschappen worden daar goed gecombineerd. In Vlaanderen is het trouwens ook leuk om eens te stoppen en wat te eten of te drinken. Er wordt gewandeld of gefietst door landschappen waarin het erfgoed ook belangrijk is. Ik heb dan ook niet het gevoel dat we dit in ons beleid achterwege laten.
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Voorzitter, iedereen verwacht natuurlijk dat ik het woord neem ten gunste van Aalst, de charmantste stad van Vlaanderen en van de Dendervallei, de mooiste vallei ter wereld. Ik wil me echter niet wagen aan een debat met toerismespecialisten. Hier zitten eminente sprekers die deze materie veel beter dan ik kennen. Ik wil gewoon uit persoonlijke interesse twee vragen stellen.
Minister, mijn eerste vraag betreft de methodologie. Er is natuurlijk een verschil tussen iemand bellen met de vraag wat hij met Vlaanderen associeert en diezelfde persoon bellen met de vraag of hij Vlaanderen met zaken als bier associeert. U hoeft die vraag nu niet te beantwoorden. Dat kan ook schriftelijk. Er is natuurlijk een gigantisch verschil tussen de mensen een vraag stellen waar ze ja of neen op moeten antwoorden en de mensen ‘out of the blue’ vragen waarmee ze Vlaanderen associëren.
Mijn tweede vraag betreft het instrument zelf. Dit is een schitterend instrument dat ongetwijfeld zeer nuttig is voor de mensen die met toerisme bezig zijn. Wordt deze studie echter ook naast soortgelijke studies met betrekking tot andere domeinen gelegd? Ik heb gelezen dat door de terroristische aanslagen 56 procent van de Japanners en 36 procent van de Amerikanen Vlaanderen vermijdt. Kunt u die resultaten leggen naast soortgelijke analyses, bijvoorbeeld met betrekking tot de aantrekkelijkheid van Vlaanderen als een investeringsregio? Worden die studies ergens op het niveau van de Vlaamse Regering naast elkaar gelegd, of blijft dit een studie die op zichzelf staat?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat de kust betreft, zijn er geen besparingen. Ik wil er trouwens op wijzen dat Brugge, Oostende en Ieper daar in deze studie worden bijgerekend. In feite kunnen we drie van de acht kunststeden als kustgeoriënteerd beschouwen. We houden hier rekening mee. Ten aanzien van Oostende werken we doelgericht en bewust. Ik haal hier Brugge als een goed voorbeeld aan. De aangename vaststelling is dat we de mensen met kunst en cultuur kunnen aantrekken, maar vervolgens vanuit die stad de ruimere regio’s kunnen laten bezoeken. Als ze vaststellen dat die stad aan de kust ligt, is dat een bijkomende troef.
De vraag is waarmee we toeristen uit het verre buitenland proberen te lokken. Ik kan me best inbeelden dat de mensen niet vanuit Azië of vanuit de VS naar Brugge komen voor het strand. Het is echter een leuke surplus. We vangen die doelgroep met kunst, cultuur en erfgoed. Met de kust an sich zal dat niet gebeuren.
Mevrouw Coudyser, zoals u terecht hebt opgemerkt, moeten we de B-locaties uitspelen. Dat past in onze bedoeling onze toeristische stromen in tijd en ruimte te spreiden. Dit blijkt uit alle draagvlakstudies die we verrichten. Het past in de investeringen in hefboomprojecten of kernattracties. We stellen steeds duidelijk dat de weersonafhankelijkheid een grote troef is. Op die manier kunnen we ook buiten juli en augustus, de klassieke toeristische maanden, toeristen naar Vlaanderen halen. We kunnen ze dan spreiden, niet enkel in de tijd maar ook in de ruimte.
Daarom willen we steeds meer inzetten op de kunststeden met, wat oneerbiedig uitgedrukt, een B-statuut, zoals Mechelen, Leuven, Ieper, Oostende, Aalst – vanzelfsprekend – en Oudenaarde. (Opmerkingen. Gelach)
Dat is een doelbewuste strategie. We vinden – dat is het aangename en we stellen dat ook vast uit bevragingen – dat heel kleinschalige steden, zoals Leuven, Mechelen – niemand moet zich gediscrimineerd voelen – waar er op een heel korte afstand heel wat erfgoed is, er een sterke mate van beleving is, in combinatie met shopping op enig niveau. Dat zijn echt wel troeven. Er is een verrassend aanbod. We proberen mensen te vangen met de grote trekkers, maar vervolgens proberen we ze uit te smeren over andere locaties.
Wat de methodologie betreft: het is een online research in dertien markten. In het onderzoek zelf worden er twee resultaten gegeven: zowel bij de spontane associaties als de geholpen associaties. We delen dat ook apart in. We geven de onderzoeksresultaten mee naargelang de vraagstelling met spontane associatie dan wel met geholpen associatie gebeurt.
Wij vinden niet dat het inbedden in een ruimer kader in de eerste plaats onze taak is, vanuit Toerisme Vlaanderen. We zorgen er natuurlijk wel voor dat dat initiatief ligt bij onze studiedienst. Het incorporeren wordt gedaan in het kader van de Vlaamse Regionale Indicatoren (VRIND). Dat lijkt me wel zinvol materiaal voor de Studiedienst van de Vlaamse Regering. Het wordt hun ook allemaal bezorgd, al was het maar in het kader van de VRIND-studies.
De heer Caron heeft het woord.
Het was een interessante discussie.
Minister, ik hoop dat op termijn in Vlaanderen onze natuur en ons landschap ook een troef kan zijn, meer nog dan vandaag. We zitten op een relatief mooie rangschikking. Maar er zijn weinig landen in Europa waar er zo’n diversiteit aan biotopen op een korte afstand van elkaar is: polderland, verzilte polders, vlakbij de zee, vlakbij het mooie heuvelland van de Vlaamse Ardennen. We kunnen daar een grote biodiversiteit in creëren. Het trekt ook een bepaalde categorie van mensen die graag wandelen, natuurliefhebbers aan. Ik hoop dat we dat ooit als merk van Vlaanderen kunnen uitspelen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.