Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, ik heb een vraag over de plaats van de sociale economie en de werk- en zorgtrajecten. Een belangrijke vraag, want volgens ons kunnen er nog aanpassingen gebeuren. Over een paar weken valt de definitieve beslissing. Het is vandaag het moment om verduidelijking te vragen en de bezorgdheden mee te geven die breed gedragen zijn. De meeste collega’s zijn wel op de hoogte van die bezorgdheden, iedereen heeft ze al meermaals mogen ontvangen. Het is onze taak om ze hier te vertalen.
Op 23 april 2014 keurde het Vlaams Parlement het decreet Werk- en Zorgtrajecten goed. De doelstelling van dit decreet was om op het snijvlak werk-welzijn trajecten te organiseren voor mensen die nog niet of niet meer kunnen worden geactiveerd naar betaald werk. Het decreet zou “worden aangevuld met een juridisch kader voor een aanbod van arbeidsmatige activiteiten”. Dat kunt u terugvinden in de memorie van toelichting.
We zijn ongeveer drie jaar verder en de Vlaamse Regering heeft op 13 oktober een eerste uitvoeringsbesluit principieel goedgekeurd waarin een aantal merkwaardige keuzes worden gemaakt. Zo zal er niets worden aangevuld aan het decreet en wordt alles geregeld via uitvoeringsbesluiten.
Het decreet had vooral als doel één afgestemd kader te creëren tussen de beleidsdomeinen Werk en Sociale Economie enerzijds en Welzijn anderzijds en zo de schotten tussen beide weg te werken. Dat is voor ons nog altijd zeer cruciaal. We stellen vast dat het uitvoeringsbesluit de schotten tussen Sociale Economie en Welzijn net niet wegneemt, maar structureel verankert in de regelgeving.
Voor de ondernemingen in de sociale economie blijft er zo goed als niets over. Ze kunnen enkel hun werkvloer ter beschikking stellen als ‘onderdeel’ van activeringstrajecten. Maar binnen de arbeidsmatige activiteiten wordt de sociale economie volledig uitgesloten, hoewel ze over heel wat expertise en aangepaste werkvloeren beschikken.
En tot slot worden de trajecten maatschappelijke oriëntatie geschrapt uit het decreet Werk- en Zorgtrajecten. De voorbije weken werden ook al heel wat kritische geluiden gehoord, daar ben ik ook mee begonnen, en bezorgdheden geformuleerd door de Commissie Sociale Economie binnen de SERV, de Ronde Tafel Arbeidszorg en Zorgnet Icuro.
Een rode draad in de vele reacties is de strikte afbakening van de trajecten arbeidsmatige activiteiten met een bijzonder grote impact voor de sociale economie. De sociale economie is een belangrijke en noodzakelijke partner in de uitvoering van het decreet. Daar waren alle betrokken partners en partijen er bij de goedkeuring van het decreet over eens.
Al sinds 2000 organiseren sociale werkplaatsen werkvloeren en begeleiding op maat van arbeidszorgmedewerkers. Ook de beschutte werkplaatsen hebben doorheen de jaren specifieke werkvloeren ingericht. Een traject naar tewerkstelling op maat waar mogelijk, in een duurzaam begeleidingstraject waar nodig. De voorbije vijftien jaar werd het aanbod verder uitgebouwd met ondersteuning van de Vlaamse overheid, de provincies en lokale besturen. De goedkeuring van het W²-decreet was een belangrijke stap in de structurele verankering van de begeleiding en organisatie van arbeidszorgtrajecten, in het bijzonder – opnieuw – voor de sociale economie. We stellen echter vast dat er zowel in de uitvoeringsmodaliteiten als in de financiering van het nieuwe kader geen verankering is van arbeidszorg in de sociale economie. Nergens wordt in het besluit geregeld hoe de werkvloeren worden gefinancierd. Integendeel, waar de sociale economie, naast de geestelijke gezondheidszorg, één van de pijlers van arbeidszorg was in Vlaanderen, wordt er een nieuw schot geplaatst tussen sociale economie enerzijds en werk/welzijn anderzijds.
Bovendien stel ik vast dat het voorstel niet tegemoetkomt aan de uitdagingen van de Vlaamse arbeidsmarkt. De hervormingen rond tijdelijke werkervaring en wijk-werken hebben tot gevolg dat een grote groep werkzoekenden uit de boot valt en voor de deur van de sociale economie komt te staan. Daar hebben we het hier in de commissie al regelmatig over gehad. Deze groep baart ons zorgen. Het beleid moet daar een overkoepelend antwoord op geven, over de bevoegdheden heen. Met de werk- en zorgtrajecten blijft die deur van de sociale economie gesloten. Dat is een gemiste kans. Deze groep kan niet meer starten in activeringstrajecten of trajecten arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie. Het sluitstuk van het Vlaams activeringsbeleid in de sociale economie valt volledig weg. Dat vind ik echt dramatisch.
Bovendien biedt het nieuwe kader geen antwoord op de noden van de Vlaamse arbeidsmarkt. Eind april 2017 werden door VDAB 11.516 werkzoekenden geïndiceerd als ‘te grote afstand tot de arbeidsmarkt’ om betaald werk aan te kunnen. Een groot aanzienlijk deel van deze groep kon terecht in arbeidszorg in de sociale economie, maar zal niet meer kunnen starten in de nieuwe activeringstrajecten of arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie. Voor deze groep zal er enkel nog een alternatief binnen Welzijn mogelijk zijn, en niet langer op de aangepaste werkvloeren binnen de sociale economie.
Voor mij was het belangrijk om de problematiek te duiden en om te melden dat dit verhaal dat nog definitief moet worden beslist, serieuze gevolgen heeft op de werkvloer. We zijn daar echt uitermate bezorgd over.
Na de goedkeuring van het W²-decreet in 2014 bleef het lang stil. De afstemming tussen de drie beleidsdomeinen en het wegnemen van schotten was een van de hoofddoelstellingen. We stellen nu vast dat er met het voorstel van besluit net meer schotten tussen sociale economie en Welzijn worden gecreëerd. Ook de Ronde Tafel Arbeidszorg heeft deze bezorgdheid kenbaar gemaakt. Wat is uw reactie op deze bezorgdheden? Hoe ziet u de afstemming tussen het beleidsdomein sociale economie en de andere beleidsdomeinen in het nieuwe kader dat voorligt?
De sociale economie heeft amper nog een plaats in het nieuwe kader. De werkvloeren mogen gebruikt worden ‘als onderdeel’ van de activeringstrajecten. Binnen de arbeidsmatige activiteiten is er echter geen plaats meer. Wat betreft de financiering is er niets geregeld met betrekking tot de werkvloeren van de sociale economie. Hoe passen de vele arbeidszorgwerkvloeren en de meer dan 2600 begeleidingstrajecten in de sociale economie in het nieuwe kader van W²? Waarom worden de werkvloeren in de sociale economie uitgesloten van arbeidsmatige activiteiten?
Wat zult u als bevoegd minister doen met de grote groep arbeidszorgmedewerkers die momenteel actief is in de sociale economie en die niet geactiveerd kan worden naar betaald werk? Zij passen niet binnen het nieuwe kader. Waar moeten zij heen?
Een bijsturing die gevraagd wordt door bijna alle stakeholders, is om ondernemingen in de sociale economie wel toe te laten erkende trajecten in ‘arbeidsmatige activiteiten’ te laten organiseren. De expertise en de vele aangepaste werkvloeren en activiteiten mogen niet verloren gaan. Wat is uw standpunt ter zake? Bent u bereid om dit met de collega’s in de Vlaamse Regering te bespreken?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Beenders, u zei een aantal zaken die niet stroken met de werkelijkheid. Dat kan dan misschien een geruststelling zijn.
Ik zal eerst het algemeen kader schetsen, dat vrij complex is. Sociale economie heeft al lang een kader wat de arbeidszorg betreft. Vanuit sociale economie worden middelen voor begeleiding in sociale werkplaatsen gegeven, ook in beschutte werkplaatsen, maar dat is veeleer projectmatig. Dat gaat over begeleiding voor mensen die nog te zwak zijn om tewerkgesteld te worden binnen de effectieve sociale economie. Vanuit sociale economie worden 2300 mensen begeleid met middelen van sociale economie. Concreet gaat dat over ongeveer 3,3 miljoen euro per jaar. Vanuit welzijn is er vandaag geen kader. Er zijn wel initiatieven, zoals de centra voor geestelijke gezondheidszorg, bijvoorbeeld, die met eigen middelen investeren in projecten voor zinvolle dagbesteding. Werk voorziet jaarlijks in een tender, waarbij organisaties middelen gegeven worden om activeringstrajecten op te starten met als doel doorstroming naar betaalde arbeid.
Vorige legislatuur was er het Werk-zorgdecreet, waar werk, welzijn en sociale economie een rol in kregen. De belangrijkste bepalingen daarin waren dat er activeringstrajecten moesten zijn en dat er vanuit werk en welzijn begeleiding moet worden voorzien. Maatschappelijke oriëntatie neemt initiatieven om een geschikte ondersteuning te geven aan die mensen die nog te zwak zijn om naar betaalde arbeid te gaan. In de arbeidsmatige activiteiten voor mensen die nog heel veel zorg nodig hebben, bijvoorbeeld omdat ze kampen met psychologische, psychische en medische problemen, die eerst moeten worden opgelost, is de zorgcomponent zeer groot.
Deze legislatuur is er werk gemaakt van het uitvoeringsbesluit: de modaliteiten, de actoren, de financiering en de inhoud van de trajecten zijn vastgelegd. Vanuit sociale economie zijn we nagegaan hoe we ons in dat kader konden inschrijven. We willen bijvoorbeeld meer inzetten op de doorstroming omdat onze expertise bij sociale economie tewerkstelling is en niet zorg. Daar bent u het wellicht mee eens. Zorg is de eerste bevoegdheid van Welzijn. Het is dus logisch dat we voor de begeleiding waarin we vandaag voorzien, inzetten op mensen die in activeringstrajecten zitten.
Wat uw concrete bezorgdheid betreft over wat er gebeurt met die 2300 personen waar ik het daarnet over had, en wat overeenstemt met een besteding van 3,3 miljoen euro per jaar voor begeleiding door sociale economie: die mensen blijven daar, ze moeten nergens anders heen. Die financiering zit in onze eigen regelgeving en blijft geldig. Het is wel zo dat als iemand van die 2300 personen om welke reden dan ook uitvalt en die plaats kan opnieuw worden ingevuld, dan zal dat gebeuren. Die plaats zal dan vanuit sociale economie ingevuld worden door een persoon die een iets hoger profiel heeft. Kortom, zolang die 2300 mensen niet uitvallen, blijven ze gewoon zitten. Wat dat betreft, is er geen probleem. Ook de begeleiders blijven, want daar gaat die financiering van 3,3 miljoen euro naartoe. Hopelijk kan ik hiermee uw bezorgdheid wegnemen.
Volgens uw tweede opmerking is er amper plaats voor sociale economie in het nieuwe kader. Ik vind die redenering kort door de bocht en onterecht. Zoals gezegd, blijven die 3,3 miljoen euro en die 2300 plaatsen in onze eigen regelgeving voorzien en hebben ze een plaats in het nieuwe kader. Uw collega Van Malderen heeft een bijna identieke vraag gesteld aan minister Vandeurzen, die nog niet beantwoord is en aan bod zal komen bij de bespreking van de beleidsbrief. De vraag of sociale economie een plaats kan krijgen in die arbeidsmatige activiteiten, moet u in de eerste plaats aan minister Vandeurzen stellen. Arbeidsmatige activiteiten vallen niet onder mijn bevoegdheid voor sociale economie. Ik heb u misschien verkeerd begrepen, en zo ja, dan vervalt mijn opmerking, maar u zei dat ze daar nu niet ‘meer’ terechtkunnen. Ze hebben daar ook nooit terechtgekund. U doet alsof ze daar, bij die arbeidsmatige activiteiten, nu wegvallen, wat volgens mij toch niet zo is.
Uit de vraag van de heer Van Malderen, die dus nog niet beantwoord is, heb ik begrepen dat de vraag zou kunnen worden gesteld om dit samen met de sociale-economiebedrijven te bespreken.
Ik wil nog een derde punt toevoegen, collega Beenders, om u misschien blijgezind te maken, namelijk dat we in 2018, bovenop de 3,3 miljoen euro die we hebben voor die 2300 plaatsen, nog in 1 miljoen euro extra voor begeleiders voorzien. Dat is ongeveer het equivalent van 32 voltijdse medewerkers. Dat betekent natuurlijk, collega Beenders, dat die groep van 2300 zal uitbreiden. Want als je ongeveer 32 vte’s meer hebt, impliceert dat dat die groep van 2300 mensen die arbeidszorg nodig hebben binnen de sociale economie, zal vergroten.
Voorzitter, ik denk dat ik duidelijkheid heb kunnen verschaffen aan collega Beenders en de grote onduidelijkheden heb kunnen wegwerken.
Minister, ik ben daarvan overtuigd, maar ik weet niet of collega Beenders overtuigd is.
De heer Beenders heeft het woord.
Ik niet. Ik vind dit wel echt een iets te serieus verhaal om er zo over te gaan, echt waar. Ik ben heel positief maar ik heb met moeite een antwoord gekregen op de vragen die ik gesteld heb. Ik vind dat echt erg.
Minister, de bezorgdheden van de sector hebt u ook gehoord. Daar is gewoon geen antwoord op gegeven. Ik begrijp wel waarom er geen antwoord is gegeven. De essentie van het doel van het decreet wordt niet ingevuld. U zegt heel duidelijk dat er vandaag al een kader arbeidszorg in de sociale economie is. Dat klopt, dat is inderdaad zo. Maar was het niet het doel om die schotten weg te werken en om het kader dat u vandaag hebt, te integreren in W2? Dat was het doel. Dat doet u niet. Dat doet u niet en dat vind ik heel erg. Dat is de grootste bezorgdheid van de sector. U blijft een beetje aan de zijlijn staan in dit verhaal.
U zegt dat ik die vraag maar aan minister Vandeurzen moet stellen. U bent minister van Sociale Economie. Ik verwacht echt wel dat u het opneemt voor die mensen die een afstand hebben tot de arbeidsmarkt, die nood hebben aan begeleiding en die ook wel nood hebben aan zorg. Dat zo afbakenen in hokjes, de mensen zullen het verdorie graag horen! Ik vind dat echt een heel spijtig verhaal.
U bent de regisseur in dit verhaal. U moet op tafel kloppen. U bent overkoepelend minister van Sociale Economie. Daar maken Werk en Welzijn absoluut belangrijke onderdelen van uit, maar u moet het opnemen voor de mensen in de sector. Ik heb echt het gevoel dat wat nu op tafel ligt, ten nadele is van de sector. Ik betreur dat echt heel erg.
Als ik dan hoor dat uw doelstelling binnen sociale economie doorstroming is, dan gaan we misschien weer in een ideologisch verhaal terechtkomen. Doorstroming mag geen fetisj zijn. Ik onthoud vooral dat uit uw antwoord. Als u zegt dat zorg niet bij u zit maar bij minister Vandeurzen en dat u bevoegd bent voor Sociale Economie, wat dan tewerkstelling en doorstroming is, dan ben ik het daar niet mee eens. Ik ben het daar fundamenteel niet mee eens. Als dat lukt, moeten we maximaal stimuleren om mensen te laten doorstromen. Daar ben ik het absoluut mee eens. Daarin zijn we bondgenoten. Maar dat mag niet het ultieme doel zijn van uw beleid. Het ultieme doel van uw beleid moet zijn om iedereen, afhankelijk van de afstand tot de arbeidsmarkt, een plaats te geven daar waar die het nodig heeft. Die moet zo goed mogelijk terechtkunnen in die plaats. Maar dan moeten we er net voor zorgen dat het decreet W2 een geïntegreerd verhaal is van sociale economie, van zorg en van werk.
U blijft aan de zijlijn staan. Dat betreur ik. Ik heb eigenlijk niet de antwoorden gekregen die ik verwacht had. Ik weet ook waarom, want ik kan tussen de regels goed lezen waar u naartoe wilt. Ik betreur dat. Ik zou gerust een aantal vragen opnieuw kunnen stellen, maar ik heb de indruk dat dat weinig nut heeft. Ik hoop alleen dat uw collega's in de regering, uw coalitiepartners, wel doorhebben waar het probleem zit en nog met gezond verstand zullen stemmen wanneer dit binnen enkele weken opnieuw op de ministerraad komt.
U hebt nog tijd. Ik denk dat de Raad van State zijn werk stilaan heeft afgerond. Het kan nog worden bijgestuurd. Luister naar de sector. We hebben vandaag nog mails gekregen. Het zijn die mensen die weten waarover we spreken en daar moeten we naar luisteren. Ik hoop dat u die opmerkingen nog volledig ter harte zult nemen.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Er is binnen de regering een voorstel van uitvoeringsbesluit goedgekeurd. Dat ligt op dit ogenblik voor advies voor bij de verschillende partners. Ik vind het belangrijk dat we goed kijken naar die adviezen en dat we kijken of de adviezen die geformuleerd zijn door de sector, die toch wel ervaring heeft met deze hele problematiek, inpasbaar zijn.
Minister, u zegt dat die 2300 mensen die nu in de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen tewerkgesteld zijn, daar kunnen blijven, maar er komen er geen nieuwe bij die hetzelfde profiel hebben. Dat zegt u eigenlijk. Voor die mensen is het een uitdovend verhaal. Degenen die nieuw binnenkomen, zijn mensen die kunnen doorstromen naar de sociale economie. Heb ik dat goed begrepen? (Instemming van minister Liesbeth Homans)
Ze kunnen dus doorstromen naar de sociale economie. Daarmee kijk je eigenlijk naar een andere doelgroep. De doelgroep die u beoogt, is een sterkere doelgroep dan de mensen die op dit ogenblik in arbeidszorg tewerkgesteld zijn. Daar knelt het schoentje. Vanuit de rondetafel weten we dat de mensen die vandaag het label van arbeidszorg krijgen, zwakke mensen zijn. Het aantal mensen dat kan doorstromen naar het normaal economisch circuit, is verwaarloosbaar. Dat is 0,8 procent. Het aantal mensen dat kan doorstromen naar de sociale economie, is ook heel beperkt. Wat de uitvoeringsbesluiten vandaag voorstellen, is eigenlijk voor een zeer beperkte groep. De zwakkere groep wordt eigenlijk naar Welzijn gestuurd, terwijl dat oorspronkelijk niet de bedoeling was van het decreet.
Sociale economie wordt uitgesloten voor degenen die bij arbeidsmatige activiteiten zitten. Zij zijn geen partner daarin. Dan moeten zij tenminste partner worden zodat men ook arbeidsmatige activiteiten kan organiseren en daarvoor gefinancierd worden, want dat is vandaag ook niet mogelijk.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, we zijn heel tevreden dat er middelen werden gevonden om W² operationeel te maken. Het heeft even geduurd, bijna een volledige legislatuur, voor er een financieel kader was, maar nu kunnen we van start gaan en wat ongerustheid wegnemen.
Wij vernamen dat er op het veld, in het bijzonder bij de arbeidszorg, bezorgdheden zijn over de geplande modaliteiten. Vanuit de Ronde Tafel Arbeidszorg werden er verschillende schrijvens gericht, zowel aan u als aan minister Muyters en minister Vandeurzen. Half september was er een toelichting waar een aantal grote beleidslijnen werden meegedeeld, maar nog niks over de financiering.
Minister, u hebt nu een en ander beantwoord, waarvoor dank. Er was geen vragenronde, maar een echt overleg. Er waren ook adviezen van de strategische adviesraad (SAR) en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), maar de Ronde Tafel Arbeidszorg is daar geen partner in. Die heeft begin november dan ook opnieuw een brief gestuurd aan de verschillende ministers. Daarom vragen wij ons af of het niet is aangewezen een volwaardig overleg op poten te zetten met de Ronde Tafel Arbeidszorg Vlaanderen, niet alleen over W², maar ook over alle vragen en suggesties om arbeidszorg eenduidiger en eenvoudiger te implementeren.
Ik wil dit toch even motiveren door de onderrichtingen die VDAB heeft opgesteld. De Ronde Tafel Arbeidszorg heeft een overzicht gemaakt van de verschillende statuten. Dat illustreert dus wel dat hun praktische ervaring en expertise een belangrijke rol kunnen spelen. Daar moeten we gebruik van maken. Vandaar mijn vraag aan u om hen zeker in het overleg te betrekken.
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
Minister, ik ben wel tevreden. Ik hoor hier dat er 1 miljoen euro extra wordt uitgetrokken voor extra begeleiding, zodat 2300 mensen kunnen blijven. U biedt kansen, niet aan een specifieke doelgroep, maar aan mensen die op dit moment nul procent rendement, maar misschien wel potentieel hebben om door te stromen naar doelgroepmedewerker. Het blijft over dezelfde doelgroep gaan. Het zijn mensen die op dit moment nul procent rendement maar misschien wel het potentieel hebben om door te stromen. Wij bieden die mensen kansen, en daar gaat het over. Sociale economie gaat vooral over tewerkstelling. Mensen die helaas nooit een rendement kunnen halen: voor hen moeten we zorg dragen in de zorg. Daar gaat het over. Sociale economie blijft voor mij ook tewerkstelling.
Mijnheer Beenders, ik dacht dat uw bezorgdheid voornamelijk die 2300 plaatsen betrof. Ik heb daar een antwoord op gegeven. Ik heb gezegd dat die blijven, dat die middelen structureel worden gepland, dat dat in mijn eigen beleidskader en mijn eigen document en regelgeving is vervat. Als u zegt dat ik mijn verantwoordelijkheid moet nemen, dan durf ik hier vandaag te zeggen dat ik in dit verhaal zeer hard mijn verantwoordelijkheid neem. Ik heb een uitgewerkt kader en ik plan middelen.
Als u en mevrouw Claes vragen dat de sociale economie zou kunnen worden betrokken bij de arbeidsmatige activiteiten, dan zeg ik daar geen nee op, maar dat is mijn bevoegdheid niet. Als minister Vandeurzen dat wil financieren, dan is dat goed voor mij. Het is toch normaal dat ik niet moet antwoorden op die vragen. Het is mijn verantwoordelijkheid niet. Uiteraard ben ik het eens met mevrouw Vermeulen, die zegt dat de focus van sociale economie tewerkstelling is, en niet zorg. Ik hoop dat we het hierover eens zijn. We zitten hier in de commissie Werk en Sociale Economie.
Mijnheer Beenders, niettemin neem ik qua arbeidszorg toch wel meer dan mijn verantwoordelijkheid. Die 1 miljoen euro extra middelen is voor u blijkbaar ook niet relevant, alleen voor mijn eigen fractie. Ik zal ze toch plannen voor de sector, en die zal daar wel tevreden mee zijn. U zegt dat de schotten niet worden weggewerkt. De activeringstrajecten zijn nu net een voorbeeld van samenwerking over de verschillende beleidsdomeinen heen, die er vroeger niet was.
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, mocht ik echt stout zijn en als ik uw antwoorden hoor, dan zou ik bijna zeggen dat u het niet begrijpt. Hier ben ik heel duidelijk in. De essentie van het probleem is duidelijk gesteld door de sector, maar u luistert daar niet naar. U interpreteert dat volgens uw eigen regels en ideologie. De essentie is dat met de voorliggende hervorming een groep mensen uit de boot gaat vallen. Dat is de realiteit, dat is de essentie en dat is de reden waarom we hier zo bezorgd zijn. Hier ligt een hervorming voor waarbij een groep mensen uit de boot valt. Als u daar geen middelen in wilt steken, dan is dat uw verantwoordelijkheid. Het is wel uw taak om daar in de regering afspraken over te maken. Het ergste wat ik hier altijd hoor, is: dat is mijn bevoegdheid niet, dat zit bij iemand anders. U bent de Vlaamse Regering, u bent collectief verantwoordelijk voor het beleid. U ziet dat er nu dingen gaan gebeuren die niet positief zijn voor een bepaalde groep. Die gaan er effectief uit vallen en daar is geen antwoord voor. Oké, ik heb dat duidelijk begrepen. U hebt nog een aantal weken voor er definitief moet worden beslist.
Ik ben vooral zeer tevreden met de collega's van CD&V en Open Vld. Zij hebben de bezorgdheid wel begrepen en ik ga ervan uit dat ze in de komende weken alles gaan doen wat ze kunnen om de bijsturingen te doen die de sector vraagt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.