Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Steeds meer jongeren behalen een diploma. In het schooljaar 2014-2015 verliet 11 procent vroegtijdig de schoolbanken in Vlaanderen, waar dit in 2009-2010 nog om 12,6 procent ging. Toch blijft de ongekwalificeerde uitstroom hoog. De twee slechtste leerlingen van de klas zijn het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en de provincie Antwerpen met respectievelijk 15,2 procent en 13,5 procent vroegtijdig schoolverlaters.
Socioloog professor Marc Swyngedouw van de KU Leuven onderzocht de maatschappelijke gevolgen voor jongeren zonder diploma secundair onderwijs: hogere werkloosheids- en gezondheidsuitgaven, een lagere economische groei en hogere veiligheidsuitgaven en gerechtelijke kosten. De maatschappelijke kost voor jongeren die in het schooljaar 2014-2015 zonder diploma uitstroomden, is goed voor zo’n 264 miljoen euro. Daarom is het belangrijk om duidelijk te maken aan jongeren en ouders dat het behalen van een diploma belangrijk is.
Ook het aantal problematisch afwezige leerlingen neemt toe. In het schooljaar 2009-2010 was 1,4 procent problematisch afwezig, waar dat het schooljaar 2015-2016 is gestegen tot 2,3 procent.
De Vlaamse overheid keurde in 2015 een geïntegreerd actieplan Samen tegen Schooluitval goed om problematisch spijbelen en vroegtijdig schoolverlaten tegen te gaan. De Vlaamse spijbelambtenaar Sarah Neyts gaf eind februari 2017 hierover een stand van zaken: 17 acties zouden gerealiseerd zijn, 29 acties zijn lopende en 4 acties dienden nog opgestart te worden. Vlaanderen leverde heel wat inspanningen. Toch is er nog een hele weg af te leggen.
Hoe verloopt het actieplan Samen tegen Schooluitval? Zijn alle 52 acties lopende of van start gegaan? Hoe evalueert u de acties uit het actieplan? Duiken er problemen op?
De Vlaamse spijbelambtenaar staat in voor het begeleiden, opvolgen en evalueren van de implementatie van het actieplan. Hoe verloopt dit? Op welke manier krijgen de provinciale en lokale netwerken ondersteuning?
Welke bijkomende maatregelen wilt u nemen om het aantal problematische afwezigheden en het aantal vroegtijdige schoolverlaters terug te dringen?
Minister Crevits heeft het woord.
Het plan Samen tegen Schooluitval omvat 52 acties. Daarvan zijn er 25 gerealiseerd, 4 in de laatste fase voor realisatie, 17 lopende, 5 in opstartfase en 1 die nog moet worden opgestart. Die kan pas opgestart worden als een andere actie gerealiseerd is. We kunnen dus zeggen dat de uitrol goed loopt.
Om beleid te kunnen maken, te evalueren en bij te sturen op Vlaams, provinciaal, lokaal en schoolniveau zorg ik voor een informatierijke omgeving. Ik voorzie een cijferrapport met de cijfers problematische afwezigheden tot op stedelijk en gemeentelijk niveau. Deze hebben vorm gekregen naar aanleiding van een tussenkomst hier in de commissie. De rapporten voor de schooljaren 2013-2014, 2014-2015 en 2015-2016 werden in mei 2017 gepubliceerd. De cijfers van het schooljaar 2016-2017 zijn net klaar, en komen morgen online.
Als je kort op de bal wilt spelen, moet je niet alleen goed meten wat de spijbelcijfers zijn, maar je moet ook kijken wie achter die cijfers zit. Wie zijn die jongeren? Hoe kunnen we acties ondernemen om daarop in te spelen? Daarom heb ik de beslissing genomen om steden en gemeenten zelf te informeren over de spijbelaars zodat men op lokaal niveau, dicht bij de jongeren, een actie kan ondernemen.
We stellen vast dat het aantal spijbelaars in het secundair onderwijs voor het vierde jaar op rij stijgt. Vorig schooljaar waren bijna 9736 jongeren of 2,5 procent van de leerplichtige leerlingen secundair onderwijs minstens 30 halve dagen ongewettigd afwezig. Positief is wel dat de stijging minder uitgesproken is dan de voorbije jaren. Waar we de voorbije jaren een stijgende trend hadden van telkens +0,3 procent, is dit nu voor het eerst afgenomen. In het basisonderwijs zijn de cijfers stabiel. Daar zien we geen stijging van de cijfers.
Ik rapporteer hier de cijfers voor de 30 B-codes, maar dat neemt niet weg dat alle afwezigheden daarvoor ook problematisch zijn. Daarom hebben we vorig schooljaar de regelgeving aangepast, opdat er sneller aan de alarmbel wordt getrokken bij problematische afwezigheden. Uiteraard verwachten we van scholen dat ze vanaf de eerste halve dag problematische afwezigheid de ouders contacteren en verwittigen. Vanaf 5 B-codes dient de school het CLB te contacteren en melding te maken van het spijbelgedrag van de leerling. Dat was voordien 10 B-codes, maar dat hebben we dus vervroegd om korter op de bal te spelen en begeleiding in te schakelen. Het effect van die maatregel kunnen we nog niet inschatten, omdat hij nog maar pas in werking getreden is. Vanaf 15 B-codes spreken we over problematische afwezigheid, in plaats vanaf 30 B-codes. De begeleiding van het CLB wordt daardoor nog intensiever. Vanaf 30 B-codes luidt de alarmbel voor een sanctie. Wij rapporteren de cijfers tot op gemeenteniveau om werkbaar materiaal te kunnen aanleveren aan onze gemeenten.
De leerlingen uit dbso, bso en OKAN zijn de absolute koplopers. Ik heb deze namiddag al iets gezegd over OKAN en de begeleiding. Doordat we voor het eerst zo fijnmazig gaan kijken wie die jonge spijbelaars zijn, kunnen we nu ook die link met OKAN leggen.
De cijfers voor de OKAN-leerlingen zijn problematisch. Het is voor de eerste keer dat we een link met OKAN kunnen leggen. We zien een duidelijke invloed van de vluchtelingencrisis. Het is belangrijk om dit te benoemen. Die crisis zorgt voor een verschuiving in nationaliteiten: waar een paar jaar terug vooral leerlingen met een Oost-Europese nationaliteit vaker afwezig waren, zien we vanaf het schooljaar 2015-2016 dat er ook veel spijbelende leerlingen zijn uit Afghanistan, Syrië en Irak. We weten dat deze doelgroep met behoorlijk wat uitdagingen kampt, niet het minst de traumatische ervaring die ze net achter de rug hebben. Dit toont aan dat het een belangrijke opdracht blijft om jongeren te begeleiden in hun schoolcarrière in Vlaanderen.
We hebben bij de CLB’s per provincie één traumapsycholoog aangesteld om scholen en leraren te versterken. Ook de vervolgschoolcoach speelt hierin een cruciale rol. Vroeger werd de vervolgschoolcoach in de OKAN-reglementering toegewezen aan de school waar de OKAN-leerling toekwam. Nu gaat die mee naar waar de leerling terechtkomt. Als ik de spijbelcijfers zie en zie dat bij ex-OKAN-leerlingen ook veel spijbelgedrag zit, dan toont dat eens te meer de noodzaak aan van die traumapsycholoog in het OKAN-jaar en de begeleiding nadien om die jongeren in een goede schoolcarrière te krijgen. We hebben dus instrumenten om daarop in te spelen. Als je de cijfers niet hebt en de jongeren achter de cijfers niet kent, dan gaan je onmogelijk ingrijpen.
Sinds vorig schooljaar kiezen we er daarom voor de personeelsomkadering voor vervolgschoolcoaches mee met het aantal anderstalige nieuwkomers te laten groeien. Hoe meer nieuwkomers, hoe meer begeleiding. Ten gevolge van deze aanpassing en door de stijgende instroom van anderstalige nieuwkomers, waren er in het schooljaar 2016-2017 639 vervolgschoolcoaches. Dat is een verviervoudiging tegenover het vorig schooljaar, toen er nog maar 139 vervolgschoolcoaches waren.
Op mijn vraag organiseerde de inspectie Onderwijs een bevraging naar de inzet en de activiteiten van deze coaches. Daaruit bleek dat de inspanningen van de overheid hebben geleid tot grotere tevredenheid bij OKAN-teams, een groter welbevinden bij de ex-OKAN-leerlingen en een nog grotere motivatie bij de vervolgschoolcoaches zelf. Ik ben ervan overtuigd dat deze maatregel effect zal hebben om de spijbelcijfers terug te dringen. We hebben ingegrepen, maar uit de cijfers kun je afleiden dat die ingreep noodzakelijk is. Als je jongeren die uit een traumatische situatie komen, niet begeleidt, krijg je gemakkelijker spijbelgedrag.
Een tweede groep waar het spijbelgedrag zeer groot is, is bij de groep van leerlingen uit het deeltijds beroepssecundair onderwijs (dbso). Bijna de helft van de leerlingen is op een schooljaar meer dan dertig halve dagen problematisch afwezig. Ook hier plannen we met het duaal leren in de aanloopfase een reorganisatie binnen het dbso, die hopelijk ook wat effecten zal hebben. Voor mij is het echt wel van belang dat, als je onderwijs volgt, er altijd een finaliteit is, ook in het dbso. Dat betekent dat er ook een doel moet zijn: ofwel voltijds onderwijs, ofwel een beroep aanleren, of duaal leren.
Meer algemeen, los van de specifieke context dbso of OKAN, zijn de redenen waarom jongeren spijbelen, heel divers. De voornaamste oorzaken van spijbelen zijn een gebrek aan binding met de school, zittenblijven en een verkeerde studiekeuze. Ook de rol van de ouders is cruciaal. Het actieplan Samen tegen Schooluitval speelt hierop in. En zo kom ik terug bij uw vraag. Als ik morgen de cijfers op het internet zet en ik geef ze u nu niet, dan zou u mij dat kwalijk nemen.
Zo krijgt zittenblijven voortdurende beleidsaandacht. We zien duidelijk in de cijfers dat leerlingen die een jaar moeten overdoen, meer kans maken op problematisch spijbelen. Problematisch spijbelen leidt dan weer tot vroegtijdig schoolverlaten en ongekwalificeerde uitstroom. Daarom sensibiliseren we scholen over de negatieve gevolgen van zittenblijven en wijzen hen op de waardevolle alternatieven van flexibele leerwegen. Ik had gisteren de nieuwe voorzitster van de Vlaamse Scholierenkoepel, Rania el Mard, op bezoek en ze getuigde nog hoe enthousiast ze hierover is omdat ze zelf zo'n flexibel traject volgt. En de inspanningen lonen: het aantal zittenblijvers is de voorbije vijf jaar steeds verder gedaald.
Goede studiekeuzebegeleiding is daarin ook een belangrijke component. Samen met Onderwijskiezer bouw ik aan een reflectie-instrument waarmee jongeren zicht krijgen op de leerweg die het best bij hen aansluit, om een kwalificatie met finaliteit hoger onderwijs of arbeidsmarkt te behalen.
Het gebrek aan binding met de school en het werken aan een verbindend schoolklimaat zijn andere aandachtspunten. We zien dan ook dat in enkele netwerken Samen tegen Schooluitval acties opgezet worden om die binding met de scholen te versterken. Ook artsen zijn een belangrijke partner in de problematiek van spijbelgedrag. Er is een vormingspakket voor artsen opgemaakt, om het probleem van twijfelachtige medische attesten aan te pakken. Dat pakket heb ik laten vernieuwen en updaten naar de huidige regelgeving, zoals de vijf B-codes.
Tot slot is er ook de rol van de ouders. Uit een bevraging van de GO!-ouderkoepel blijkt dat ouders een andere definitie hanteren van spijbelen dan wij. Kort door de bocht: ‘Wanneer ik als ouder weet waar mijn kind is, is het niet aan het spijbelen’. Dat is natuurlijk niet correct. Er zijn dan ook jongeren die spijbelen, waarbij de ouders op de hoogte zijn. Dat bleek ook uit het onderzoek van Bram Spruyt en Gil Keppens naar het profiel van spijbelaars, een zeer interessant en recent onderzoek, met de welluidende titel ‘Van occasionele tot reguliere spijbelaar: een onderzoek naar het profiel van spijbelaars en de invloed van school en omgeving op het spijbelen.’ In twee van de drie profielen van spijbelaars zien ze dat de leerling spijbelt waarbij de ouder op de hoogte is. Het is alvast heel belangrijk dat scholen en CLB kort op de bal spelen, en ouders contacteren zodra een leerling problematisch afwezig is. In de overeenkomst met de ouderkoepels heb ik opgenomen dat ze een sensibiliserende rol opnemen in het kader van luxeverzuim. Maar ook wij, volksvertegenwoordigers en de maatschappij, moeten blijvend het signaal geven dat spijbelen niet kan en ernstige gevolgen kan hebben voor de toekomst van jongeren.
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Minister, dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik ben heel blij te vernemen dat een deel van die acties ondertussen gerealiseerd is of loopt. Preventie blijft inderdaad, zoals u aangeeft, zowel bij jongeren als bij ouders een heel belangrijk punt.
Ik ben blij dat de OKAN-leerlingen worden gevolgd door de vervolgcoaches en niet andersom.
Goed, we zullen zien. Laat ons hopen dat de maatregelen die nu al genomen zijn, leiden tot een daling van de cijfers. We gaan dat blijven opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.