Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Celis heeft het woord.
Voorzitter, we blijven enthousiast en optimistisch. Ook al zijn de cijfers van het Strategisch Plan Geletterdheid misschien niet altijd van dien aard.
Minister, in 2005 werd een eerste Plan Geletterdheid door de Vlaamse Regering goedgekeurd. Dit plan zette de bakens uit voor een duurzaam Vlaams geletterdheidsbeleid. In 2012 keurde de Vlaamse Regering een tweede Strategisch Plan Geletterdheid Verhogen goed. Dat liep van 2012 tot 2016. Nu is het derde plan goedgekeurd. Geletterdheid omvat de competenties om informatie te verwerven, te verwerken en gericht te gebruiken. Concreet betekent dit dat men met taal, cijfers en grafische gegevens kan omgaan en dat men gebruik kan maken van informatie- en communicatietechnologie (ICT).
De Vlaamse overheid sloot samen met de sociale partners en het georganiseerde middenveld in 2009 een nieuw toekomstpact voor Vlaanderen: Pact 2020. De Pact 2020-doelstellingen werden in het voorjaar van 2015 bijgewerkt. Een van de doelstellingen uit het Pact 2020 is het beperken van de laaggeletterdheid tot 3 procent. Uit de meting van de kernindicatoren in 2016 blijkt dat het percentage laaggeletterden van 16 tot 65 jaar tussen 1996 en 2012 daalde van 15 naar 14,8 procent. Dat is dus bijzonder weinig.
In het nieuwe Strategisch Plan Geletterdheid 2017-2024 worden de doelstellingen van het Pact 2020 significant bijgesteld: het streefdoel is nu 10 procent te bereiken in 2022.
Minister, hoe is men tot de bijstelling van het percentage gekomen? Welke wetenschappelijke onderbouwing steekt daarachter? Om welke redenen is de daling van de laaggeletterdheid niet ingezet, al de geleverde inspanningen ten spijt? Hebt u al zicht op de cijfergegevens van na 2012? Komt het nieuwe plan tegemoet aan de vastgestelde knelpunten uit de evaluatie van het vorige plan Geletterdheid, waaronder de stroeve samenwerking tussen verschillende partners, het ontbreken van een duidelijke trekker en de onduidelijkheid over het eigenaarschap van verschillende maatregelen? Zullen de toekomstige inspanningen jaarlijks worden gemonitord en, zo ja, door wie? Op welke manier zal dit gebeuren?
Minister Crevits heeft het woord.
De onderzoeksbronnen op basis waarvan de 3 procentdoelstelling zou moeten gehaald worden, werden pas geïdentificeerd na het stellen van deze doelstelling. Het betreft het International Adult Literacy Survey (IALS) en zijn opvolger het Programme for the International Assessment of Adult Competencies (PIAAC). Dit zijn twee grootschalige internationale onderzoeken naar de taalkundige en numerieke vaardigheden van volwassenen die essentieel zijn voor een volwaardige deelname aan de huidige kennismaatschappij en voor het kunnen meedraaien in een technologierijke omgeving en op de arbeidsmarkt. PIAAC wordt georganiseerd door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en laat een vergelijking toe met andere landen. Dit zijn momenteel de enige onderzoeken waarop Vlaanderen zich baseert voor globale cijfers over de geletterdheidscompetenties van zijn bevolking.
Het behalen van PIAAC-niveau 2 wordt daarbij als norm gehanteerd. PIAAC definieert dit niveau 2 als benchmark voor functionele geletterdheid. Volwassenen die onder dit niveau presteren, worden beschouwd als laaggeletterd. Op basis van die norm was ongeveer 1 op 7 of 15 procent laaggeletterd.
Mijn administratie heeft destijds op een werkoverleg gesignaleerd dat de doelstelling van 3 procent volgens deze bestaande normen evident niet haalbaar is. Als je eerst een doelstelling vastlegt en pas achteraf gaat bekijken hoeveel procent er nu eigenlijk laaggeletterd is, is dat een vreemde manier van werken. Maar het is zo gebeurd.
Geen enkel OESO-land komt nog maar in de buurt van de 3 procent. Nederland scoort iets beter dan Vlaanderen, met een percentage van 11,7 procent. Frankrijk en Duitsland scoren dan weer iets minder goed, met percentages van respectievelijk 21,5 en 17,5 procent. Het OESO-gemiddelde bedraagt 15,5 procent. Wij zitten dus met 15 procent ongeveer op het OESO-gemiddelde.
Er is veel werk aan de winkel, maar ik geef maar mee hoe die 3 procent er plots is gekomen en hoe we dan pas nadien eigenlijk een zicht hebben gekregen.
Een andere mogelijkheid die interessant om te bekijken, is de geletterdheidsnorm te verlagen naar niveau 1 van PIAAC en de 3 procent uit het Pact 2020 daartegen af te zetten. Het niveau onder 1 is het laagste niveau van geletterdheid. Volwassenen die onder het eerste niveau presteren, zijn wel in staat om teksten te lezen. Laaggeletterdheid mag niet worden verward met analfabetisme, maar die mensen beschikken niet over de vaardigheden om de eenvoudigste geletterdheidstaken tot een goed einde te brengen. In dat geval, dus als je niveau 1 neemt, haalt Vlaanderen in PIAAC al 2,9 procent. Het OESO-gemiddelde ter zake is 3,2 procent. Dat maakt dat de doelstelling in Vlaanderen allang is behaald en dan niet ambitieus genoeg zou zijn. Als je dus niveau 1 neemt, zijn we er allang, als je niveau 2 neemt, is er nog veel werk aan de winkel.
Bovendien pleit ik absoluut tegen de normverlaging naar niveau 1, omdat er in Vlaanderen intussen een consensus is dat niveau 2 de minimumvereiste is om volwaardig te kunnen deelnemen aan de samenleving. Denk ook aan de PISA-testen (Programme for International Student Assessment): daar heb je ook niveau 1, 2, 3 bij 15-jarigen. De laaggeletterdheidsdiscussie is er net gekomen naar aanleiding van PISA, waar we ook eigenlijk niveau 2 als basis nemen om te kunnen functioneren in de samenleving.
Daarom stellen we in het kader van het nieuwe plan voorop dat we de laaggeletterdheid willen doen dalen tot 10 procent van de bevolking tegen de volgende PIAAC-meting in 2022. Ik pleit er dus niet voor om naar niveau 1 te gaan, al zou me dat politiek comfort geven, maar om op niveau 2 te blijven en naar 10 procent te gaan.
Hoe komt het dat we staan waar we staan? PIAAC en voorloper IALS zijn de enige gegevensbronnen waarover we beschikken om betrouwbare uitspraken te doen over het globale niveau van geletterdheid in Vlaanderen. De volgende meting is voorzien voor 2022. De resultaten zullen we in oktober 2023 hebben, maar we moeten natuurlijk nog beslissen over de deelname aan die tweede PIAAC-cyclus, en dat gebeurt in samenwerking met en met cofinanciering van het beleidsdomein Werk en Sociale Economie (WSE). Ik hoop dus dat daarvoor ook in de budgetten zal worden voorzien.
De vaststelling dat het percentage laaggeletterden niet is gedaald in de periode 1997-2012, vind ik ook teleurstellend. Ik deel die analyse met u. Die vaststelling mag, gelet op de vorige sprekers in de vorige vragen, echter zeker niet worden aangegrepen om de moed te verliezen. Die moet ons net stimuleren om verdere inspanningen te doen. De PIAAC-bevindingen staan niet alleen. Ook vanuit andere bronnen krijgen we signalen dat we dit toch ernstig moeten nemen. De vaststelling mag niet worden geïnterpreteerd als een bewijs dat de door de vele betrokkenen geleverde inspanningen niet zouden lonen. Zonder die inspanningen was het percentage laaggeletterden waarschijnlijk niet gestagneerd, maar gestegen. De maatschappelijke uitdagingen zijn de jongste jaren immers niet kleiner geworden. Dat weet u ook, mevrouw Celis. Laaggeletterdheid is een probleem met vele oorzaken en de evolutie van het percentage van geletterdheid op het macroniveau is zo mogelijk nog complexer. Er is de veranderende maatschappelijke en sociaal-culturele context. Om een voorbeeld te geven, op basis van het PIAAC-onderzoek weten we dat migranten in Vlaanderen een relatief hoge kans hebben om laaggeletterd te zijn. Het aantal migranten is de jongste twintig jaar enorm toegenomen. Daartegenover staat het feit dat het percentage laagopgeleiden in die periode is gedaald, mede dankzij de verlenging van de leerplicht in de jaren 80. Als je een grote instroom hebt van mensen die de taal niet spreken, dan heb je dat dus natuurlijk een tijd. Het kan dus best zijn dat de inspanningen wel veel hebben geholpen, maar dat de instroom gewoon ook groter is geworden. Daar moeten we ook rekening mee houden.
U vroeg dan of het nieuwe plan tegemoetkomt aan de knelpunten. Ons Strategisch Plan Geletterdheid 2017-2024 is tot stand gekomen in een participatief proces met een grote input uit een wetenschappelijk syntheseverslag. We werken op drie sporen. Alle relevante beleidsdomeinen van de Vlaamse overheid en sleutelorganisaties hebben we mee betrokken. Als bijlage bij dit antwoord zal ik ook een lijst met alle organisaties geven. Ook de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) werd betrokken bij de opmaak van het ontwerp van strategisch plan. Op die manier werd de samenwerking met alle bestaande partners verder uitgebouwd en versterkt, en werden ook nieuwe partners aangesproken op hun verantwoordelijkheid. Daarnaast werd er een aparte workshop georganiseerd met vertegenwoordigers van de centra voor basiseducatie en de centra voor volwassenenonderwijs. De laaggeletterden zelf zijn ook betrokken bij het beleidsproces, zoals expliciet werd opgeworpen in de beleidsevaluatie van het vorige geletterdheidsplan. Dat gebeurde middels een bevraging van de cursisten in de basiseducatie. Om en bij de driehonderd cursisten hebben deelgenomen aan die bevraging. U weet, of u zult dat ook zien, dat de resultaten ook als bijlage zijn opgenomen bij het plan. Op die manier kregen we vijf strategische doelstellingen, die we nu verder willen concretiseren. Dat zal gebeuren via een engagementsverklaring in het voorjaar van 2018. We zullen uiteraard ook op tijd en stond evalueren.
Hoe gaan we de inspanningen monitoren? We hebben globaal voor het plan en per strategische doelstelling streefcijfers opgenomen. Daarnaast streven we naar een engagementsverklaring waarin we 20 tot 25 heel concreet geformuleerde SMART-acties (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden) zullen opnemen. SMART impliceert dat ze meetbaar zijn, dat we dus kunnen meten of het beter wordt of niet. Er is ook een projectleider aangesteld. Zij rapporteert halfjaarlijks aan mij over haar werkzaamheden. Haar rapporten kunt u allen terugvinden op www.platformgeletterdheid.be.
Met het nieuwe plan kiezen we ervoor om blijvend in te zetten op het verhogen van de geletterdheid in de samenleving. Het onderwijs kan de problematiek van laaggeletterdheid niet alleen aanpakken. Wat het onderwijs zelf betreft, wil ik nog op iets wijzen. De regering heeft bij de hervorming van de centra voor basiseducatie en het volwassenenonderwijs gevraagd te focussen op de doelgroep van de laaggeletterden. Dat wordt een belangrijke kansengroep, die meer moet worden bereikt. U weet dat we ook open-end gaan financieren als laaggeletterden worden opgeleid. Dat kan een belangrijke incentive worden, ook voor de centra voor basiseducatie.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het uitvoerig antwoord. Ik ben blij dat u de ambitie deelt om iedereen mee te nemen in een sterk geletterdheidverhaal. Vroeger omvatte dat lezen en schrijven, en nu is het belangrijk dat ook de digitale geletterdheid als een basisvaardigheid wordt beschouwd.
U verwijst naar de doelstellingen voor 2020. We moeten die blijven vooropstellen en het klopt helemaal dat we de onderzoeken die voorafgaan aan nieuwe initiatieven om een derde strategisch plan te schrijven in hun context moeten bekijken. De vergelijking van cijfers is niet altijd een eenvoudige zaak, en die percentages zetten je vaak enigszins op het verkeerde been. Het hangt ervan af wat je met elkaar wenst te vergelijken.
Minister, ik heb de vijf strategische doelstellingen gelezen in het strategisch actieplan. Ze zijn perfect uitgewerkt en het is zeer interessant om daarmee aan de slag te gaan. Ik lees ook in het strategisch actieplan dat u de partners op hun verantwoordelijkheid zal aanspreken. Hoe ziet u de samenwerking met die partners? Is daar concreet al iets van bekend en wat verwacht u daarvan? Er wordt een lijst van partners opgegeven. Geeft dat veel persoonlijke vrijheid of moet ik dat veeleer zien in een samenwerkingsverband? Wat bedoelt u eigenlijk met de verantwoordelijkheid waarop ze aangesproken kunnen worden?
De heer De Meyer heeft het woord.
In het strategisch plan staat vermeld dat het succesvol uitvoeren van het plan geletterdheid de verantwoordelijkheid is van veel beleidsdomeinen en van veel actoren, en niet alleen van onderwijs.
Minister Crevits heeft het woord.
Het is inderdaad een werk van velen. We hebben de lijst van al wie we bevraagd hebben bijgevoegd, maar daarnaast is het zo dat als we die smart-doelstellingen formuleren, we dat ook samen met partners doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.