Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Landuyt heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik ben altijd blij als er een vraag om uitleg ontvankelijk verklaard wordt. Ik heb intussen geleerd dat het beter is eerst schriftelijke vragen in te dienen en nadien pas een vraag om uitleg, dus eigenlijk een politieke vraag. Ik hoop dat u aan de vaste voorzitter van deze commissie wilt doorgeven dat ik hiermee mijn best gedaan heb om de spelregels van het Vlaams Parlement maximaal na te leven.
Ik heb die vraag ook ingediend in samenspraak met het federale parlement, omdat we inzake flitspalen toch met een bevoegdheidsverdeling zitten tussen het Vlaamse en het federale niveau.
Er zijn van die zondagen dat er nieuwe flitspalen worden aangekondigd. Maar er is ook de vaststelling dat heel wat flitspalen niet functioneren. Dit is wel vervelend, in die mate dat er meer en meer sprake van is. Beleidsmatig hebben we daar geen goed zicht op.
Ik heb vragen gesteld om te weten te komen wie daar nu het overzicht op houdt. Minister, op mijn eerste schriftelijke vraag over de defecte flitspalen op gewestwegen antwoordde u dat er op dit ogenblik geen volledig overzicht is van de factoren die aan de basis liggen van de talrijke defecte plaatsen, van de impact daarvan op de flitspalenstrategie, en van de kosten voor herstellingen of herijkingen van de flitspalen. Een overzicht van het aantal geregistreerde snelheidsovertredingen kon het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) niet geven, aangezien de exploitatierol bij de lokale of federale politie ligt.
Afspraken daarover worden tussen de betrokken overheden vastgelegd in een protocol, zo blijkt uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag van 6 juli 2017. Voor elke installatie van een flitspaal of trajectcontrole worden in een protocol afspraken vastgelegd tussen de betrokken partijen. Ook afspraken met betrekking tot de rapportering over het gebruik zijn daarin opgenomen. Hoewel het in de bestaande werkgroep Handhavingssystemen al vaak aan bod kwam, ontbreekt tot op heden een doeltreffende systematische rapportering. We weten met andere woorden niet goed of het al dan niet een effect heeft indien we flitspalen bijstellen, en ook niet of dat de juiste aanpak is.
U verwees naar de federale politie, die het probleem van gebrekkige rapportering en opvolging volgens u ging oplossen met een aankoopdossier. Ondertussen heeft mijn collega Annick Lambrecht, u citerend, aan uw collega, minister Jambon, een vraag gesteld over dat aankoopdossier in het federale parlement. Minister Jambon wijst fijntjes – of wijst – op de verantwoordelijkheid van AWV, dat verantwoordelijk is – wat evident is – voor het onderhoud van de flitspalen. Bij een defect kan de politie enkel maar het defect melden bij AWV. Over initiatieven betreffende rapportering was hij minder duidelijk dan u.
Uit alle antwoorden op mijn schriftelijke vragen blijkt dat er vandaag geen adequate opvolging is van de werking van de flitspalen. Er is geen duidelijkheid over de factoren die ervoor zorgen dat de flitspalen niet meer werken. Er is ook geen zicht op hoeveel snelheidsovertredingen er vastgesteld worden per flitspaal of per trajectcontrole. Het is blijkbaar moeilijk om gegevens te verzamelen om een beleid op te baseren. Bovendien wijzen beide overheden – dus zowel u als federaal minister Jambon – blijkbaar naar elkaar inzake verantwoordelijkheid.
Gaat u dit opnemen met uw federale collega-minister van Mobiliteit of met de minister van Binnenlandse Zaken, bevoegd voor de politie, om een goede werking van de flitspalen en trajectcontroles in de toekomst te garanderen? Dit is eigenlijk de vraag of u soms met minister Jambon spreekt. Gaat u minister-president Bourgeois, wanneer hij in het land is, aansporen om, vanuit zijn hoedanigheid als minister van Justitie, overleg te plegen met zijn federale collega over de prioriteiten van politie en parket inzake flitsen?
Ik stel die vragen vanuit de bezorgdheid hoe we een flitspalenbeleid kunnen voeren als we niet met elkaar afspreken en als we geen gegevens hebben waarop we ons kunnen baseren.
Minister Weyts heeft het woord.
Mijnheer Landuyt, het zal in uw hart liggen, maar het beeld dat u schetst is somberder dan de realiteit. Gelukkig maar. U peilde in uw schriftelijke vraag naar de middelen voor herstellingen en herijkingen in de toekomst per provincie. U overschat daarin wel wat mijn talenten en kwaliteiten. Wij kunnen onmogelijk bij voorbaat nu al weten waar er zich technische defecten zouden kunnen voordoen. Daarom kan ik u dat inzicht niet verschaffen. Ik moet u het antwoord op die vraag schuldig blijven.
Het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) heeft natuurlijk wel een gedetailleerd overzicht van de werking van alle installaties. Dat is één bestand. Systematisch wordt ook alle beschikbare informatie verzameld in een centrale databank. We doen dat op basis van zowel meldingen van gebruikers als klachten van lokale besturen, van vaststellingen en bevindingen gedaan door de onderhoudsaannemer tijdens het onderhoud, dat ook zowel preventief als correctief kan zijn, maar ook van de vaststellingen van de keuringsinstelling die de metrologische conformiteits- en periodieke keuringen van de installaties moet verrichten. Als er dus meldingen zijn over een disfunctioneren, dan wordt dat allemaal gebundeld in die ene centrale databank.
U weet dat we resoluut de kaart trekken van de digitalisering als het gaat over de bestaande flitspalen. Ongeveer 75 procent van de toestellen in gebruik werkt nog steeds met de klassieke filmrolletjes, met alle gevolgen van dien, met alle administratieve last, maar ook gewoon personeelslast van dien. Die rolletjes moeten echt fysiek worden vervangen. We willen de sprong maken naar digitalisering, en waar mogelijk maken we meteen ook de kwantumsprong naar het toepassen van trajectcontrole, eigenlijk volgens het principe ‘last in, first out’. Als we die klassieke flitspalen vervangen, gaan we dus niet alleen zorgen voor een digitalisering: als we dan toch bezig zijn, proberen we ook onmiddellijk te zorgen voor trajectcontrole, wat impliceert dat je dan natuurlijk niet op één paal, maar op twee palen moet werken. Ofwel werk je met een bestaande flitspaal, als die in de buurt is, ofwel moet er dan een worden bijgeplaatst.
Ik denk dat de rolverdeling tussen het gewest en de federale overheid duidelijk is. Van Vlaamse kant wordt gezorgd voor de plaatsing en het onderhoud van de palen en de toestellen. De politie zorgt voor de exploitatie, zorgt ervoor dat de pv’s worden opgesteld. Het parket stelt dan de overtreding vast en vervolgt. Bij de plaatsing van nieuwe camera’s wordt er altijd een protocol afgesloten tussen de respectieve overheden, waarbij wij dan worden vertegenwoordigd door het AWV.
Bij de opmaak van de federale Kadernota Integrale Veiligheid en het Nationaal Veiligheidsplan hebben wij vanuit Vlaanderen natuurlijk ook onze prioriteiten op het vlak van verkeersveiligheid meegegeven. Onze minister van Justitie heeft dus op Vlaams niveau vervolgingsprioriteiten meegegeven. Vanzelfsprekend zit de aanpak van overdreven snelheid daar als belangrijk aandachtspunt in. We willen ook met de uitbreiding van het aantal trajectcontroles langs de autosnelwegen en de gewestwegen maximaal bijdragen aan de doelstellingen inzake het automatiseren van de verkeerscontroles uit het Nationaal Veiligheidsplan. We doen dus ook onze duit in het zakje op het vlak van de extra trajectcontroles, op het vlak van de digitalisering, maar ook op het vlak van het verbeteren van de operationaliteit van de bestaande flitspalen. Daar hebben we toch een gestage vooruitgang. Ik denk dat we bij het aantreden in 2014 konden spreken van een werking van maar 69 procent, dus 69 procent van de flitspalen werkte. Ik heb me toen ook geëngageerd tot een verbetertraject ter zake, met als finaal doel ongeveer 85 procent. Je hebt immers natuurlijk altijd een gewone uitval. Nog los van technische mankementen gaat het dikwijls over aanrijdingen en vernielingen in het kader van vandalisme, of bepaalde flitspalen functioneren gewoon niet, zijn niet in werking gesteld omdat er een omleiding is, omdat er werken bezig zijn of dergelijke. Je moet dus toch altijd rekening houden, denk ik, met ongeveer 15 procent niet-functioneren.
In april van dit jaar zaten we al aan 80 procent en we zullen zeker naar ongeveer 84 procent gaan. De meest recente cijfers geven aan dat we nu op 82,5 procent zitten. We zijn dus echt op schema wat de realisatie van die doelstelling betreft.
De heer Landuyt heeft het woord.
Voorzitter, waarde collega’s, ik ben al een heel stuk minder somber, maar ik zal later nog een paar vraagjes stellen.
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, ik denk dat het belangrijk is dat u die omslag maakt naar radicaal digitaal. De betrouwbaarheid verhoogt, dus de handhaving krijgt ook scherpere tanden wat dat betreft. Echter, zoals mensen ook feilbaar zijn, weten we allemaal vanuit onze werkomgeving dat alles wat met de technologie te maken heeft, evenzeer zijn gebreken kan hebben, en zijn slechte dagen. De ambitie om dat op te krikken richting 84 procent en verder dient de geloofwaardigheid alleen maar. Uiteindelijk staat of valt elk reglementair beleid immers ook met de opvolging en de handhaving. Ik denk dus dat u ter zake op het juiste spoor zit.
De heer Van Miert heeft het woord.
Voorzitter, ik was een beetje verbaasd dat deze vraag vandaag hier ook weer op de agenda staat. Minister, ik heb immers eigenlijk exact dezelfde vraag gesteld aan u, op 26 april, in de plenaire vergadering. Ik kreeg toen 80 procent als cijfer door u meegedeeld. Ik ben wel blij om te vernemen dat we nu al iets hoger zitten.
Ik sluit me graag aan bij collega Keulen: we moeten die weg van de digitalisering verder blijven inslaan. Ik denk dat, zodra er sprake is van 85 à 90 procent goed werkende installaties, je dan toch wel van een betrouwbaar systeem kunt spreken, en dat ook het vertrouwen van de burger in de werking en de opvolging van die handhaving dan zeker een feit is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.