Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Wij heten de leerlingen die deelnemen aan de Zuiddag van harte welkom in deze commissie. Ik hoop dat zij een boeiende dag beleven en ontdekken hoe het parlement werkt en hoe een dag van een Vlaams volksvertegenwoordiger en een Vlaams minister er uitziet. Heel erg welkom.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, zorgbeleid is duidelijk verplicht in elke school. Bij doorlichting of inspectie moet het ook duidelijk aantoonbaar zijn dat elke school – dus niet enkel de scholen voor buitengewoon onderwijs – een zorgbeleid voert. In de scholen voor gewoon en buitengewoon basisonderwijs bestaat daarvoor het specifieke ambt van zorgcoördinator op het niveau van basisonderwijs. In de bespreking van de commissie van donderdag 20 april 2017 stelde collega Krekels zelfs dat het ambt ‘zorgcoördinator’ in de basissokkel van omkadering voor elke basisschool zou moeten zitten.
Uiteraard is ook in het secundair onderwijs een zorgbeleid nodig, maar in het gewoon of het buitengewoon secundair onderwijs bestaat het ambt van zorgcoördinator niet. De zorgtaken en de coördinatie die ermee samenhangt, worden daar opgenomen door leerkrachten, ondersteunend personeel en directie. In sommige gevallen is het daardoor dan niet mogelijk om die coördinatie toe te vertrouwen aan een personeelslid met een specifiek diploma.
Minister, is het wenselijk of nuttig om ook in het secundair onderwijs het ambt van zorgcoördinator in te voeren, zeker rekening houdend met het M-decreet? Zo ja, zullen daartoe onderhandelingen gestart worden met de sociale partners?
In de omzendbrief NO/2017/02 over ondersteuningsnetwerken staat vermeld welke ambten kunnen worden ingericht ten behoeve van de netwerken en de samenwerking met de gewone scholen. Het gaat onder meer om ambten leraar, kinesitherapeut, dokter, logopedist, psycholoog en zo meer. Het ambt van zorgcoördinator is daar niet in opgenomen, ook niet als het gaat om personeel dat aan een basisschool wordt aangesteld. Is daar een specifieke motivatie voor?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega's, in het voorontwerp van decreet betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding is geen ambt ingeschreven voor de aanstelling van een leerlingbegeleider. In het voorontwerp is bepaald dat een school binnen haar personeelskader een of meer personeelsleden aanwijst die geheel of gedeeltelijk met leerlingenbegeleiding zijn belast. Er is bewust niet voor gekozen om een ambt hiervoor in te schrijven om zo de schoolbesturen voldoende flexibiliteit te geven. In het secundair onderwijs kan dit bijvoorbeeld via de puntenenveloppe voor het ondersteunend personeel.
Het voorontwerp van decreet wordt op dit ogenblik onderhandeld met de sociale partners en moet ook nog terugkeren na onderhandelingen.
Bij het samenstellen van de personeelsformatie voor de ondersteuningsnetwerken wordt aan in casu het bestuur van de school voor buitengewoon onderwijs een grote mate van vrijheid gegeven om de profielen aan te werven die het het meest geschikt acht om de taak van ondersteuner uit te voeren. Tegelijkertijd is ervoor gekozen om zo dicht mogelijk bij de bestaande situatie te blijven en zo ook maximaal in te zetten op de bestendiging van de expertise en de tewerkstelling van personeelsleden die vorig jaar in het geïntegreerd onderwijs (gon), het inclusief onderwijs (ion) of de waarborg aangesteld waren. Het ambt van zorgcoördinator was daar niet bij opgenomen.
De ondersteuningsmiddelen worden als extra lestijden en extra uren toegekend aan de scholen buitengewoon onderwijs. Zij kunnen deze middelen dan ook enkel aanwenden binnen de ambten en personeelscategorieën die mogelijk zijn binnen dat omkaderingspakket. Het ambt van zorgcoördinator zit in de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel en de omkadering ervan gebeurt via de puntenenveloppe.
De komende drie jaar zal, samen met de sociale partners, worden nagegaan of er aanpassingen nodig zijn voor het statuut van de personeelsleden in de ondersteuningsnetwerken. Die drie jaar is er gekomen op vraag van de sociale partners, om rustig een mogelijke bijsturing aan de statuten te kunnen doen.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, ik onderschrijf dat u zegt dat u opteert voor een grote mate van vrijheid voor de scholen. Toch denk ik dat, als men in een ambt van zorgcoördinator voorziet, dit niet strijdig is met het principe van de vrijheid die u vooropstelt. Het is dan aan de scholen zelf om te kiezen op welke wijze zij dit invullen. Daardoor is er toch wel heel specifiek aandacht in surplus als ook dit ambt er is. Dat is mijn mening.
Ik noteer wel dat u, wat betreft de ondersteuningsnetwerken, het hoegenaamd niet uitsluit en dat er in de loop van de volgende drie jaar een evaluatie zal komen. Ik dring er persoonlijk toch op aan dat men dit mede in overweging zou nemen.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, ik neem natuurlijk de gelegenheid te baat om toch nog eens te kunnen en mogen pleiten om een zorgcoördinator in de basissokkel van het basisonderwijs op te nemen, zeker omdat het zorgbeleid nu ook een van de punten wordt waarop de inspectie zal beoordelen, waardoor een zorgcoördinator meer dan ooit een spilfiguur zal worden in het zorgbeleid van een school.
En ik zou ook durven voorstellen om, afhankelijk van het aantal extra leerlingen, ook te durven kijken naar de mate waarin leerlingen presteren, en daarop het aantal extra zorguren te baseren.
Ik denk bijvoorbeeld ook aan wat in het onderzoek van het Rekenhof toch wel sterk naar voren kwam: het leerlingvolgsysteem en de manier waarop scholen die daar sterk op scoren, ook succesvol zijn, ook naar dat gelijkekansenonderwijs. Ik zou er dus opnieuw voor durven pleiten om opnieuw die scores van het leerlingvolgsysteem (LVS) mee te nemen, zowel voor de leerlingen die onderpresteren als de leerlingen die bovenpresteren, en die aantallen mee te nemen in de berekening van het aantal zorguren.
En dan zou ik die puntenenveloppe toch ook iets soepeler durven hanteren. Nu moeten er heel veel leerlingen zijn om een voltijdse zorgcoördinator te kunnen aanstellen. Ik zou ervoor willen pleiten om dat soepeler te durven of te kunnen berekenen. Want nu heeft men zeshonderd leerlingen nodig voor een voltijdse zorgcoördinator. Dat zijn toch wel heel veel leerlingen voor één persoon, zeker als het zorgbeleid meer en meer een belangrijk gegeven wordt.
U hebt al verwezen naar de evaluatie van de ondersteuningsnetwerken. We kunnen die inderdaad meenemen en naast het zorgbeleid van de scholen leggen, zowel uit het basisonderwijs als uit het secundair onderwijs. Zo kunnen we kijken in welke mate dat die in de toekomst misschien toch meer kunnen samenvloeien. Ik hoor dat de noden die bij de eerste evaluaties worden meegegeven, neigen naar extra noden voor extra structuren, qua organisatie en coördinatie. Ik ben er toch wat bang voor dat er dan uren zullen verdwijnen in die structuren, terwijl we er toch allemaal voor hebben gepleit om die uren zo veel mogelijk in de klas te brengen. Kunt u dit bij de evaluatie zeker meenemen?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik zal heel kort reageren.
Ik vind het op zich een interessante vraag. Maar, zoals mevrouw Krekels aangeeft, is er een verschil tussen basisonderwijs en secundair onderwijs wat de totale omkadering betreft. Ik stel vast dat heel veel secundaire scholen vandaag al een eigen leerlingenbegeleiding hebben uitgebouwd. Veelal is dat ooit begonnen met een groene leerkracht. Maar nu zijn dat meestal volwaardige cellen leerlingenbegeleiding, hetzij op puntenenveloppe, hetzij in bpt-uren (bijzondere pedagogische taken) enzovoort.
We moeten opletten dat we door het organiseren van een statuut niet de huidige werkingen moeilijker zullen maken. Ik wil daar toch een voetnoot bij plaatsen, als u dat verder zou onderzoeken. Dat is één.
Twee, als we inderdaad coördinatoren aanstellen, is het vooral belangrijk – ook collega Krekels heeft daarop gewezen – dat mensen bezig zijn met ondersteuning van leerlingen en leerkrachten, en dat ze niet hun tijd gaan steken in coördinatie en papierwerk. En als er papierwerk is, moeten ze het ons zeker melden. In het licht van Operatie Tarra lijkt mij dat cruciaal.
Ik plaats er toch de voetnoot bij om de huidige werking te kunnen voortzetten in de vrijheid die er is.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, ook ik wil kort reageren en daarbij aanpikken op ons symposium van gisteren, georganiseerd door collega Vandenberghe. We hadden daarbij de eer om u te gast te hebben.
De directies basisonderwijs hebben daar ook hun eigen noden – ik zou het bijna zorgnoden durven noemen – vertolkt.
Het is waar wat collega Daniëls zegt: het zorgbeleid en het leerlingenbeleid in het secundair onderwijs is anders georganiseerd dan in het basisonderwijs. Maar het basisonderwijs is bij uitstek het geïntegreerd onderwijs. Daar is toch duidelijk de noodkreet geuit voor een versterking van het beleidsvoerend vermogen in scholen. En dan is het evident – denken wij – dat de zorgcoördinatie daarvan een integraal onderdeel uitmaakt. Het is inderdaad zo dat nog heel wat schooldirecties vandaag ook halftime zorgcoördinatie doen of een eigen lesopdracht moeten vervullen. We denken dat dat niet optimaal is en dat we daar in versterking moeten voorzien. Want elke school zal een geïntegreerd zorgbeleid moeten uitrollen. Daarin kan een figuur als een zorgcoördinator uiteraard een belangrijke rol spelen.
De lat van zeshonderd leerlingen ligt inderdaad nogal hoog. Bij de evaluatie van de nieuwe zorgondersteuningsnetten pleiten we ervoor om die zorg op schoolniveau maximaal te integreren. Het kan het welslagen van het M-decreet enkel maar bevorderen.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik ga even in op alle suggesties. Ten eerste – en ik hoor dat de meeste collega’s dat ook onderschrijven – vind ik het van belang dat de vrijheid om het te organiseren, die er vandaag bestaat en waarnaar collega De Meyer en collega Daniëls verwijzen, ook in de toekomst blijft bestaan. Ik ben zeker bereid, collega Krekels, om bij de evaluatie een aantal componenten die u aanhaalt, mee te nemen. Ik heb wel begrepen dat de vraag naar coördinatie geen vraag is naar structuren. Want het is simpel: vragen staat vrij, maar ‘no way’, geen nieuwe structuur, ook niet voor mij. Ik denk dat we daar dezelfde zorg delen. Ik heb wel al begrepen dat het in het belang is van de ondersteuners dat er toch iemand is die coördineert wie in welke school moet zijn. Dat is vaak een hele puzzel om daarvoor te zorgen. En iemand moet zich daar wel mee bezighouden, om te vermijden dat het te weinig efficiënt zou zijn. Maar tussen deze vraag en de vraag naar een nieuwe structuur is er een wereld van verschil.
Ik kan leven met alles wat gevraagd wordt om te coördineren en dat in het belang is van de aanwezigheid van ondersteuners in de klas of bij de leraar. Maar als het gaat van: we gaan iets oprichten en daar moet dan een baas van zijn, dan vind ik dat moeilijk. Maar weet dat in de grootste netwerken honderden scholen samenwerken. Het vraagt dus wel een beetje coördinatie om dat allemaal te kunnen doen. Maar we hebben er bewust voor gekozen om de scholen buitengewoon onderwijs aan het stuur te zetten, net omdat we geen nieuwe structuur wensten. Dat wil ik zeker zo houden.
Wat het zorgbeleid op zich betreft, collega’s, weet dat we voor een grote uitdaging staan. In het nieuwe decreet Leerlingenbegeleiding is zorg op niveau 0 en niveau 1 voor de school. Alle scholen moeten daaraan werken. Ik heb wel vastgesteld dat er de voorbije jaren in het basisonderwijs enorme evoluties gebeurd zijn en dat heel wat basisscholen een goed uitgebouwd zorgbeleid hebben. Ik ben niet ongevoelig voor de vragen naar wat meer. Ik besef dat ook. We zijn ook een plan basisonderwijs aan het maken.
Mevrouw Gennez, ik apprecieer enorm dat collega Vandenberghe het gisterenavond ook gezegd heeft. Het geld valt niet als manna uit de bomen. We moeten prioriteiten stellen, we moeten kiezen wat de prioriteit krijgt in het plan basisonderwijs. Ik begrijp dat jullie ook prioriteiten hebben. Laat ons dat rustig met elkaar bespreken. Voor mij is de eerste prioriteit dat we die werkingsmiddelen kleuter/lager op niveau krijgen. Dat is mijn keuze. We kunnen wat zorg betreft veel doen. Al wat we extra geven kost natuurlijk geld, en dat zijn middelen die op de bestaande ‘open end’ komen.
Collega’s, we zullen daar zeker nog boeiende gesprekken over hebben. Ik neem de voorstellen zeker mee.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, de vrije invulling, daar moet ik niet op terugkomen, daar is eensgezindheid over.
Het is nogal duidelijk, als we praten over het ambt van zorgcoördinator, dat het niet gaat over een administratieve functie. Dit op deze wijze duiden, begrijp ik eigenlijk niet.
Ik noteer, minister, dat er een evaluatie komt wat betreft de ondersteuningsnetwerken en dat u de ruimte minstens openlaat.
Pleiten voor een zorgcoördinator is niet noodzakelijk een pleidooi voor meer geld, laat dat ook duidelijk zijn. Er zijn andere wijzen waarop men dit kan invullen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.