Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Ruimtelijke ordening en omgeving zijn te belangrijk om te vervallen in slogans: dat hebben we in deze commissie maar ook tijdens andere vergaderingen al vaker gezegd. Nochtans stellen we vast dat de Vlaamse Bouwmeester vaak geen blad voor de mond neemt en vervalt in felle uitspraken.
Dit keer was de aanleiding een enquête die Het Laatste Nieuws samen met Livios heeft georganiseerd bij vooral verbouwers. Uit die enquête bleek dat slechts 14 procent aangeeft in een stad te willen wonen. 78 procent van de ondervraagden ziet een vrijstaande woning als ideaal en 55 procent wil liefst landelijk of in een landelijk gelegen wijk wonen.
Daar komen wat reacties op. Zo waren er de heel uiteenlopende reacties van enerzijds de directeur van de Vlaamse Confederatie Bouw, de heer Marc Dillen, en anderzijds de Vlaamse Bouwmeester, de heer Leo Van Broeck. De heer Dillen zegt niet verrast te zijn door de resultaten. Hij geeft aan dat die resultaten in de lijn liggen van de enquête die de Vlaamse Confederatie Bouw een paar jaar geleden heeft laten uitvoeren en waaruit bleek dat de Vlaming vooral onder druk van budgettaire beperkingen kleiner is gaan bouwen. In een eerder persbericht gaf de heer Dillen ook aan dat de Vlaming vandaag in een woning woont die gemiddeld 27 vierkante meter kleiner is dan de 160 vierkante meter in 2000. Wie in een flat woont, moet het met 17 vierkante meter minder stellen dan de 83 vierkante meter in 2000.
De confederatie geeft aan dat deze daling vooral te wijten is aan de prijsstijgingen van de bouwgrond, die verdrievoudigd is sinds 2000 en aan de verstrenging van de normen inzake energieverbruik en ventilatie.
De reactie van de Vlaamse Bouwmeester is van een heel andere orde. Zo zegt hij dat als de Vlaming niet klaar is voor de betonstop, de planeet ook niet klaar is voor de mens als die zo verder doet. Hij zegt verder dat het hem niet kan schelen waar de Vlaming klaar voor is en dat vrijstaand bouwen crimineel is. Dat zijn uitspraken die we kunnen lezen in Het Laatste Nieuws van 12 september 2017. Die uitspraken stonden ook online. U begrijpt dan ook dat daar heel wat reacties op zijn gekomen, op het hele sociale mediaforum.
We hebben het in het verleden al vaker gehad over uitspraken van de Vlaamse Bouwmeester, die al meermaals voor ophef hebben gezorgd. Ook nu reageren heel wat mensen verbouwereerd en gechoqueerd op die uitspraken.
Het is een taak van de Bouwmeester, en dat staat duidelijk in het kerntakenplan dat de Vlaamse Regering heeft goedgekeurd op 31 maart, om te sensibiliseren, te communiceren en te zorgen dat er een draagvlak komt voor het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). Slogantaal is daar niet altijd de beste manier voor.
Minister, de woondroom die blijkt uit de enquête van Livios en Het Laatste Nieuws, staat haaks op de plannen van de Vlaamse overheid om tegen 2040 komaf te maken met de klassieke verkavelingen. De resultaten van deze enquête geven aan dat ruimte voor wonen niet in een keurslijf te wringen is. Het gaat om een dynamisch iets dat telkens moet worden aangepast aan de levensfase van een individu of van een gezin. Dit beklemtoont het belang van keuzevrijheid en van een breed aanbod aan woonvormen.
Minister, hoe staat u tegenover de resultaten van deze enquête? Welke lessen worden hieruit getrokken? Zal er rekening worden gehouden met dit tekort aan draagvlak voor de betonstop bij de uitwerking van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen?
Ook luchtvervuiling speelt een rol in de keuze van de woonplaats van de Vlaming. De locaties die vandaag in het BRV de stempel ‘slim’ meekrijgen, zijn tevens de plaatsen met de hoogste concentraties van fijn stof. Ik denk dan aan de kaarten van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) met de knooppunten openbaar vervoer en voorzieningen. Hoe zult u rekening houden met het aspect luchtkwaliteit bij de verdere uitwerking van het BRV aangezien gezinnen logischerwijze de voorkeur geven aan een gezonde leefomgeving voor hun kinderen?
Hoe staat u tegenover de uitspraken van de Vlaamse Bouwmeester als reactie op deze enquête? U hebt in het verleden al een paar keer aangegeven dat de Bouwmeester rechtstreeks onder de minister-president staat. Wanneer hij echter ingaat tegen het BRV, neem ik aan dat u daar ook een mening over hebt. Onderschrijft u zijn standpunten en aanpak en, zo ja, in welke mate denkt u dat dit bijdraagt tot het creëren van een draagvlak?
Hoe gaat u om met de talrijke kritieken die geuit zijn op de uitspraken van de Bouwmeester en die we terugvinden in de reacties op het artikel in Het Laatste Nieuws?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Peeters, u verwijst naar de enquête die in de krant stond. Ik heb geen zicht op de representativiteit van de resultaten of hoe deze enquête is afgenomen en wie er bevraagd is. Ik las in de resultaten geen gebrek aan draagkracht. Wij hebben ook bevragingen gedaan in het kader van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). Daaruit bleek dat de meerderheid van de Vlamingen de open ruimte wil vrijwaren. Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op uw schriftelijke vraag van 21 februari 2017.
In de bevraging ‘Tevredenheid over milieugerelateerde leefkwaliteit’ van mijn departement vond 92 procent de aanwezigheid van groene landschappen in de buurt belangrijk voor de kwaliteit van zijn of haar leven.
In het advies van de Vlaamse Jeugdraad op het witboek BRV wordt gesteld dat volgens een enquête bij jongeren slechts een minderheid van 30 procent van de jongeren niet achter het BRV staat. Dat werd de betonstop genoemd, maar ik neem dat woord niet in de mond. Dat is een bemoedigend resultaat. De jongeren van vandaag zijn de bouwheren van morgen.
Ik ben ervan overtuigd dat een verdere vergroting van het draagvlak aan de orde blijft. We moeten dat vooral doen door te sensibiliseren en door goede voorbeelden uit te praktijk te tonen. We kunnen mensen op die manier overtuigen.
Uiteraard zetten wij volop in op een gezonde leefomgeving; dat is een belangrijke doelstelling die ook centraal staat in het BRV. “Mensen moeten tevreden kunnen zijn over hun woon- en werkgelegenheid in hun (directe) leefomgeving. Ruimtelijke ontwikkeling moet daarom bijdragen aan een aangepast woningbestand, een gezonde ruimte en een kwalitatieve publieke ruimte en landschap.”
We werken aan een nieuw luchtactieplan, dat kwam hier al ter sprake. De focus ligt op korte termijn, tegen 2020, op het behalen van de Europese grenswaarden voor NOx’en. Het luchtplan streeft er ook naar om tegen 2050 de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie te halen, ook in stedelijke gebieden. Tegen 2030 streef ik er met het nieuwe plan naar om de gezondheidseffecten te halveren en ook de impact op de ecosystemen met een derde te verminderen tegen 2030. Hiertoe zullen we moeten inzetten op een verdere vergroening van het voertuigenpark en een beheersing van het aantal auto- en vrachtkilometers. Het nieuwe luchtplan zal voorstellen hiertoe bevatten die ik samen met mijn collega’s Weyts en Tommelein zal uitvoeren.
Maar ook het ruimtelijke beleid heeft een belangrijke invloed op de luchtkwaliteit, niet alleen door mobiliteitsbeheersing maar ook door het nemen of stimuleren van ruimtelijke maatregelen en strategieën voor gezonde leefomgevingen. We streven ernaar dat meer mensen te voet, met de fiets of in de toekomst eventueel met andere duurzame vervoersmodi naar hun werk of school kunnen gaan en basisvoorzieningen vinden in hun directe leefomgeving. Het witboek BRV schept hier de juiste condities voor.
Nieuwe woon- en werkplekken worden zo veel mogelijk geënt op collectieve vervoersknooppunten en concentraties aan voorzieningen. In regio’s met een sterk stedelijk karakter gebeurt de ontwikkeling van kernen bij voorkeur rond die knooppunten. Grote verplaatsingen worden zo veel mogelijk gereduceerd.
De groenblauwe dooradering zit er ook in. Dat betekent dat we in dichtbevolkte gebieden de water- en groenkwaliteit willen verbeteren en op die manier fijn stof en CO2 willen tegengaan.
De Vlaamse Bouwmeester – ik heb het al een paar keer gezegd – valt niet onder mijn bevoegdheid, maar onder die van de minister-president. Ik neem wel deel aan de debatavonden rond het BRV en stel daar vast dat de Bouwmeester de keuze van de Vlaamse Regering inzake het witboek BRV steunt. Het is een gematigde boodschap die hij brengt. Het is natuurlijk zijn rol om mensen af en toe eens wakker te schudden. We moeten hem daar niet van tegenhouden. Het is niet aan mij om de Bouwmeester een of andere instructie te geven. Als we in debat gaan of voordrachten geven, zitten we op dezelfde lijn. Hij wil niet liever dan dat het witboek BRV wordt gerealiseerd.
Minister, wat betreft de milieuvisie en de groen-blauwe dooradering en dergelijke, moeten we inderdaad talrijke initiatieven nemen om de steden aantrekkelijker te maken. Ook dat bleek uit die enquête: zeker jonge hogeropgeleiden, ik bedoel min 50-jarigen, kiezen voor het buitengebied. Voor hen zijn de steden altijd minder attractief, juist vanwege dat gemis aan voldoende goede leef- en luchtkwaliteit.
Wat betreft de Vlaamse Bouwmeester blijf ik wat op mijn honger zitten. Hij valt inderdaad onder de minister-president, maar de voltallige Vlaamse Regering heeft er alle belang bij om voor een draagvlak te zorgen. U hebt destijds in de plenaire vergadering ook al gesteld dat u niet te vinden bent voor een radicale aanpak, maar dat de weg van de geleidelijkheid moet worden gevolgd. U zegt dat de Vlaamse Bouwmeester daar ook voor kiest, maar om de zoveel tijd lezen we forse uitspraken zoals ‘iedereen moet maar in de stad gaan wonen’, ‘vrijstaand bouwen is crimineel’ en ‘de planeet is niet klaar voor de mens’.
Dat zijn toch uitspraken die zeker niet bijdragen tot een ruimer draagvlak. Integendeel, hiermee schept men een fout beeld van de zaken die men wil realiseren met het BRV. Dat is niet goed. Men moet kijken of daar toch niet eens tegen moet worden opgetreden. Het is de voltallige Vlaamse Regering die het kerntakenplan van de Bouwmeester heeft goedgekeurd. Daarin staat heel duidelijk dat hij een bruggenbouwer moet zijn en mee moet zorgen voor het creëren van dat draagvlak. Dat is mijn aanvoelen. Achteraf lezen we dan ook weer dat hij enkele van zijn uitspraken nuanceert, maar ik vind dat daar iets mee moet worden gedaan.
Wat betreft de bijkomende groenvoorzieningen in de stedelijke gebieden – daar hebt u opnieuw op gehamerd –, denk ik dat we daar met z’n allen volledig achter kunnen staan. Dat kan alleen maar bijdragen tot het draagvlak.
De heer Ronse heeft het woord.
Volgens sommige partijen die hier vertegenwoordigd zijn, is vrijheid het hoogste goed in de samenleving, is vrijheid de bron van alle creativiteit, en ik ben geneigd om hen daar op een aantal vlakken absoluut in te volgen. Op Vlaams niveau hebben we een tijd geleden, al van voor deze legislatuur, de beslissing genomen om een bouwmeester aan te stellen. Die moet begeesterend werken, die moet out of the box kunnen denken. Die vrijheid mogen we niet beknotten, of we zijn uitspraken nu leuk vinden of niet. Ik treed het discours dat we moeten optreden tegen zijn vrijheid en creativiteit, zeker niet bij.
Het is zeer goed dat we uit de enquête leren dat ook jongeren behoefte hebben aan groen en luchtkwaliteit, en dat daar een maatschappelijke focus op ligt. Daaruit gaan besluiten, zoals sommigen minstens de indruk wekten, dat jonge mensen liever op de buiten gaan wonen in verkavelingen, zou ik niet doen, allerminst op een beleidsmatige manier. Als we die poort openzetten, zal er nergens nog luchtkwaliteit zijn of deftige groene ruimte.
Heel die enquête en heel dat verhaal bevestigen dat de plannen die we met ons allen partijoverschrijdend hebben goedgekeurd in het witboek BRV, onverkort moeten worden uitgevoerd. Dat is volgens mij het enige antwoord op die enquête. Verder, collega’s, is vrijheid een belangrijk goed.
Ik wil me bij dat laatste aansluiten, al was het maar omdat ik vind dat het niet veel zin heeft om zoiets als een Vlaams Bouwmeester aan te stellen als hij vervolgens verondersteld wordt om zich als een Noord-Koreaans nieuwslezer te gedragen en alleen maar na te bauwen wat sommige partijen in de regering noodzakelijk vinden. Ofwel wilt u iemand die advies geeft vanuit deskundigheid en expertise. Als hij vanuit zijn expertise besluit dat het niet meer kan zoals het nu gaat, dan moet hij het recht hebben om dat te zeggen.
Wat betreft die enquête heb ik ook geen flauw idee hoe representatief ze is. Ik heb geen idee of het zinvol is als een bouworganisatie een enquête doet om daar parlementaire gevolgen aan te geven. De representativiteit daarvan is zeer twijfelachtig, en de conclusies liggen nogal verwacht in de lijn van degenen die proberen geld te verdienen met verkavelingen en projectontwikkeling. Dat is hun goed recht trouwens, een commerçant mag zijn commerce voeren, maar het beleid hoeft daar niet noodzakelijk conclusies uit te trekken. Voor mij staat de mening van de Bouwmeester in dezen nogal wat hoger, vooral ook omdat uit alles blijkt dat hij gelijk heeft.
Als de prijzen voor alleenstaande woningen en in verkavelingen stijgen en bijgevolg de Vlaming kleiner gaat wonen, dan is het omdat we nu eenmaal ‘gesmost’ hebben met de grond en er niet veel ruimte meer is om nog zo te wonen. Dat heeft zijn gevolgen. Men moet maar de gevolgen van het beleid in het verleden assumeren en vandaag reageren.
Ik viel bijna achterover, ik durf al eens cynisch te zijn, maar zelfs ik viel bijna achterover van uw tweede vraag, mevrouw Peeters. U zegt dat de mensen maar niet in de stad moeten gaan wonen omdat de lucht daar slecht is. Ik wil u er even op wijzen dat het niet de mensen zijn die in de stad wonen die de lucht daar vervuilen, maar al degenen die in die verkavelingen gaan wonen en vervolgens met hun auto naar de stad rijden. Als iedereen die in een verkaveling woont, daar ook zou werken, dan was er natuurlijk geen enkel probleem. Het probleem ontstaat precies door het soort wonen dat u promoot, waardoor iedereen ergens woont waar hij niet kan werken, vervolgens in de auto stapt, naar de stad gaat, en daar de lucht van een ander gaat verpesten.
Als we van die dualiteit en die strijd niet af geraken, gaat het beleid nooit een millimeter vooruit geraken. Ik vind het onvoorstelbaar cynisch, in de eerste plaats ten opzichte van degenen die te kampen hebben met een slechte luchtkwaliteit, om een vraag op die manier te stellen.
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik heb begrepen uit het antwoord dat de bezorgdheid van de minister en de Bouwmeester dezelfde zijn. De stijl van communicatie is natuurlijk iets anders. De Bouwmeester heeft zijn rol en de minister heeft haar rol. Gelukkig zijn deze niet dezelfde. Voor mij hoeft dat trouwens niet.
Ik ben blij dat iedereen hier de vrijheid hoog in het vaandel draagt. Ik wil u toch ook opnieuw attenderen op het kerntakenplan dat op 31 maart is goedgekeurd en een welomschreven opdracht geeft aan de Vlaamse Bouwmeester, die onder de bevoegdheid valt van de minister-president. Daarin staat heel duidelijk dat hij als bruggenbouwer moet fungeren, dat hij moet sensibiliseren en communiceren. Zoals de heer De Meyer al zei, past zijn stijl van communiceren inderdaad niet altijd volledig in dat kerntakenplan. Dat plan heeft niks te maken met het aan banden leggen, integendeel, men moet zijn taak uitvoeren, het draagvlak creëren, sensibiliseren en goed communiceren. Dat is iets anders dan slogantaal gebruiken en telkens weer zeggen dat men in de stad moet gaan wonen, dat het slecht is om op de buiten te wonen en dergelijke meer. Dat is toch wel heel duidelijk.
Ik was wat meer genuanceerd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.