Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Vraag om uitleg over het investeringsritme van de lokale besturen
Vraag om uitleg over de daling van de investeringen door de lokale besturen
Verslag
De heer Doomst heeft het woord.
Uit cijfers van de Vlaamse overheid, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en Belfius blijkt dat het investeringsritme van de voorbije jaren lager uitvalt dan in voorgaande jaren. Het is slechts 3,7 procent meer dan vorig jaar. Bij een normale curve zou men dat toch moeten zien stijgen tot 10 of 20 procent. Volgens de VVSG blijken de lokale besturen de voorbije drie jaar al minder geïnvesteerd te hebben, hoewel de lokale besturen toch de motoren zouden moeten zijn van geplande investeringen.
Minister, kunt u de oorzaken van dat dieet een beetje verklaren? Hoe zou u de honger naar investeringen wat kunnen opkrikken? Uit de antwoorden blijkt toch wel dat het logge administratieve werk dat bij uitvoering komt kijken, samen met de complexiteit van de procedures, maakt dat besturen soms zeggen: ‘Was ik maar bij moeder thuis gebleven en had ik het maar niet aangepakt.’
Denkt u niet ook dat die twee laatste zaken een deel van de oorzaak zijn waarom het investeringsritme wat hapert?
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Voorzitter, bedankt om de vraag even uit te stellen.
Mijn collega heeft de achtergrond al voldoende geschetst. Ik wil nog aan de discussie het onderzoek toevoegen dat het Agentschap Binnenlands Bestuur heeft gevoerd naar de impact die de beleids- en beheerscyclus (BBC) heeft op het budgetteren. Men komt daar tot de conclusie dat gemeenten hun uitgaven, toch zeker de uitgaven waar ze zelf vat op hebben, toch wel enigszins verkeerd ramen. Ze geven een aantal oorzaken waarom de BBC niet het beoogde effect heeft. De BBC is voor verschillende besturen een leertraject.
Een tweede oorzaak is dat veel gemeenten blijkbaar geen vat hebben op bepaalde uitgaven, zoals de inkomsten uit de personenbelasting en de opcentiemen. Er worden een aantal oorzaken vermeld, maar de gevolgen zijn duidelijk. De gevolgen zijn voor de gemeenten zelf. In de budgetten worden leningen ingeschreven die uiteindelijk niet worden opgenomen. Op die manier wordt de budgettaire marge voor andere doeleinden geblokkeerd.
Minister, in welke mate onderschrijft u de oorzaken voor de daling van de investeringen die we in het artikel in De Tijd hebben gelezen? Vindt u dat de Vlaamse en de lokale beleidsplanning onvoldoende op elkaar zijn afgestemd? Dat is een van de conclusies in het artikel. Zult u laten onderzoeken in welke mate de lokale investeringen door autonome gemeentebedrijven en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden worden uitgevoerd? Dit zou ons een beter beeld geven van de investeringen die de lokale besturen rechtstreeks of onrechtstreeks financieren. Volgens het agentschap ramen de gemeenten de investeringen aanzienlijk te hoog. Hierdoor geven de ramingen van de investeringen een zeer onrealistisch beeld. Welke maatregelen zult u nemen om dit te voorkomen?
Minister, ik zal de inleiding van mijn vraag om uitleg niet herhalen, maar u meteen mijn vragen stellen.
Bent u op de hoogte van de cijfers? Hoe verklaart u de cijfers? Het ontbreekt ons aan een volledig zicht op wat de gemeenten doen met behulp van autonome gemeentebedrijven of publiek-private samenwerking. Dit verstoort het beeld enigszins. Zult u deze factor uitklaren, zodat we een zicht op de reële investeringen krijgen?
Welke maatregelen hebt u genomen om de investeringen door de lokale besturen tijdens deze legislatuur op peil te houden? Komen er bijkomende initiatieven? Hebt u overleg gepleegd met andere Vlaamse ministers? Ik hoor soms dat pas kan worden geïnvesteerd zodra alle administraties op een lijn zitten en er een vergunning is. Hoe verklaart u dat een aanzienlijk gedeelte van de geplande investeringen uiteindelijk niet wordt uitgevoerd? Welke signalen van de lokale besturen hebt u ontvangen met betrekking tot administratieve problemen? Zal een soort van taskforce naar heel de Vlaamse Regering kijken en nagaan op welke domeinen er precies iets schort? Hebt u hier zicht op?
Minister Homans heeft het woord.
Voorzitter, de eerste bundel vragen betreft de cijfers en de dalende lokale investeringen. Ik vat het kort samen. De lokale overheden gaan over tot voldoende nuttige investeringen. Dit is natuurlijk een belangrijk beleidsmatig aandachtspunt. Signalen dat er te weinig zou worden geïnvesteerd, moeten natuurlijk ernstig worden genomen. Wat het dalend investeringsvolume van de Vlaamse gemeenten betreft, wil ik echter een paar kanttekeningen maken.
Uit de cijfers blijkt dat de stijging van de investeringen beperkt is. Ten opzichte van 2016 gaat het voor 2017 om een stijging met 3,7 procent. De minder uitgesproken piek in 2017 en 2018 is gebaseerd op een studie van Belfius over de originele budgetten voor 2017. Zeker wat de investeringen betreft, moeten de begrotingscijfers echter met een korrel zout worden genomen. Ik kom hier later nog op terug.
Een andere kanttekening is dat alle cijfers op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur publiek worden gemaakt. Door de digitale bezorging van de gegevens van de BBC hebben we veel cijfers van de lokale besturen in Vlaanderen ontvangen. Wat de gemeenten betreft, beschikken we over de BBC-cijfers vanaf 2007. De rekeningen van voor 2014 zijn nog in een ander systeem opgesteld, maar zijn naar BBC-rekeningen omgezet. Wat de autonome gemeentebedrijven (AGB’s), de autonome provinciebedrijven (APB’s), de OCMW’s en de OCMW-verenigingen betreft, beschikken we over de BBC-cijfers vanaf 2014. Van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden die een vennootschapsboekhouding voeren, krijgen we de jaarrekeningen niet digitaal doorgestuurd. Hiervan hebben we geen systematische digitale gegevens.
Uit de jaarrekeningen van de Vlaamse gemeenten voor de periode 2007-2010, de eerste vier jaar van de vorige lokale bestuursperiode, blijkt dat de gemeenten iets meer dan 5,7 miljard euro hebben geïnvesteerd. Tijdens de periode 2013-2016, de eerste vier jaar van de huidige lokale bestuursperiode, hebben de gemeenten eveneens iets meer dan 5,7 miljard euro geïnvesteerd. Indien we rekening houden met de inflatie, is er een bescheiden daling. Bovendien is de piek van de investeringen tijdens de vorige bestuursperiode ook slechts in het voorlaatste jaar van de bestuursperiode op gang gekomen. Het gaat dan om 2011 en 2012. Het lijkt erop dat dit ook nu het geval zal zijn.
Vorige week is in de media het bericht verschenen dat de orderboekjes van de aannemingsbedrijven, in tegenstelling tot de voorgaande jaren, voor 2017 zijn volgeboekt. Dit toont aan wat ik net heb verklaard. Ook tijdens de laatste jaren van deze bestuursperiode zullen behoorlijk wat investeringen gebeuren.
Daarnaast mogen we natuurlijk niet vergeten dat het Vlaams lokaal bestuurlijk landschap de voorbije jaren sterk is geëvolueerd. Dit heeft een uitgesproken impact op de identiteit van de lokale investeerders. Het is natuurlijk zeer belangrijk dat heel wat gemeenten belangrijke bevoegdheden met een investeringsimpact aan intergemeentelijke samenwerkingsverbanden hebben overgedragen. Die bevoegdheden vergen investeringen. Hier wordt investeringsgeld aan overgedragen.
Iedereen weet dat ik een absolute voorstander van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden ben. Als we de vraag stellen of de lokale besturen nog voldoende investeren, moeten we natuurlijk alle satellieten in rekening brengen die iets met de gemeenten te maken hebben. Ik heb het niet enkel over de media, maar ook over deze commissie. Indien dit niet gebeurt, krijgen we geen fair en nauwkeurig beeld.
Heel wat gemeenten hebben belangrijke investeringsbevoegdheden aan intergemeentelijke samenwerkingsverbanden overgedragen. Zo hebben veel gemeenten, bijvoorbeeld, hun rioleringen in een intergemeentelijk samenwerkingsverband ondergebracht. Het strikt gemeentelijk aandeel, de uitgaven voor rioleringsinvesteringen in het gemeentelijk budget, bedraagt soms maar 20 tot 25 procent. Deze intergemeentelijke samenwerkingsverbanden worden rechtstreeks gefinancierd door de waterafvoerbijdragen en de subsidies van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). De gemeenten hebben hier afstand van gedaan, maar er zijn natuurlijk wel investeringen. Die investeringen vallen niet meer rechtstreeks onder een gemeentebestuur, maar onder het intergemeentelijk samenwerkingsverband waar dat gemeentebestuur aan deelneemt. Er zijn nog investeringen.
Een ander voorbeeld is dat veel gemeenten hun afvalbeheer aan een intergemeentelijk samenwerkingsverband hebben overgedragen. De subsidies van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) gaan rechtstreeks naar de beheerder van een containerpark. In sommige gevallen betalen de gemeenten hun bijdragen aan het intergemeentelijk samenwerkingsverband in de vorm van een werkingsbijdrage, zelfs indien dit geld voor investeringen wordt gebruikt.
We moeten hier de nodige kanttekeningen bij plaatsen. Het betreft allemaal investeringen die niet onder de loutere benaming en definitie vallen van de investeringen die in het onderzoek en in het krantenartikel staan opgesomd. Dit geldt overigens ook voor bepaalde investeringen in politiezones of hulpverleningszones die met werkingsbijdragen van de gemeenten worden betaald.
Wat de investeringen van de lokale besturen betreft, ben ik er absoluut van overtuigd dat we waakzaam moeten blijven. Het gaat om veel meer aspecten, maar zeker ook om de investeringen. Ik heb een poging gedaan om een en ander in perspectief te plaatsen.
We moeten een beetje oppassen met de negatieve berichten die we vorige week hebben gekregen. Ik ben niet de enige die dit zegt. Nadien heeft Belfius ook bepaalde zaken genuanceerd die in de media zijn verschenen. Belfius heeft een aantal zaken aangehaald die ik net ook zeer terecht heb aangehaald.
De volgende bundel vragen heeft betrekking op de oorzaken en op de Vlaamse maatregelen die hier eventueel tegenover staan. Tevens is gevraagd of er veel problemen zijn met administratieve overlast. In het artikel in De Tijd hebben enkele burgemeesters verwezen naar de mogelijke oorzaken van de dalende tendens in de lokale investeringen. Ik heb daarnet al verklaard dat deze dalende tendens moet worden genuanceerd.
Men had het over verschillende redenen. Sommige redenen hadden te maken met de lokale besturen zelf, bijvoorbeeld budgettaire problemen, onvoldoende personeel of onvoldoende bestuurskracht om investeringsdossiers tot een goed einde te brengen, lokale politieke problemen – wat dat ook moge zijn – en andere zouden te maken hebben met procedures. Men sprak van procedures voor inspraak en klachten van buurtbewoners, een te grote rompslomp voor vergunningen en de “administratieve mallemolen” waarbij men impliciet of expliciet verwijst naar Vlaamse regelgeving.
Ik denk dat de Vlaamse Regering de lokale besturen wel degelijk ondersteunt in hun investeringsbeleid, dat ze uiteindelijk wel zelf moeten voeren. We kunnen investeringen doen, maar de lokale besturen moeten zelf de investeringen daadwerkelijk doen.
Wat betreft mijn eigen bevoegdheid Binnenlands Bestuur wil ik toch wijzen op de aanzienlijke groei van de basisfinanciering van de gemeenten door de 3,5 procent groeivoet van het Gemeentefonds. In 2018 zullen we ongeveer aan 2,5 miljard euro zitten wat de totaliteit van het Gemeentefonds betreft. Het is mijn overtuiging dat het instandhouden – en niet alleen bij het Gemeentefonds – van deze groeivoet bijdraagt tot de lokale investeringen. Er is de substantiële vervanging van ‘voorwaardegebonden’ financiering naar basisfinanciering, ik verwijs zeer concreet naar de inkanteling van de zeven sectorale subsidiestromen in het Gemeentefonds. Er is de omvorming van de gescofinanciering tot basisfinanciering. Nog een voorbeeld binnen mijn bevoegdheid is de ondersteuning die we bieden via het ‘projectbureau herbestemming parochiekerken’ voor gemeenten en kerkbesturen die hun niet meer gebruikte parochiekerken geheel of gedeeltelijk willen herbestemmen, maar niet goed weten hoe dit aan te pakken.
Ik hoor verhalen over mogelijke administratieve problemen, maar die kunnen van allerlei aard zijn. Het gaat bijvoorbeeld over problemen met onteigeningen. Het Vlaams Parlement heeft zeer recent een ontwerp van decreet goedgekeurd met nieuwe procedures inzake onteigeningen. Er kunnen problemen zijn met ruimtelijke uitvoeringsplannen, met vergunningen, met de procedures die zijn opgenomen in de wetgeving op de overheidsopdrachten, met de voorwaarden van de administratie ‘onroerend erfgoed’ of voorwaarden met betrekking tot archeologisch onderzoek, met onvoorziene bodemsaneringen of met juridische procedures.
Ik ben ervan overtuigd dat mijn collega’s van de Vlaamse Regering er ieder binnen hun eigen bevoegdheid aan werken om nodeloze procedurestappen te schrappen of te verbeteren. Ik ben er niet alleen van overtuigd, ik weet dat gewoon. Ze staan zeker open voor concrete suggesties vanuit de lokale besturen om verbeteringen aan te brengen. Maar investeringsprojecten, zeker grotere investeringsprojecten, vergen nu éénmaal onvermijdelijk een zekere tijd én een zekere bestuurskracht van lokale besturen om die tot een goed einde te brengen.
Er waren vragen over het verschil tussen budgetten en realisaties. Dat sluit een beetje aan bij de vorige vragen over de redenen voor de trage investeringen. De bijkomende vragen peilen naar de reden voor de grote verschillen tussen de gemeentelijke budgetten en de eigenlijke realisaties zoals die blijken uit de jaarrekening. Dit is inderdaad een feit, er is een groot verschil tussen beide. Mijn administratie heeft hier onderzoek naar gedaan. Blijkt dat de lokale besturen hun exploitatie-inkomsten en -uitgaven redelijk goed ramen, maar niet hun investeringsuitgaven. De budgetcijfers zijn voorlopig niet echt betrouwbaar wat de investeringen betreft. Het is dan ook gevaarlijk om op basis van budgetcijfers uitspraken te doen over investeringen.
De VVSG heeft hierover samen met het ABB in 2016 een bevraging gedaan bij de gemeenten. Blijkt dat er een viertal redenen kunnen worden aangehaald die het grote verschil kunnen verklaren. Er zijn lokale politieke keuzes – of politiek voluntarisme – en men zet investeringsprojecten in de meerjarenplanning bewust vroeg op de politieke en de budgettaire agenda, ook al beseft men dat het onredelijk en onmogelijk is. In het begin van de legislatuur wordt dat erop gezet omdat men media-aandacht krijgt, de bestuursakkoorden worden ontleed, de nieuwe schepenen en uitvoerende mandatarissen worden ondervraagd. Het is dan leuk om daarmee uit te pakken, maar het is onredelijk. Dat is eigen aan de politiek, maar we moeten daar rekening mee houden.
Datzelfde voluntarisme zou ook bestaan – volgens de enquête van de VVSG – bij de administratieve en technische diensten, die zeker willen zijn dat ‘hun’ project de realisatie haalt. Een derde reden heeft te maken met de wijze waarop gebudgetteerd wordt. Dit is een belangrijke reden. Om zeker te zijn van voldoende krediet op het einde van het jaar, schrijft men bewust te veel krediet in.
Nochtans is deze oude wijze van budgetteren met de BBC niet meer nodig. In de BBC werkt men niet meer met limitatieve kredieten op detailniveau, maar met investeringsenveloppes. Dit is reeds verschillende keren aan de lokale besturen duidelijk gemaakt, maar oude gewoontes slijten blijkbaar moeizaam.
Na de evaluatie van de BBC die recent is doorgevoerd, zullen we voorstellen om de regels over investeringskredieten nog verder te versoepelen, waardoor deze oude wijze van budgetteren nog minder nodig is. Ik hoop dat dit zal helpen.
Ten slotte zijn er mogelijke vertragingen tijdens de uitvoering zelf, een laatste conclusie uit de enquête van de VVSG en het ABB. Op bepaalde investeringsprojecten zit enige vertraging. Dat gebeurt in elke stad of gemeente.
Ik wil dus binnen mijn bevoegdheden met de BBC-regelgeving de lokale besturen aanzetten tot beter ramen of budgetteren. Mijn administratie maakt hierover ook analyses die ze ter beschikking stelt van de lokale besturen. Dit probleem is ook al aan bod gekomen in nieuwsbrieven, in omzendbrieven en in overlegmomenten met de vertegenwoordigers van de decretale graden. Ik hoop, en verwacht, dat dit de volgende jaren verbetert. Dit geldt zowel voor de raming van de toekomstige investeringsuitgaven als voor de raming van hun financiële behoeftes en leningsontvangsten.
De heer Doomst heeft het woord.
Dank u voor uw uitgebreide antwoord, minister.
Men zou kunnen zeggen dat het nu acuut is, aan het einde van de legislatuur, maar dat is geen goede insteek. Men mag nu niet nog rap-rap enkele investeringen doen. Minister, ik heb het gevoel dat daar een chronisch probleem achter zit. Een investering is altijd een hinkstapsprong. Ik heb de indruk dat de hink tegenover een aantal jaren geleden veel groter is geworden. Dat heeft te maken – denk ik toch – met juridisering, ook met de administratieve lasten die voor de lokale besturen zeer zwaar zijn geworden, ze worden alsmaar zwaarder. Het investeringsklimaat is positief, de rente is nog nooit zo laag geweest. Dit is het moment om het te doen, en toch gaat het trager.
Ik heb het gevoel, zeker met het oog op de volgende legislatuur, dat we daar eens moeten op doorgaan, daar lijken mij toch echt structurele problemen aan de basis te liggen die maken dat men lokaal veel minder vlot investeert dan vroeger. Het is mijn suggestie om daarop door te gaan.
Ik dank u voor uw antwoord, minister. Het grote verschil tussen de budgettering van exploitatie en investeringen heeft misschien ook te maken met het feit dat de budgetinvesteringen nu automatisch overgedragen worden naar het volgende jaar. Op het einde van de legislatuur begint dat te cumuleren. Als men dan weet dat de prijzen op het einde van de legislatuur stijgen, wil dat natuurlijk zeggen dat men al in het tweede of derde jaar van de legislatuur al die investeringen zou moeten uitvoeren. Dat is natuurlijk krap voor een nieuwe coalitie om dat allemaal gerealiseerd te krijgen. Een suggestie: misschien is het een oplossing om de legislatuur met een paar jaar te verlengen zodat die acute nood er niet meer is. Dit terzijde.
U hebt aangehaald dat qua investeringen heel veel wordt doorgesluisd naar die intergemeentelijke samenwerkingen en autonome gemeentebedrijven en dat we daar weinig zicht op hebben. Dat komt ook doordat zij niet gebonden zijn aan dat budgetteren met de BBC.
De vraag is natuurlijk of we niet kunnen overwegen om die organisaties ook te laten onderwerpen aan de BBC. Uiteindelijk is de BBC toch ingevoerd om accurater te budgetteren en meer te laten afhangen van het beleid. Waarom laten we de intergemeentelijke samenwerking niet op dezelfde manier werken als de lokale besturen?
Minister, u spreekt over de BBC, maar ik denk dat nog slechts weinig mensen de begroting van de steden en gemeenten gemakkelijk kunnen lezen. Er is toch dringend nood aan enige transparantie en ook aan verduidelijking. Vroeger kon je gemakkelijk zien wat er werd begroot en of men iets wel of niet uitvoerde. Nu zit je met algemene enveloppes, maar de democratische controle blijft toch wat in gebreke omdat je niet meer kunt controleren en omdat dat ook niet meer is vertaald in de begroting.
Er zijn weinig investeringen, maar anderzijds is er toch ook veel onderbenutting van kredieten. Men hoopte in het begin een goedgekeurde begroting en de BBC te krijgen, maar ieder jaar wordt er doorgeschoven, en dan zie je soms dat de helft van wat is begroot, niet werd benut. Dat moet toch eens in kaart worden gebracht. Ook voor de oppositie is het heel moeilijk om de begroting te lezen, want het is niet transparant en het is heel moeilijk om de democratische controle te doen. Dat kan niet de bedoeling zijn.
De BBC en de regelgeving zouden er juist moeten voor zorgen dat er meer transparantie is, dat het duidelijk is wat je plant en wat je doet en wat niet. Ik begrijp wel dat je niet alles in detail kunt zeggen, maar je moet toch kunnen zeggen waar er verschuivingen zijn en waar je dingen realiseert en niet realiseert. Ik ken er nu wel veel van, maar dit gaat ook mijn petje te boven. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.
Minister, ik vind het nieuws van de lokale investeringen die verminderen, verontrustend. Het belang van de overheidsinvesteringen, niet alleen voor het welbevinden van de besturen, maar ook voor de werkgelegenheid en de economie, en het feit dat de lokale besturen het leeuwenaandeel hebben in de overheidsinvesteringen, duidt toch op het extreme belang van de lokale investeringen.
Minister, ik heb geluisterd naar uw uitleg en alles klinkt aannemelijk. Het zou dit kunnen zijn en het zou dat kunnen zijn, maar de dingen moeten nog verder worden onderzocht, zeker waar het gaat over de Vlaamse lokale beleidsplanning, de BBC, omdat dat nog maar in de kinderschoenen staat. De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, oké.
Het is van extreem belang dat we zicht krijgen op de vraag waarom de lokale investeringen zijn verminderd. Het kan zijn dat het maar een tijdelijk dipje is, maar het kan ook zijn dat het een trend is. Daarvoor heeft de VVSG al langer gewaarschuwd. Aan het begin van de legislatuur heeft de VVSG gezegd dat de meerjarenplanning en de vele besturen die zich vormden, moeilijk is verlopen. We wisten dat we zowel federaal als Vlaams voor een saneringsoperatie stonden. De VVSG heeft herhaaldelijk gewaarschuwd voor het op niveau houden van de dienstverlening en de lokale investeringen.
Als we zien dat er een federale taxshift is beslist met een impact op de lokale besturen, als we zien dat de werkloosheid in de tijd is beperkt, wat dan weer een effect heeft op de sociale bijstand en op wat de OCMW's moeten uitkeren, de besparingen die ze zelf invoerden door de compensatie voor de belastingvrijstelling op materieel en outillage niet meer uit te keren, als we zien dat al die maatregelen die de federale en de Vlaamse overheid hebben genomen een zware impact hebben op de gemeenten – ik vind dat niet uit, velen hebben het gezegd –, dan zou ik graag willen dat dat mee in rekening wordt genomen.
Minister, heel de opsomming die u hebt gemaakt, van de BBC over intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, tot te weinig bestuurskracht of het overgedragen afvalbeheer, alle maatregelen die zijn genomen in de loop van deze legislatuur, zowel op het federale als het Vlaamse niveau, met een zware impact op de gemeenten, moeten worden meegenomen in de analyse van waarom de lokale investeringen zijn verminderd.
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Pira, uw laatste opmerking is echt wel kort door de bocht. We zitten hier in het Vlaams Parlement. Als u vragen hebt over de federale verantwoordelijkheden, dan moet u die daar stellen. Maar als u durft te beweren dat deze Vlaamse Regering ervoor heeft gezorgd dat de Vlaamse lokale besturen minder geld hebben, dan liegt u. Ze hebben van deze regering, van om het even welke minister alleen maar extra geld gekregen.
De andere collega's kan ik geruststellen dat we dit zullen blijven opvolgen in nauw overleg met de VVSG en de administratie. Wat de BBC zelf betreft, ben ik het eens met mevrouw Van Volcem die zei dat het ingewikkeld is om te lezen. Ja, dat klopt, maar ik heb goed nieuws: in het decreet Lokaal Bestuur is er ook voor gezorgd dat de rapporten in het kader van de BBC veel eenvoudiger worden zodat men concrete acties veel beter zal kunnen opvolgen. Nu moet je al een wonder zijn om heel dat BBC-kluwen te kunnen doorgraven. We hebben er dus voor gezorgd dat die rapporten eenvoudiger zijn, dat de gemeenteraadsleden die ook gemakkelijker kunnen lezen, dat het niet meer zozeer gaat over details, maar echte lijnen zodat men weet over welke acties het gaat, en dat men tegelijk ook kan opvolgen in welk stadium een bepaalde actie zich bevindt. Dat is goed nieuws, toch?
Ja, dat is goed nieuws.
De heer Doomst heeft het woord.
Ik heb al enkele keren zes jaar vooruit moeten kijken. Ik vond toch wel dat we dat met de BBC niet zo slecht hebben gedaan. Het heeft ons toch echt voor de eerste keer planmatig doen vooruitkijken. Maar we hebben ook nood aan een BUC, een beleids- en uitvoeringscontrole. Daar heb ik wat problemen mee. Hoe voer je nu uit? Daar moeten we kijken of we niet een aantal knipperlichten kunnen invoeren. Al bij al is de BBC de goede richting. Met wat aanpassingen zorgen we er toch voor dat we doen wat we moeten doen, onze investeringen plannen, en dat we niet het laatste jaar ineens alle vrachtwagens moeten laten buitenrijden. Dat zou toch de bedoeling moeten zijn.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.