Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Potter heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, bij de start van het academiejaar gaf de Katholieke Universiteit Leuven aan dat ze erover nadenkt om de indeling van het academiejaar te hervormen. Zo liet rector Luc Sels weten dat hij graag het academiejaar vroeger wil laten beginnen, zodat de eerste examenperiode voor de kerstvakantie plaatsvindt, het tweede semester vroeger start en herexamens nog in juni kunnen worden ingepland. De academische kalender van het hoger onderwijs zou zo min of meer parallel lopen met dat van het secundair.
De andere universitaire instellingen, Universiteit Gent, Vrije Universiteit Brussel, Universiteit Hasselt en de Universiteit Antwerpen, zien waarde in het voorstel, maar pleiten dat deze hervorming nog niet voor morgen is en dat andere hervormingen prioritair zijn, zoals het uitwerken van een systeem van permanente evaluatie.
Omdat mijn interesse voor het voorstel van de KU Leuven toch wel was gewekt, maar ik toch een aantal vragen had over de realisatie ervan, heb ik een aantal vragen voor u, minister.
Beschikken de individuele universiteiten over de mogelijkheid om zo’n hervorming van het academiejaar door te voeren conform de decretale wetgeving?
Wat is uw standpunt over de voorgestelde hervorming?
Is het mogelijk dat slechts één of enkele universiteiten hun academiejaar hervormen, en andere niet? Is dit wenselijk? Is hierover geen overleg wenselijk? Dat lijkt me in ieder geval wel nodig. Zijn hiervoor al initiatieven genomen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega De Potter, om met de deur in huis te vallen: ja, er is absoluut overleg noodzakelijk, maar ik denk dat dit ook wel de bedoeling is van de universiteit die het initiatief heeft genomen.
De Codex Hoger Onderwijs definieert het academiejaar als volgt: ‘Een periode van 1 jaar die ten vroegste op 1 september en uiterlijk op 1 oktober begint en eindigt op de dag voor het begin van het volgende academiejaar.’ Dat lijkt me zeer logisch. De hogescholen en universiteiten hebben voor het overige de vrijheid over de precieze startdatum zolang die maar tussen 1 september en 1 oktober valt. Ook nu is het zo dat niet iedereen start op dezelfde dag. Het is een organisch proces en ik vind dat niet zo slecht. Ook de indeling van het academiejaar mogen ze vrij kiezen. Zij leggen dit vast in hun onderwijs- en examenreglement en communiceren hierover tijdig en correct naar de studenten.
Het enige punt waar de codex verder nog ingaat op het academiejaar, is artikel II.223. Daarin staat het recht van de student ingeschreven om voor ieder opleidingsonderdeel twee examenkansen te krijgen, tenzij het een opleidingsonderdeel betreft dat wegens de aard ervan geen tweemaal per academiejaar kan worden georganiseerd, bijvoorbeeld een stage. Maar ook hier is verder niks bepaald over de timing of andere modaliteiten van die examenkansen. Een individuele instelling heeft dus de autonome bevoegdheid om het academiejaar vorm te geven, binnen deze krijtlijnen.
Wat is mijn standpunt over de hervorming van de KU Leuven? Misschien hebben de media dit een beetje anders voorgesteld, maar er is momenteel geen eenduidig voorstel van de KU Leuven. Er circuleren wel scenario’s, maar die zijn nog ter bespreking. Ik begrijp ook dat hierover ook in verschillende fora buiten de KU Leuven verder overlegd zal worden met het oog op een gezamenlijk gedragen concept vanuit de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR). Ook de hogescholen hebben dit thema op de agenda geplaatst van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA), werkgroep onderwijs, om over een gezamenlijke aanpak na te denken. Gelet op de besprekingen die nog lopen, onthoud ik mij van een inhoudelijke beoordeling, al is dat moeilijk. Ik probeer mij neutraal op te stellen. Ik vind het vooral belangrijk dat eventuele wijzigingen aan het academiejaar in grondig overleg tot stand komen, waarbij zeker ook de studenten betrokken moeten worden. Ik apprecieer wel dat men hierover breder in debat gaat dan enkel binnen de eigen instelling. Ik verwacht dus dat dergelijke keuzes ook grondig binnen de VLIR en de VLHORA worden besproken, zodat er voldoende afstemming kan zijn.
Is het mogelijk dat één iemand zijn eigen gang gaat? Binnen de decretale krijtlijnen is er wel ruimte voor een autonome invulling per instelling. Ook vandaag al zijn er grote verschillen wat startdatum en indeling betreft, steeds in functie van het eigen onderwijs- en evaluatiebeleid van iedere instelling, zonder dat dit tot grote problemen leidt. Als je natuurlijk een drastische hervorming doet, zou het wel tot problemen kunnen leiden.
Ik acht het wel aangewezen dat de universiteiten én de hogescholen tot een gedeelde aanpak komen wat betreft de elementaire bouwstenen van het academiejaar, zoals dit ook nu het geval is.
Het is in het belang van de studenten en de instellingen om een vlotte doorstroom tussen verschillende opleidingen en instellingen te faciliteren. Ik kan wel begrijpen dat bepaalde aspecten in functie van het inhoudelijk aangeboden onderwijs een meer specifieke invulling krijgen. Bijvoorbeeld de organisatie van een stage, waar veeleer op een permanente wijze wordt geëvalueerd, vraagt soms een andere organisatie dan de niet-praktijkgerichte opleidingsonderdelen.
Er moet dus ruimte zijn voor verschillen. Maar als de breuk of de vermoedelijke breuk te drastisch is, vraagt dat toch een doorgedreven overleg.
De heer De Potter heeft het woord.
Minister, dank u. Het overleg is nog bezig binnen de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor). We moeten hier dus vandaag ook niet voor de bal te lopen. Er zijn nog geen uitgewerkte voorstellen. Men denkt nog na. Het is goed dat erover wordt nagedacht. Het overleg is opgestart en noodzakelijk. Het is goed dat u dat onderstreept, maar dat sprak wel voor zich.
We moeten hier nog wat afwachten. Alle elementen die het academiejaar kunnen verbeteren en moderniseren, in het belang van de studenten, zijn goed. Ik ga u niet vragen om een timing. Ik weet dat dat niet aan de orde is. We komen hier ongetwijfeld nog op terug eens we verder zijn in dat proces.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Het doel moet zijn om tot een beter onderwijs en een betere evaluatie te komen. Hoe het academiejaar precies wordt ingedeeld, is uiteraard maar een middel om tot dat doel te komen.
Voor ons zijn er drie aandachtspunten. Er is ten eerste het internationale aspect. We moeten ervoor zorgen dat als het academiejaar wordt heringedeeld, Erasmus of andere internationale uitwisselingen nog altijd vlot kunnen verlopen. We moeten ten tweede ook rekening houden met het engagement van de vele vrijwilligers in het hoger onderwijs. Ik denk aan de studentenvertegenwoordigers. Ook voor hen kan een herindeling van het academiejaar gevolgen hebben. En drie: er moet voldoende tijd zijn tussen de eerste en de tweede zit. We moeten de studenten de kans geven om zich voldoende voor te bereiden op een tweede zit mocht dat nodig zijn.
De heer Cordy heeft het woord.
Ik ben er wel van overtuigd dat de universiteiten voldoende matuur zijn om er zelf uit te komen. Ik heb nogal veel vertrouwen in dat overleg. Op dit moment worden er verschillende systemen gehanteerd. De Universiteit Hasselt heeft een systeem met tien weken les, en dan examen, enzovoort. Andere zitten met een veeleer semestrieel systeem. Er zijn op dit moment wel wat variaties. Een door de verschillende instellingen en de verschillende geledingen van de academische wereld gedragen eenvormigheid kan zeker nuttig zijn.
De internationalisering is hier zeker een aandachtspunt. In bepaalde gevallen is dat niet evident. Als je bijvoorbeeld het systeem van de Universiteit Hasselt wilt combineren met een semester buitenland, wringt dat soms. Dan moet je passen en meten om dat rond te krijgen. Het uitgangspunt moet zijn dat een hervorming een pedagogische meerwaarde moet hebben. Zaken als herexamens vergen de nodige tijd en speling. Voor sommige studenten kan het nuttig zijn om heel kort nadien een examen te kunnen afleggen, afhankelijk van hoeveel ze moeten ophalen in hun vak, terwijl anderen meer tijd nodig hebben. Die zaken moet men ook in het achterhoofd houden.
Ik dacht nog aan twee specifieke punten. Wij hebben ten eerste een groeiende groep werkstudenten. Een hervorming van de academische kalender moet ook daar rekening mee houden. Het moet ook voor die groep haalbaar zijn. Men moet voldoende naar hen luisteren en met hen overleggen, om die noden te capteren.
Over een derde groep hebben we het nog niet gehad: de docenten zelf. De academische kalender moet toelaten dat zij optimaal naast hun onderwijsopdracht ook hun onderzoeksopdracht kunnen doorvoeren. We moeten de indeling zeker ook in functie van de haalbaarheid voor de docenten bekijken.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Cordy, ik kan uw aanvulling zeker smaken. U legt terecht de focus op de werkstudenten.
Collega’s, ik houd rekening met uw opmerkingen en deel uw zorgen. Maar voor mij is het nu vooral van belang dat we proberen om op een zeer goede manier overleg te plegen met de instellingen. We moeten een balans vrijwaren tussen voldoende vrijheid laten enerzijds en ervoor zorgen dat er minimale afspraken worden gemaakt anderzijds.
Wat Erasmus betreft: de diversiteit in Europa is enorm groot. Ik ben ervaringsdeskundige aan het worden. Mijn dochter zit nu, zoals jullie weten, in Lissabon. Ik kan er al een heel boek over schrijven. Het examensysteem is daar helemaal anders. Het start en eindigt op een ander moment. Haar vriendin zit ergens in Noorwegen. Daar starten ze op weer een ander moment. Er is dus heel veel variëteit. Op zich kan dat goed werken. Dat is een kwestie van plannen, van flexibiliteit. Zeker tussen onze instellingen moeten er onderling wel minimale afspraken worden gemaakt. Ik heb van de nieuwe rector van de KU Leuven begrepen dat dit de start is van een lange discussie, een lang traject, en dat er zelfs nog geen uniform voorstel van een universiteit is. Het is goed dat men het verslag van deze vraag leest, mijnheer De Potter. Dat kan ook mee de discussie voeden.
De heer De Potter heeft het woord.
Minister, uw laatste zinsneden zijn correct: we staan aan het begin van een proces. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Het is helemaal correct.
Er zal nog wel wat discussie aan voorafgaan. Het is goed dat er overleg is. Dat is uiteraard het belangrijkste.
De vraag om uitleg is afgehandeld.