Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
– Peter Persyn treedt als voorzitter op.
Minister, adoptiebureau Ray of Hope heeft lopende adoptiekanalen in Sri Lanka. Uit het Activiteitenverslag Adoptie van 2016 blijkt dat de laatste vijf jaar geen kinderen uit dat land meer werden toegewezen aan Vlaamse adoptieouders, maar dat er intussen nog steeds één kandidaat-adoptiegezin op de wachtlijst staat. De laatste adopties dateren ondertussen van 2011.
Sinds 1992 werden in Vlaanderen 48 adopties vanuit Sri Lanka uitgesproken. Het Nederlandse onderzoeksprogramma Zembla bracht vorige week een ophefmakende reportage over interlandelijke adopties met als land van oorsprong Sri Lanka. In die reportage kwam onder andere het bestaan van een aantal babyfarms – kinderboerderijen , ik kan het niet anders vertalen – aan bod. Dat werd ook bevestigd door de Sri Lankaanse minister van Volksgezondheid. Een van de Sri Lankaanse contactpersonen waar ook het Vlaamse adoptiebureau Ray of Hope vandaag mee samenwerkt, kwam daarbij in opspraak als iemand die de voorbije jaren zou hebben meegewerkt aan frauduleuze adopties.
Minister, was Kind en Gezin op de hoogte van de samenwerking tussen de Sri Lankaanse contactpersoon die verdacht wordt van kinderhandel en Ray of Hope? Wat is uw reactie hierop? Kunt u een inschatting maken in hoeveel van de 48 adopties uit Sri Lanka die verdachte contactpersoon een rol heeft gespeeld in het tot stand brengen van de adoptie? Wat zal er gebeuren met het kandidaat-adoptiegezin op de wachtlijst? Plant u een aantal maatregelen of acties naar aanleiding van die onthullingen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, voor een volledig begrip van de situatie herinneren we u eraan dat in de jaren 80 interlandelijke adoptie in Vlaanderen nauwelijks geregeld was. Adoptiediensten werden pas in 1990 aan een vergunningsvoorwaarde onderworpen. Hierdoor zijn er weinig gegevens beschikbaar over de werking van de diensten in de periode waarop de uitzending van Zembla zich grotendeels richt.
De adoptiedienst Ray of Hope startte pas in 1994 met een adoptiewerking, op een ogenblik dat zowel in Vlaanderen als in Sri Lanka de overheidscontrole op de interlandelijke adoptie veel strikter was dan in de jaren 80. Het Sri Lankaanse Department of Probation and Child Care nam vanaf de jaren 90 de adoptieprocedure in handen, waardoor de rol en impact van buitenlandse contactpersonen sterk gereduceerd werd.
Kind en Gezin werd bij de start van de samenwerking in Sri Lanka geïnformeerd over de contactpersoon waarmee Ray of Hope wilde samenwerken. We kenden op dat ogenblik nog niet het kanaalonderzoek, zoals dat vandaag gebeurt. De contactpersoon van Ray of Hope was enkel bekend als voormalig medewerker van Flash, een Nederlandse vergunninghouder die reeds langer in Sri Lanka werkte. Principieel is er uiteraard geen bezwaar dat een Vlaamse dienst een samenwerking aangaat met iemand die ook met een Nederlandse vergunde dienst samenwerkt. Ook het feit dat Nederland, Sri Lanka en Vlaanderen op dat moment alle onder het Haagse Verdrag werkten, was een positief signaal.
Naar kandidaat-adoptieouders zijn er geen bijkomende maatregelen nodig: sinds 2016 wacht geen enkel gezin nog op een adoptie uit Sri Lanka.
Ray of Hope begon zijn werking in Sri Lanka ruim na de inwerkingtreding op 1 mei 1995 van het Haags Verdrag in Sri Lanka. Adopties werden dan tot stand gebracht door het Sri Lankaanse Department of Probation and Child Care, dat de ouderdossiers van de adoptiedienst goedkeurt en matcht met kinderen waarvan ze de adopteerbaarheid vaststelden. De contactpersoon van Ray of Hope speelde daar geen rol in. Zijn rol was het onthalen en begeleiden van in principe alle adoptanten van Ray of Hope tijdens hun verblijf in Sri Lanka en het uitvoeren van specifieke opdrachten om de tot stand gebrachte adopties zo goed mogelijk te laten verlopen, bijvoorbeeld de kinderen medisch laten onderzoeken of achtergrondinformatie noteren om de dossiers aan te vullen.
Bij de start van de samenwerking werd via de FOD Buitenlandse Zaken overigens navraag gedaan bij de vertegenwoordigers van België in Sri Lanka, alsook bij de Centrale Autoriteit in Sri Lanka naar de rol en opdracht van de contactpersoon.
Tijdens deze contacten werd bevestigd dat de contactpersoon geen rol kon en mocht spelen in de adoptieprocedure zelf, het vaststellen van de adopteerbaarheid en matching, en dus enkel kon optreden in een ondersteunende rol. Deze informatie werd aan de dienst bezorgd.
De huidige werkwijze met centrale autoriteiten en vergunde diensten zou mistoestanden zoals in de jaren 80 moeten kunnen voorkomen. Het toezicht op buitenlandse contactpersonen blijft voor de ontvangende landen wel een kwetsbaar punt omdat het moeilijk te organiseren is, vooral doordat de kritische activiteiten in het buitenland plaatsvinden. Een verdere verbetering is onzes inziens mogelijk als de Belgische posten in het buitenland een actievere rol zouden kunnen spelen. Het Vlaams Centrum voor Adoptie werkt momenteel in samenspraak met de FOD Buitenlandse Zaken aan een voorstel tot versterkte samenwerking.
Op dit moment is er geen aanwijzing dat in de dossiers van c sprake is van fraude en is er geen directe aanleiding voor een individueel onderzoek naar deze dossiers. Ray of Hope werkte na de adoptiestop in Sri Lanka in een periode dat er volgens het Haags Verdrag gewerkt werd, met een centrale adoptieautoriteit die goedkeuring van oude dossiers, matching en adoptibiliteit zelf in handen nam.
De VCA houdt verder contact met de andere betrokken centrale autoriteiten, met name in Nederland en Denemarken, om een beter zicht te krijgen op de omvang van de problemen, ook na de jaren 80, en zal de Sri Lankaanse centrale autoriteit vragen om op de hoogte te worden gesteld als uit het onderzoek ter plaatse onregelmatigheden in de adoptie naar Vlaanderen blijkt. Natuurlijk zal er een onafhankelijk onderzoek worden ingesteld als er elementen opduiken die de correctheid van de dossiers van 1997 en later in vraag stellen.
De dossiers van het National and International Adoption Organisation (NIAO) werden na stopzetting van de adoptiedienst niet ter bewaring overhandigd aan het VCA. Beide verantwoordelijken verklaren dat ze geen dossiers meer in hun bezit hebben, dat maakt een systematisch onderzoek naar de correctheid zo goed als onmogelijk. Adoptieouders en geadopteerden zelf hebben wellicht nog dossierstukken die eventueel in Sri Lanka gecontroleerd kunnen worden. Hiervoor mogen zij zich wenden tot de VCA.
De VCA bespreekt momenteel of het mogelijk is om zich aan te sluiten bij het initiatief van het Nederlandse ministerie om dossiers uit de jaren tachtig te controleren en of er eventueel andere mogelijkheden hiertoe zijn, bijvoorbeeld via de International Social Service in Geneve.
Ray of Hope doet een intern onderzoek naar de integriteit van de contactpersoon om gefundeerd te kunnen beslissen of het verderzetten van de samenwerking rond nazorg en rootsreizen met deze contactpersson nog wel aangewezen is. Intussen kunnen geadopteerden met vragen zich wenden tot de VCA.
Dank u, minister.
Ik wil een cesuur maken tussen de adopties van de jaren 80, misschien zelfs de jaren 90, en vandaag. Begin jaren 80 was er zeker een andere regelgeving en kader dan vandaag. Voor die mensen ga ik graag in op uw uitnodiging dat ze zich wenden tot de VCA om hun zaak te bespreken en te zien wat er mogelijk is en op welke manier zij informatie kunnen verzamelen. Dat is een heel goede zaak.
Minister, er is nog een tweede element, u hebt het zelf ook aangeraakt in uw antwoord, namelijk het feit dat de adoptiedienst vandaag en het Steunpunt Adoptie rootsreizen organiseren met een persoon die op zijn minst een zeer kwalijke reputatie heeft.
Ik heb een mail ontvangen van een vrouw die haar ervaring ter zake schetst. Sunil, dat is de contactpersoon, doet niet alleen zoektochten, maar organiseert ook rondreizen. Zijn dochter runt een gastenverblijf. De twee doen hun best om alles te regelen aan ‘a very good price’. Gelukkig, zegt de vrouw, heeft zij dat altijd een beetje verdacht gevonden en is ze daar niet op ingegaan. Ze heeft enkel de zoektocht en de ontmoeting via Sunil gedaan, de rest van haar reis regelde ze zelf. Sunil maakte achteraf duidelijk dat hij daarmee niet tevreden was. De ontmoeting alsook de dagen ervoor en erna waren verschrikkelijk, meldt deze vrouw. Afspraken werden niet nagekomen, ze werd lastiggevallen en gepusht om een tweede ontmoeting te hebben, een verdere reis via hen te regelen, maar ze is daar niet op ingegaan, en ze bleven haar lastig vallen. De vraag naar de contactgegevens van haar moeder werd nooit ingewilligd. Ze heeft dus niets. Na een traumatische ervaring bij geboorte, gevolgd door een traumatische ervaring tijdens de ontmoeting 26 jaar later, stortte de vrouw volledig in.
Deze vrouw begrijpt niet dat zij wordt doorverwezen naar zo iemand terwijl we Kind en Gezin hebben dat toch toezicht moeten houden, terwijl we een adoptiedienst hebben die toch moet weten met wie hij samenwerkt. Ook het Steunpunt Adoptie heeft naar die persoon doorverwezen om vandaag rootsreizen te organiseren.
Minister, waar loopt het hier fout? Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat dit niet meer kan gebeuren in de toekomst? We werken blijkbaar samen met een persoon die we onvoldoende tegen het licht hebben gehouden, waardoor we mensen die het slachtoffer zijn geworden van frauduleuze adoptie in een ander tijdperk nu ook nog eens een extra kwetsuur laten oplopen doordat we onvoldoende en onvoorzichtig omgaan met de rootsreizen en de contactpersonen waar we mee samenwerken. Dat is een eerste vraag, minister: waar loopt het fout en hoe gaan we dat oplossen?
U hebt gerefereerd aan een voorstel tot versterkte samenwerking dat vandaag wordt uitgewerkt door het adoptiecentrum, samen met de FOD. Wat is daarvan de scope? Wat is de stand van zaken? Kan dit nog voor het eind van het jaar worden afgesloten? Wat houdt die versterkte samenwerking concreet in?
Ik stel voor dat u die mail aan ons overmaakt, dan zullen wij met de Vlaamse Centrale Autoriteit en het Vlaams Centrum voor Adoptie eens kijken hoe we tegenover Ray of Hope moeten reageren. Dat lijkt me de beste manier. Als er vragen zijn over de contactpersoon, dan moeten we daar met de organisatie hier een gesprek over voeren.
Ik heb al op vorige vragen om uitleg over interlandelijke adoptie geantwoord. Het heeft weinig zin om achteraf, als er na heel veel inspanningen dingen mislopen, te zeggen: ‘U had beter dit of u had beter dat moeten doen’.
Wat betreft de verdeling van de bevoegdheden in dit land, vind ik dat als Buitenlandse Zaken en de diplomatieke posten niet meewerken, het weinig zin heeft om met de interlandelijke adopties door te gaan. In die zin pleit ik ervoor – en ik denk dat Kind en Gezin dezelfde houding heeft – om goede afspraken te maken, ook met buitenlandse zaken, over de manier waarop zij hun expertise en mogelijkheden inbrengen op een proactieve manier. We moeten er samen voor zorgen dat het kanaalonderzoek wordt geopend en wordt geëvalueerd. Individuele dossiers moeten in alle openheid en met kennis van zaken worden behandeld. We moeten kunnen meewerken aan interlandelijke adopties.
Ik weet niet hoever de mogelijke onderhandelingen staan. Ik weet wel dat de onderhandelingen met de Federale Centrale Autoriteit bijna tot een protocol hebben geleid. We gaan met Buitenlandse Zaken een soortgelijke oefening doen.
U hebt een straffe uitspraak gedaan, minister. Als u zegt dat de interlandelijke adoptie in Vlaanderen geen toekomst heeft zolang er geen samenwerking is met het federale niveau, wordt het een heel belangrijk punt. We moeten dat snel regelen met dat federale niveau om met interlandelijke adoptie te kunnen verdergaan. Ik hoop dat u bijzonder snel die versterkte samenwerking op tafel kunt leggen en dat we erin zullen slagen om op die manier interlandelijke adoptie kwaliteitsvol voort te zetten.
U hebt gevraagd naar een kopie van die mail, dat is niet nodig, u staat in cc. U zou ervan op de hoogte moeten zijn.
Ik heb niet gezegd dat interlandelijke adoptie onmogelijk is, maar u bent zelf een bevoorrecht getuige. Als we niet op één lijn zitten met de andere bestuursniveaus die daar ook een bevoegdheid hebben, dan gaan we achteraf altijd een beetje zwartepieten als het misloopt. We worden geconfronteerd met kandidaat-adoptieouders die zeer veel hoop putten en hoge verwachtingen stellen in onze proactieve aanpak van kanaalonderzoeken. We weten ondertussen dat de interlandelijke adoptie in deze wereld niet zo evident meer is. Wel lijkt het mij van goed bestuur te getuigen om te zeggen dat het maximaal proactief en met goede afspraken over de uitwisseling van informatie moet verlopen. We willen vermijden dat er achteraf discussies komen over de erkenning van de interlandelijke adoptie.
Dat is de enige reden waarom ik zeg dat Buitenlandse Zaken daar het best bij betrokken is. Zij zitten op een unieke plaats, ze kunnen goed inschatten wat er aan de orde is in de binnenlandse politiek enzovoort. Ik streef ernaar om een afspraak te krijgen. Dat is niet alleen in ons belang maar vooral in het belang van de kandidaat-adoptieouders.
Minister, wat dat laatste betreft: ik steun u ten volle in uw poging om met de FOD Buitenlandse Zaken tot zo’n overeenkomst te komen. Gezien onze ervaringen vind ik het bijzonder belangrijk dat we alles spijkerhard op papier hebben, ondertekend door de bevoegde minister. Ik refereer aan de situatie in Oeganda. Zelfs een mondelinge afspraak, zelfs afspraken met een aantal ambtenaren, zijn niet genoeg. In de korte tijd dat ik adoptie heb mogen en kunnen opvolgen, heb ik geleerd dat Buitenlandse Zaken zeer hiërarchisch georganiseerd is. Zolang de handtekening van de minister niet onder die spijkerharde afspraken staat, staan we nergens.
Ik steun u daar 100 procent in, maar weet dat het resultaat tussen de twee regeringen ondertekend moet zijn, anders riskeren we om weer een accident te hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.