Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, in De Morgen van 2 oktober valt te lezen dat “het netflix van het openbaar vervoer naar Antwerpen komt”. Deze prikkelende titel slaat op de app Whim van het Finse MaaS Global. Maar belangrijker is het principe ‘Mobility as a Service’ dat het uitgangspunt van hun app vormt. Het komt erop neer dat men één abonnement neemt en hiermee verschillende vervoersmodi kan gebruiken. We hebben het dan over trein, bus, tram, metro, deelfiets, deelauto, taxi enzovoort. Zo kan men zich van punt A naar B verplaatsen.
In Helsinki heeft men hier reeds heel wat ervaring mee opgedaan en ook voor Vlaanderen is dit een interessante piste. Enkele jonge Vlaamse ondernemers zijn met dit principe trouwens ook aan de slag gegaan in een start-up.
Het is positief om vast te stellen dat meerdere aanbieders nu met de Finnen van MaaS Global in zee willen gaan om Whim te lanceren in Antwerpen. Het is een gebruiksvriendelijk systeem dat zijn deugdzaamheid reeds heeft bewezen in Helsinki en binnenkort ook in de West Midlands. De komende weken en maanden wordt het systeem getest en, indien bevredigend voor elke partner, wil men begin 2018 de applicatie voor Antwerpen lanceren.
Minister, om slimme mobiliteitskeuzes te maken is een dergelijke applicatie een positieve stap. Hoe kijkt u naar de test en mogelijk de latere commercialisering in Antwerpen?
De samenwerking tussen MaaS Global en een aantal door Vlaanderen ondersteunde spelers is positief. Hoe wordt het departement MOW betrokken bij deze plannen? Levert De Lijn behalve data nog bijkomende diensten aan deze app? Hoe worden andere spelers zoals Cambio en Blue-bike hierbij betrokken?
In het kader van de uitrol van basisbereikbaarheid is Mobility as a Service een interessant concept om de reiziger maximaal te ondersteunen. Is het, vanuit de regierol die het departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) toegewezen krijgt, een optie om een volledig Vlaamse applicatie te ontwikkelen of laat u dit liever gebeuren door private spelers?
Ondertussen zijn De Lijn en de NMBS bezig met het invoeren van een Citypass voor Antwerpen en Gent. Zou het niet beter zijn om de krachten te bundelen en samen met private partners een app of systeem voor heel Vlaanderen uit te rollen, dus ruimer dan enkel voor Antwerpen en Gent?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik juich initiatieven zoals Whim in Antwerpen uiteraard toe. Ze zorgen namelijk voor een stimulans voor heel onze visie en ons beleid omtrent combimobiliteit. Het is dus positief dat er testen worden uitgevoerd voor ‘Mobility as a Service’-applicaties.
Wat ze nu doen, is de reiziger de mogelijkheid bieden om verschillende diensten, los van de achterliggende uitvoerder van die diensten, aan te kopen, zodat de reiziger het voordeel kan krijgen om geen aparte vervoersbewijzen te moeten aanschaffen en ook niet allerlei accounts te moeten aanschaffen.
Waar de applicatie bovendien toe tracht te komen, is dat men een reistijdvoorspelling zou kunnen doen en een optimale routeplanning kan suggereren.
Cruciaal is de bereidheid van de onderliggende uitvoerders om voluit mee in te stappen in de ontwikkeling van die apps. De Lijn doet dat alvast via open data voor routeplanning en ticketing. Dit is trouwens conform de beheersovereenkomst, waarbij we die doelstelling expliciet hebben ingeschreven, als aparte operationele doelstelling 7, in de beheersovereenkomst.
Het is die open ingesteldheid die sinds kort heeft geleid tot het gegeven dat een aantal startende bedrijven De Lijn in hun aanbod hebben kunnen meenemen aan de hand van het M-ticket: Olympus Mobility, XXImo en Be-Mobile. Anderen private partners zitten bovendien in de pijplijn. Die apps zijn beschikbaar in heel Vlaanderen.
Specifiek voor het project rond Whim, het pilootproject in Antwerpen, waren Cambio en Blue-bike niet aanwezig bij de intentieverklaring. Cloudbike, Mobit en Clear Channel waren wel aanwezig met betrekking tot fietsdeelsystemen. Het is natuurlijk alleen maar een voordeel dat zoveel mogelijk spelers mee aanschuiven. De markt van vervoersdeelsystemen is groter dan enkel cambio en Blue-bike.
Het departement Mobiliteit en Openbare Werken is zelf niet betrokken bij de concrete overeenkomsten die gericht zijn op de reiziger. Zij voeren als beleidsentiteit niet zelf een bepaald type vervoer uit. Wel volgen zij de evoluties als beleidscel en regisseur mee op. Binnen de stuurgroep basisbereikbaarheid komen zulke initiatieven ook aan bod.
De markt is het best geplaatst om dergelijke innovatieve applicaties te ontwikkelen. Wij moeten dat niet doen. We moeten dat enkel stimuleren. De markt kan het best kort op de bal spelen en zeer dicht bij de eindgebruiker.
Het is in die optiek dat er binnen de lopende proefprojecten basisbereikbaarheid verder wordt nagegaan of en hoe we kunnen komen tot een onderliggende mobiliteitscentrale voor heel Vlaanderen en welke organisatiestructuur daaraan dan moet worden gegeven. Het uitgangspunt is daarbij dat we vertrekken van de eenvoud en het gemak voor de reiziger, ongeacht of die gebruikmaakt van het kernnet, het aanvullend net of het vervoer op maat. Daarbij zien we zo’n mobiliteitscentrale als een centraal ondersteunend platform tussen de uitvoerders van vervoer enerzijds en de eindgebruiker van al die mobiliteitsdata – de reiziger en de ontwikkelaar van die apps – anderzijds.
Zo kan een mobiliteitscentrale in de vorm van een zelfstandig opererend orgaan worden georganiseerd dat vervoeraanvragen voor ritten verzamelt – die al dan niet binnenkomen via die apps –, efficiënt plant en vervolgens uitzet bij een of meerdere vervoerders. Als ik me niet vergis, buigen we ons in de schoot van de commissie binnen twee weken over het concept basisbereikbaarheid. We kunnen daar dan misschien dieper ingaan op de idee, de piste van de mobiliteitscentrale. Van overheidswege kunnen wij alvast regulerend sturen. Zo pleit ik bijvoorbeeld voor voldoende grote gebieden waar dergelijke apps aangeboden worden. Het zou ook aangewezen zijn om ervoor te zorgen dat minimaal het gebied van de vervoersregio’s wordt gebruikt als dekkingsgebied van zulke apps.
De City Pass voor Antwerpen en Gent maakt gebruik van de beschikbare, bewezen technologie. Die pass kan nu al voor iedereen op de MOBIB-kaart worden aangeboden en is dus relatief laagdrempelig. De inwerkingtreding van de City Pass staat daarenboven allerhande MaaS-applicaties niet in de weg, integendeel. Het is een product dat evengoed door de app-ontwikkelaars kan worden aangeboden en eventueel worden uitgebreid met andere vervoersdiensten door die app-ontwikkelaars. Dat kan dus een versterkende relatie zijn.
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, ik vind dat uw antwoord duidelijk spreekt van een positieve instelling, een constructieve opstelling ten opzichte van dergelijke apps. Dat is ook een kernopdracht van elke overheid. Je moet dat niet allemaal zelf willen doen, want dan kom je ook altijd tekorten van budgetten tegen. Je moet altijd keuzes maken.
Maar er zijn vandaag genoeg creatieve krachten in de samenleving die zich met dergelijke dingen willen bezighouden. En dus moet je dat faciliteren door je constructief op te stellen en je organisatorisch in die modus op te stellen dat je data aanlevert en dat je probeert te doen wat de reizigers vooral verwachten en wat je vaak hoort. Kan dat inderdaad niet allemaal gebundeld worden? Waarom moet ik dat allemaal zelf uitzoeken? Enzovoort.
Ik denk dus dat het absoluut beantwoordt aan een behoefte van deze tijd, aan wat de reiziger vandaag wil: een globaal aanbod van de verschillende collectieve vervoeraanbieders. Mensen zetten op die manier gemakkelijker de stap naar dat collectief vervoer en laten mogelijkerwijze de auto aan de kant staan. Het feit dat we ons daarin faciliterend opstellen, vind ik de juiste houding. Ik kan die alleen maar bijtreden. Daar waar wij zelf een dikke vinger in de pap hebben als een soort inrichtende macht – ik denk aan De Lijn – moeten we altijd de signalen geven dat we dergelijke toepassingen altijd moeten ondersteunen en ten slotte – wat u zelf heel uitvoerig hebt benadrukt – in een voldoende ruim gebied. Het moet inderdaad in die mate klantvriendelijk zijn dat het ook beantwoordt aan reële verplaatsingen die mensen maken.
De heer de Kort heeft het woord.
Voorzitter, minister, het onderwerp dat de heer Keulen heeft aangesneden, is belangrijk. Ik dank u voor het antwoord dat u daarop hebt gegeven.
Minister, Mobility as a Service zal bijzonder belangrijk zijn als we de mensen in de toekomst meer willen verleiden om gebruik te maken van het openbaar vervoer, het collectief vervoer. U hebt het daar dikwijls over. Er moet een goed, degelijk overzicht zijn van alle middelen die er op dat vlak zijn, met mogelijkheden, zowel van kostprijs als binnen welke tijd het effectief ter beschikking wordt gesteld.
U hebt het over de rol van de privé. U zegt dat dergelijke initiatieven door de privé moeten worden genomen en dat de overheid daar niet in moet tussenkomen. Ik kan u daarin volledig bijtreden.
Maar, minister, ik denk wel dat het ook van belang is dat wij er mee voor zorgen dat bepaalde data effectief verder mee zullen worden aangeleverd ten aanzien van die platformen. We moeten er mee op toezien dat dat gebeurt vanuit de NMBS, vanuit De Lijn, dat er contacten worden opgenomen met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en dat ook van daaruit informatie over het openbaar vervoer, de bussen vanuit Brussel, mee wordt aangeboden.
Ten slotte, minister, denk ik dat we als overheid mee een rol moeten spelen. Als op den duur verschillende mogelijkheden en modellen naast elkaar zullen worden ontwikkeld, is het dan eigenlijk niet van belang dat we als overheid een stuk faciliterend optreden, omdat op den duur de gebruiker zelf door het bos de bomen niet meer ziet en we op dat vlak dan misschien een stukje faciliterend moeten optreden?
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, eerst en vooral is het een zeer goede zaak dat de Antwerpenaar met deze app zal kunnen werken, zelfs vóór prachtige steden als Wenen, Kopenhagen, Amsterdam, Toronto, Singapore. (Opmerkingen)
En Gent, hoor ik op de bank achter mij. Een prachtige stad, daarin kan ik u bijtreden.
Maar goed, in Antwerpen zal die app van start gaan. Dat is natuurlijk een goede zaak, omdat dat een van de sleutels is voor die – door u, minister, aangehaalde – combimobiliteit. Die zal pas echt uit de startblokken kunnen schieten als we ook op de gebruiksvriendelijkheid werken voor de gebruiker en de reiziger die wil gaan combineren. En daarop zijn zulke apps natuurlijk een mooi antwoord.
Het is positief dat u zegt dat we vooral naar de privé kijken voor het ontwikkelen van dergelijke apps en dat we niet alles zelf moeten doen.
Wat wél de uitdaging wordt in de toekomst – en ik sluit wat dat betreft aan bij de heer de Kort – is de compatibiliteit en het bewaken van het principe van de open data. Want het is belangrijk dat De Lijn daar heeft ingeschreven en die data ter beschikking stelt, maar wat mij betreft, moet dat ook vice versa werken. Ik ga er dus ook van uit dat zulke apps of zulke private spelers de data dan ook opnieuw ter beschikking kunnen stellen van de overheid.
Daar speelt natuurlijk de vrije markt, het is misschien niet evident om daarin in te grijpen maar wanneer zij gebruik maken van data en wanneer zij samenwerken met De Lijn, lijkt het me evident dat de overheid nadien vraagt om gebruik te kunnen maken van de data die zijn verzameld.
Ik kijk uit naar de opstart. Ik denk dat er nadien ook zeker een mogelijkheid bestaat voor een verdere uitrol in Vlaanderen. En waarom niet inderdaad de link naar de overheid maken via een mobiliteitscentrale waarmee dan perfect kan worden ingespeeld op de vraag en het aanbod en het vervoer op maat dat wordt uitgerold? Ik denk dat dit een goede suggestie is en dat dit ook de manier van werken is. Maar ik kijk nu vooral uit naar de uitrol en naar een eventuele uitbreiding van dergelijke apps in de rest van Vlaanderen.
Minister Weyts heeft het woord.
Het gebruiksgemak is cruciaal in het proberen te verleiden van de reiziger om de wagen wat meer te laten staan en gebruik te maken van alternatieven, en dan vooral vanuit een ratio van combimobiliteit.
Wat de open data betreft, levert De Lijn vandaag goed werk. We hebben dat expliciet in de beheersovereenkomst ingeschreven, en daar wordt naar gehandeld, blijkens ook de medewerking aan dit project.
Het is een ontluikende sector, met als gevolg dat er heel veel nieuwe apps het licht zien. Het nadeel is dat men soms door de bomen het bos niet meer ziet. Maar ik veronderstel dat de markt zijn werk zal doen en dat er enkel dominante toepassingen over zullen blijven. Het voordeel is wel dat men vaststelt dat men van elkaar leert. Zelfs kleine spelers hebben soms een specifiek aanbod of een specifiek voordeel inzake gebruiksgemak dat later wordt geïntegreerd in of overgenomen door andere spelers. Het is een ontluikende sector die heel snel evolueert en waarbij de spelers elkaar heel sterk beïnvloeden. De reiziger kan daar alleen maar wel bij varen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.