Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
De Boswijzer is een instrument dat het 'groene dak' van Vlaanderen meet vanuit de lucht. We hebben het er in deze commissie al vaak over gehad. De laatste Boswijzer dateert van 2013. Het systeem zit zo in elkaar dat er om de twee jaar een nieuwe Boswijzer komt.
Minister, u hebt steeds verklaard dat er eind 2016 een nieuwe Boswijzer zou worden gepubliceerd. Begin september antwoordde u op mijn schriftelijke vraag nummer 841 dat de nieuwe editie van de Boswijzer nog niet klaar was voor publicatie. Met bijna acht maanden vertraging is de nieuwe Boswijzer er vandaag nog steeds niet en blijft de onduidelijkheid over het bosareaal nog steeds bestaan.
Het ontwerprapport voor de nieuwe Boswijzer zou worden voorgelegd aan alle betrokken partners op de stuurgroepvergadering van eind mei 2017. Deze stuurgroep moest eerst een eindoordeel formuleren vooraleer verdere stappen te nemen. Het eindoordeel zou bepalend zijn voor het lanceertijdstip van de Boswijzer, zo antwoordde u op mijn schriftelijke vraag nummer 551 van 11 april 2017.
Helaas werd deze vergadering uitgesteld door het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB), waardoor een eindoordeel uitbleef. Een nieuwe vergadering zou op 13 september plaatsvinden, zo hebt u gemeld.
Minister, wat is de stand van zaken van de publicatie van de nieuwe Boswijzer? Heeft de stuurgroepvergadering van 13 september 2017 plaatsgevonden? Zo ja, hoe evalueert u dat overleg? Wat waren de belangrijkste conclusies en resultaten?
Heeft de stuurgroep een eindoordeel geformuleerd? Zo ja, wat is het eindoordeel? Is er meer zicht op een concrete timing voor de publicatie van de nieuwe Boswijzer die al meer dan acht maanden vertraging heeft opgelopen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw De Vroe, de stuurgroep is op 13 september samengekomen en heeft de werkzaamheden afgerond. Jammer genoeg is er nog steeds geen consensus. Ze hebben aan twee zaken gewerkt: een vegetatiekaart en een derde poging tot Boswijzer, maar daar is geen consensus over. De vegetatiekaart wordt door de leden van de stuurgroep gewaardeerd.
Over de Boswijzer als benadering voor de bosoppervlakte blijven de meningen verdeeld. Vlaanderen beschikt niet over een performante methode om het actuele grondgebruik snel te detecteren. Dit wordt precair geacht voor het thema ‘groen en bossen’. Daarom heeft men de vegetatiekaart. Aan de hand van luchtbeelden wordt via een nabewerking een benadering gegeven van het natuurlijk kapitaal aan groen in Vlaanderen. Op basis daarvan wordt er een berekende schatting gemaakt van de bosoppervlakte. Dit alles gebeurt op basis van luchtbeelden die de bodembedekkingen weergeven. Om die oppervlaktebepaling te kunnen doen, wordt gebruikgemaakt van een omschrijving van het begrip ‘bos’ zodat de computer daar ook rekening mee kan houden. Deze benadering is reeds vele malen duidelijk gemaakt, ook in het parlement, maar daar blijven dus discussies over bestaan. Sommige leden van de stuurgroep blijven zweren bij een benadering die meer aansluit bij het effectieve bodemgebruik. Dit zou volgens hen ook meer aansluiten bij wat het publiek gemeenzaam beschouwt en ervaart als bos.
Een benadering die dezelfde voordelen heeft als de Boswijzer inzake snelheid en haalbaarheid, lage personeelsbezetting en gedocumenteerde betrouwbaarheid is er dus niet.
Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) adviseert dan weer om de gewestelijke bosinventaris te gebruiken omdat deze wel steunt op terreinwaarnemingen en beter zou aansluiten. Het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) oordeelt evenwel dat die benadering niet dezelfde voordelen heeft als die waarvoor gekozen werd in de verwerking van de luchtopnames. De bosinventaris heeft een meetcyclus van tien jaar. Je zou dan eigenlijk tien jaar moeten wachten vooraleer een vergelijking kan worden gemaakt.
We zitten dus nog steeds met dezelfde discussie. Het lijkt mij zinvol om daar met al die betrokkenen in een hoorzitting eens dieper op in te gaan. Eerlijk gezegd krijg ik ook een punthoofd van al die discussies over begrippen en inventarisaties.
Mijnheer Sanctorum, u verwees daarnet naar de bosbalans. Ik weet niet zo goed wat u daar precies mee bedoelt. Bedoelt u de balans op basis van het aantal vergunningen die zijn verleend? Zo ja, dan moet ik dat opvragen, want ik heb dat niet. Of bedoelt u wat er allemaal in de beheersplannen zit? Uw vraag was mij niet helemaal duidelijk. U kunt die misschien nog iets exacter stellen.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, ik ben uiteraard heel erg teleurgesteld dat er nog steeds geen consensus is. Dezelfde discussie is er al jaren. We hebben ooit al eens een hoorzitting gehad over de bossen en de verschilpunten. Ik vind het verschrikkelijk dat men maar niet tot een akkoord kan komen om het bosareaal in Vlaanderen te meten en effectief te kijken of we vooruitgaan of niet. Ik vind het heel teleurstellend.
Ik vind het heel jammer dat men op 13 september niet tot een consensus is kunnen komen. Ik wil gerust nog eens opnieuw hier alle partijen horen, als dat vooruit kan helpen. Misschien moeten we met een parlementair initiatief komen. Ik vind het echt heel teleurstellend, en ik had eigenlijk gehoopt dat de partners die hier dagelijks mee bezig zijn, in de praktijk tot een consensus hadden kunnen komen. Ik wil zeker meewerken aan een hoorzitting.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Ik sluit me daar volmondig bij aan. Als we nog geen consensus kunnen bereiken over de methodiek om ons bosareaal te meten, hoe kunnen we dan een bosbeleid evalueren? Dat is gewoon onmogelijk. Ik sluit me volledig aan bij de vraag voor een hoorzitting. Misschien moeten we inderdaad ook vanuit het parlement eens aan de oren trekken van de betrokkenen, want dit is echt amateurisme.
Ik wil nog mijn vraag van daarnet verduidelijken. Die ging echt over de hoeveelheid hectaren ontbossing versus de hoeveelheid hectaren aangelegde compensatiebossen. Die balans zou ik graag kennen. (Opmerkingen)
Ik zou zeggen voor het volledige plaatje, maar er zijn inderdaad nuances over wat in rekening wordt gebracht en wat niet. U mag dit gerust nadien overmaken aan de commissieleden.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Als hier gevraagd wordt om daar nog een hoorzitting over te houden, dan wil ik dat gerust steunen. Er is materiaal. Er zijn stuurgroepen over het al dan niet juist zijn van de methodiek. Er is een Boswijzer. Ik vraag om die publiek te maken, los van het feit of er al dan niet consensus is over de methodiek.
Wij horen overal in de wandelgangen dat die Boswijzer eigenlijk klaar is. Er zal misschien hier en daar nog wel iemand een opmerking hebben over de gebruikte methode maar dat kan niet blijven duren wanneer we acht maanden wachten en de discussie blijft aanslepen. Ik raad u aan te gaan voor transparantie en vrij te geven wat er nu al is. Dat zal misschien niet zo positief zijn. En inderdaad, bij de vorige Boswijzer waren de berichten aanvankelijk euforisch. Men kon toen zeggen dat er 8000 hectare bos bij was gekomen. Maar dat cijfer moest enorm gecorrigeerd worden omdat daar stukken bij waren zoals de Zoo van Antwerpen. Echt bos is dat niet, dat weten we.
Wanneer nu een andere strengere methode is toegepast, dan betekent dit dat er minder bos zal zijn maar dan hebben we op zijn minst een nieuwe nulmeting en kan daarop verder worden gegaan. U kunt toch niet zeggen dat u de handdoek in de ring gooit en dat het niet realistisch is om een Boswijzer op te maken, maar hoe kunt u beleid voeren als er niet wordt gemeten? Dat is mijn eerste optie.
De tweede optie geniet mijn voorkeur. Daarbij gaat u op het terrein en gaat u de situatie bekijken daar waar er vraagtekens zijn en waar uit de huidige studies niet duidelijk blijkt of het effectief om bos gaat of niet. Waar twijfel is, laat u controleren. Die optie is misschien wel te arbeidsintensief.
U kunt natuurlijk ook komen, en dat is de derde optie, met wat u hebt.
De heer Tobback heeft het woord.
Voor dat laatste zou ik toch opletten, want van nog eens een oefening waarbij op alle mogelijke manieren de zaken verkeerd worden ingekleurd, wordt niets of niemand beter en nog het minst van alles de geloofwaardigheid van het beleid. Maar van de huidige situatie wordt de geloofwaardigheid van het beleid natuurlijk ook niet beter.
Minister, we voeren die discussie al een paar jaren. Ik steun de vraag van de heer Sanctorum voor een balans, maar de vraag is hoe men een balans kan opmaken wanneer men zelfs geen nulmeting heeft, wanneer men dus in de verste verte niet weet vanwaar men vertrekt. Men kan alleen op basis van dossiers een balans maken maar in de praktijk is nu al een aantal keren gebleken dat we in Vlaanderen onze bomen niet weten staan. Op die basis is elk beleidsinstrument gedoemd om te falen.
Ik begrijp niet goed dat het argument dat het arbeidsintensief is om op het terrein te gaan tellen en registreren zo zwaar kan doorwegen als je weet dat bij gebrek aan een fysieke telling en registratie het hele beleid ongeloofwaardig is. Misschien komen er bomen bij, misschien gaan eraf. Ik kan het ene beweren en u kunt het andere beweren, maar we kunnen het geen van beiden met sluitende cijfers bewijzen.
Het kan ook niet zo zijn dat het ons miljarden euro’s zou kosten om een fysieke registratie en meting op het terrein te doen. Ik wil hier dan ook nog eens heel hard oproepen om de instrumenten die er in het verleden toe hebben geleid dat we verkeerswisselaars en de Zoo van Antwerpen meetelden, op zijn minst na al die ervaringen te corrigeren door een fysieke meting en registratie op het terrein en dan vandaar te vertrekken en na te gaan of er in de toekomst meer performante middelen mogelijk zijn. Maar op deze manier kan het toch echt niet meer verder als we het beleid nog een klein beetje serieus nemen.
Minister, ik sluit me aan bij deze vraag en wil ook mijn teleurstelling uiten. Ik ben ervan overtuigd dat de mensen die dagelijks met die instrumenten en het beleid bezig zijn, in dezen een ongelofelijke kans hebben gekregen om het heft in eigen handen te nemen. Alle ervaring en deskundigheid waarover zij beschikken, kunnen zij hier mee op tafel leggen, maar dan hebben zij ook de verdomde verantwoordelijkheid om op bepaalde momenten keuzes te maken en tot een oplossing te komen. Iedereen hier weet dat in elk debat, of dat nu over bossen of over iets anders gaat, keuzes moeten worden gemaakt. Wanneer men bepaalde interpretaties aanneemt, moeten de cijfers ook op die manier worden gelezen. Zeker van wetenschappers zou ik verwachten dat zij dat echt wel kunnen overstijgen. Ik ben dan ook echt teleurgesteld te horen dat men daar blijkbaar niet in slaagt en ben mee vragende partij om die mensen en hun verschillende visies te horen. Ik had heel graag gezien dat zij ook zelf conclusies zouden trekken.
Mevrouw Meuleman vraagt dat op tafel zou worden gelegd wat we nu al hebben. De heer Tobback heeft er ook al naar verwezen. We hebben daar in het verleden al verschillende debatten over gevoerd, ook vorig jaar. Ik vraag me dan ook af of het zinvol is en of we daarmee een stap vooruit zetten. Als hier uiteindelijk iets op tafel wordt gelegd waarvan iedereen vindt dat het moet worden bekritiseerd en aangevallen omdat men het niet eens is over de techniek, dan lijkt het aangewezen het eerst eens te geraken over die techniek. Via een hoorzitting of een parlementair debat kan men het daar misschien eens over worden.
Of de Zoo al dan niet in de Boswijzer zit, maakt op zich niet uit. Als de Zoo er tweemaal in zit, dan maakt dat het verschil niet. En het is nu net het verschil dat we willen weergeven. Ik denk dat we voor onszelf zuiver en scherp die discussie zullen moeten voeren. Willen we echt een evolutie? En misschien moeten we daarbij ook aan heel andere instrumenten denken. Ik ben daar zelf ook nog niet uit. We moeten het hoofd niet laten hangen en de uitnodiging aannemen om samen met de partners die al aan tafel hebben gezeten, na te gaan of we een bijdrage kunnen leveren om de discussie sluitend te maken zodat we het op zijn minst onderling en op politiek vlak eens zijn over het feit dat we de cijfers op eenzelfde manier moeten interpreteren.
Want dat was in het verleden, de vorige keer, mijn grootste frustratie, dat we op die manier eigenlijk naast elkaar aan het spreken zijn. Ik hoop dat we dat niet meer moeten doen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega's, we moeten niet doen alsof er niets is en alsof we niet weten wat er gebeurt. Ik verklaar mij nader. We weten natuurlijk, als de vergunningen worden aangevraagd, welke worden verleend en wat daarmee gebeurt. Dat is er.
Dat heeft zijn beperkingen – dat is ook altijd door iedereen beaamd. Soms worden bepaalde compensaties niet gemeld of is er spontane verbossing of planten mensen bomen en bossen aan. Dat komt daar niet allemaal in. Dat heeft dus zijn beperkingen.
We hebben een bosinventaris van het INBO. Ik heb er daarnet naar verwezen. Iedereen zegt dat dat de meest correcte is, omdat dat allemaal op het terrein gecontroleerd is en omdat we weten wat daarbij de evolutie is.
Het nadeel van dat instrument is dat we dat maar om de tien jaar hebben. We hadden met z'n allen gezegd – dat dateert nog van de vorige legislatuur – dat we eigenlijk iets anders moeten hebben. Los van die naakte cijfers van de vergunningen, los van die inventaris van het INBO, willen we een instrument dat ons om de twee, drie jaar toelaat om snel de evoluties van de bossen in Vlaanderen in kaart te brengen. Daaruit is dan die Boswijzer gekomen. Op die Boswijzer is er nadien – dat weet iedereen – heel veel kritiek gekomen omdat er fouten in zitten, terwijl iedereen wel wist dat die fouten daarin zaten, want dat komt door die methodiek.
Er is dan een aanbod geweest om rond de tafel te zitten en die Boswijzer samen te verbeteren. Maar ik merk dat men wel rond de tafel heeft gezeten en dat men die Boswijzer inderdaad wel verfijnt, maar dat men eigenlijk nog niet akkoord gaat met wat er op tafel ligt. Maar wat is dan het nut om met dat instrument af te komen als er toch nog kritiek op is en er geen consensus bestaat over wat dat is? Ik kan dat alleen maar vaststellen. Ik vind dat jammer. Wat is dan het nut om inderdaad dat instrument op tafel te leggen? Als de stuurgroep dat wil doen, dan doet ze dat maar. Ik zal mij politiek niet gebonden voelen met wat zij naar buiten komen. Maar, als er nog discussie rond is, welke zin heeft het dan om dat weer als instrument te gaan gebruiken? Want dat zal dan maatschappelijk ook weer hele discussies geven. Ik denk dat dat niet wijs is en dat het ook niet goed is voor het bosbeleid om dat op die manier te monitoren, als daarover discussie is.
Ik vind dat we naar iets moeten gaan waarvoor er een draagvlak is, waarin iedereen zich kan vinden: het beleid, het parlement, wetenschappers. Waar iedereen zegt: ‘Dat is nu eens een goed instrument om op middellange termijn, twee à drie jaar, die evoluties effectief in kaart te brengen.’ Als jullie zeggen dat terreinbezoek voor jullie belangrijk is en dat dat volgens het INBO maar om de tien jaar kan, als het de conclusie is om dat zo te hanteren, dan kan dat zo zijn. Maar dan denk ik dat we elkaar in de ogen moeten durven kijken en eerlijk zeggen: ‘Laat ons dat dan hanteren als instrument.’
Ik vind het moeilijk wanneer er warm en koud wordt geblazen. Aan de ene kant: toon, bewijs om de twee, drie jaar wat de evolutie is. Aan de andere kant, als je dan met iets komt, is de kritiek dat het niet exact juist is tot op de boom die erop staat om daarvoor in aanmerking te komen. Ofwel is er een brede maatschappelijke consensus, ofwel niet. Op een bepaald moment zullen we de keuze moeten maken of we ervoor gaan of niet.
Het is maar al te gemakkelijk om te zeggen: ‘Leg het op tafel en we zullen het wel afschieten.’ Dat is al te gemakkelijk. Ik weet dat u daarop zit te wachten, mevrouw Meuleman, maar ik zal dat niet doen zolang daar geen breder maatschappelijk draagvlak voor is.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw openheid. Het zou een goede zaak zijn dat we hen zo snel mogelijk hier in de commissie kunnen horen. Ik denk dat terreinbezoeken het meest juiste zou zijn. Maar goed, ik denk dat het zeer nuttig zou zijn, met wat we nu weten, wat we hier vandaag hebben vernomen, om een hoorzitting bijeen te roepen. Onze teleurstelling mag worden overgemaakt. Dan kunnen we als parlement met een initiatief komen. Voorzitter, ik hoop dat u daar zo snel mogelijk aan wilt meewerken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.