Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Naar jaarlijkse gewoonte evalueert Boerenbond op de nazomerontmoeting bij het begin van de herfst het lopende productiejaar.
Vergeleken met dezelfde periode in 2016 ligt de omzet van de Vlaamse land- en tuinbouw op dit moment 8 procent hoger. Door de forse omzetstijging ten opzichte van het desastreus verlopen jaar 2016 knoopt 2017 weer aan bij het vijfjarige gemiddelde. Als 2017 omschreven wordt als ‘gemiddeld’ en ‘doorsnee’, dan is dat te danken aan de markt, maar andere externe factoren kunnen de omzet van het landbouwbedrijf ook maken of kraken.
Bovendien is de conjunctuur niet in alle deelsectoren gelijk. Van een hoeragevoel onder de landbouwers is volgens de voorzitter van Boerenbond, Sonja De Becker, dan ook geen sprake, zelfs niet bij melkveehouders, die hun omzet in een jaar tijd met 43 procent zien stijgen. “De opwaartse beweging van de melkprijs sedert eind 2016 laat toe om de diepe putten te dempen die de crisis naliet. De markt evolueert in gunstige zin, maar dat was broodnodig ook.”
Bovendien zijn de marges op land- en tuinbouwbedrijven de voorbije tien jaar erg volatiel geworden, en dit zowel aan input- als outputzijde. In de ogen van Boerenbond is dat de grootste uitdaging waar de sector voor staat. “We kloppen al lang op die nagel,” zegt voorzitter De Becker. “Onze bedrijven moeten weerbaarder en wendbaarder worden. Tegen grote prijsvolatiliteit zijn individuele land- en tuinbouwers niet opgewassen, tenzij je hen op sectorniveau instrumenten aanreikt om het effect van de prijsschommelingen te dempen.”
De sterke prijsschommelingen doen zich niet enkel voor in de verkoopprijzen van land- en tuinbouwproducten, maar ook in de aankoopprijzen van productiemiddelen. Aan de inputzijde stelt Boerenbond vast dat de grootste schommelingen zich de voorbije jaren voordeden bij de energieprijzen en de prijzen van meststoffen. In de eerste zeven maanden van 2017 zijn ze zo’n 30 procent duurder dan in 2007. Zaai- en pootgoed zijn prijsvaster. Veevoeders nemen op het vlak van volatiliteit een tussenpositie in.
Op de vraag hoe de volatiliteit te beperken, bestaat geen eenvoudig antwoord. Een toolbox aan maatregelen is volgens Boerenbond noodzakelijk. Ze hebben er zelf enkele gesuggereerd. Ik heb er een vijftal genoteerd. Het Europees landbouwbeleid moet een structureel marktbeleid met mechanismen van marktstabilisatie invoeren. Er moeten instrumenten voor risicobeheer komen, waarvan de weersverzekering er uiteraard maar één is – maar dat hebben we vorige week in de plenaire vergadering besproken. Er is een duidelijk kader nodig dat de positie van de boer in de keten moet versterken. Er moet een beleid komen dat rechtszekerheid biedt, en een beleid dat elke sector kansen biedt om te verduurzamen op alle vlakken als ondernemer.
Minister, deelt u deze analyse? In welke mate? Hoe sporen de voorgestelde oplossingen van de landbouworganisatie met uw beleidsintenties? Welke instrumenten wilt u inzetten? Wat is uw timing hiervoor? Wat moet hiervoor op Europees en op Vlaams beleidsniveau besproken en gerealiseerd worden?
Minister Schauvliege heeft het woord.
De toegenomen volatiliteit van de marktprijzen is inderdaad een gegeven dat zal blijven bestaan. Tot de eeuwwisseling implementeerde de Europese Unie verschillende marktinstrumenten om de effecten van de prijsvolatiliteit tegen te gaan. Onder druk van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en de internationale afspraken zijn die bijna allemaal afgeschaft. Het is een gegeven waar de deelsectoren zullen moeten blijven mee omgaan. Dit zal niet zomaar terugkomen.
Zoals ik al vaker gezegd heb in deze commissie, kan de Europese landbouwer het louter op basis van de prijs nooit halen op de wereldmarkt, want de productierandvoorwaarden die de Europese wetgever aan de Europese boeren oplegt op het vlak van natuur, milieu, klimaat, dierenwelzijn, gewasbeschermingsmiddelen enzovoort, zijn veel minder omvangrijk of zelfs onbestaande in andere werelddelen. Een recente Duitse studie maakte een vergelijking tussen de onkosten die de Europese boeren moeten maken om aan de EU-normen te voldoen en de analoge kosten die hun niet-EU collega’s of concurrenten moeten maken. Voor weilanden zijn de onkosten voor de Europese boer 82 euro per hectare hoger dan elders, voor tarwe is dat 206 euro per hectare en voor aardappelen zelfs 704 euro per hectare. Mochten ook nog andere zaken in rekening worden gebracht, zoals loonkosten of grondprijzen, dan zouden deze verschillen nog groter zijn. Het is dus duidelijk en onbetwistbaar dat Europese boeren zwaarder beladen aan de startstreep komen. Vergelijk het met andere bedrijven voor wie de energie- of de loonkost te hoog is: ze hebben een handicap. Voor onze boeren geldt dat dus ook, zeker als we alle andere randvoorwaarden ook bekijken. Vandaar dat een sterk gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) noodzakelijk is en dat we daar verder op moeten inzetten, om het ongelijke speelveld te milderen.
In het verleden koos de Europese Unie altijd voor zowel de hoge productienormen voor de eigen boeren én voor de vrijhandel waardoor ook producten van elders toegang kregen tot de EU-markt, maar men plaatste daar een significant GLB-budget naast om de landbouwdoelstellingen toch te kunnen halen. Die weg moeten we mijn inziens blijven volgen. Maar er is meer nodig dan dat alleen. Onze landbouwers moeten zich, nog meer dan vandaag, richten op het onderscheidend vermogen van hun producten, zodat niet enkel de prijs doorslaggevend is bij de consumentenkeuze.
Diversificatie van productiemethoden en van het eindproduct is een must, maar dat zal bedrijf per bedrijf anders worden ingevuld. Daarom moeten we als overheid het juiste kader aanbieden waarbij we de invulling op bedrijfsniveau overlaten aan de individuele ondernemers. Dat doen we vandaag al. Ik geef een paar voorbeelden. Een deel van de landbouwers is bereid om te investeren in duurzame productietechnieken of in alternatieve verkoopkanalen. Dat wordt ondersteund vanuit het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF). Een deel van de landbouwers is bereid om nog verder te gaan in de reeds hoge EU-productiestandaarden. Zij sluiten beheersovereenkomsten af of doen niet-productieve investeringen op hun bedrijf en leveren groen-blauwe diensten aan onze maatschappij. Ze kunnen een beroep doen op het plattelandsontwikkelingsfonds om hen daarbij te ondersteunen. Nieuwe verdienmodellen of innovatieve producten moeten kunnen worden gedemonstreerd of bekend worden gemaakt aan een groter publiek. We subsidiëren dat via demonstratieprojecten.
Een andere heikel punt is de doorstroming van de wetenschappelijke kennis naar de praktijk. Om dat te bevorderen, zijn diverse operationele groepen opgericht die als doel hebben om de economische duurzaamheid van bedrijven te stimuleren en bij te dragen tot het stabiliseren van de markt. In 2017 werden oproepen gedaan met als doel een antwoord te bieden op crisissen in de fruitteelt en in de dierlijke productie. Dat zijn uiteraard maatregelen die niet van vandaag op morgen tot zichtbare resultaten leiden, maar daarom niet minder van belang zijn.
Over KRATOS hebben we het hier al vaak gehad. Goed geïnformeerde landbouwers staan sterker in de keten.
Ook de onderhandelingsmacht van de primaire producten in de keten blijft een aandachtspunt. Want of je nu meer of minder onderscheidende producten maakt, professionele landbouwers moeten ze kunnen verkopen aan een prijs die toelaat om er een arbeidsinkomen uit te genereren. De oprichting van producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en brancheorganisaties is mogelijk geworden sinds 2014. We bieden daar ook ondersteuning vanuit Vlaanderen.
Naast de consolidatie van de huidige kernmarkten, breidde het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) zijn werkterrein deze legislatuur ook uit. Er werd heel veel geprospecteerd in Zuidoost-Azië en Afrika, maar ook in de Balkan, Oost-Europa en Brazilië. Steeds meer sectoren zetten in op export, ook degene die daar voorheen weinig of geen aandacht voor hadden, zoals vleeswaren, runderen, vis en pluimvee. Waar voorheen vooral beurzen en nadien contactdagen de kernacties voor prospectie waren, worden die nu aangevuld met consumentenacties op de verkooppunten.
Wat het toekomstig GLB na 2020 zal brengen, is vandaag nog koffiedik kijken. De publieke consultatie is afgelopen. Tot 17 november 2017 is er ook nog een publieke consultatie met betrekking tot handelspraktijken in de landbouwvoedingsketen. De focus ligt op oneerlijke handelspraktijken tussen primaire producenten en afnemers, transparantie in de keten en opvolging van prijzen en ook over de waardeverdelingsclausule. De Europese Commissie wil de input van deze consultatie gebruiken samen met de resultaten van de Agricultural Markets Task Force van vorig jaar – het rapport-Veerman, dat u allen bekend is omdat er een boeiende hoorzitting over is geweest – om in de toekomst mogelijk nieuwe wetgevende voorstellen uit te werken.
We werken dus op verschillende fronten: intern in Vlaanderen, maar ook in de richting van het nieuwe GLB, waarin we graag bijkomende maatregelen willen ingeschreven zien. We moeten ook niet de illusie koesteren dat alles weer zal worden zoals het vroeger was. We moeten blijven omgaan met die wereldmarkt en het feit dat er een aantal voorwaarden zijn waarbinnen we het GLB vorm zullen moeten geven.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, ik onthoud vooral dat we blijvend zullen moeten leren leven met volatiliteit in de land- en tuinbouwsector. Mondiaal hebben we hoe dan ook een prijshandicap. Dat geldt niet alleen voor de land- en tuinbouw, maar ook voor andere sectoren. U wijst ook op een aantal opportuniteiten zoals inzetten op kwaliteit, zichzelf op de markt onderscheiden, nieuwe verdienmodellen en het belang van brancheorganisaties. U onderstreept ook nog eens het belang van KRATOS en u wijst er ook op dat u vanuit het beleid voor sommige sectoren nog meer wilt inzetten op export.
We weten met zijn allen dat het GLB van uitzonderlijk groot belang is voor de land- en tuinbouwsector en dat de komende onderhandelingen daarover ook van uitzonderlijk groot belang zijn. Anderzijds weten we ook uit de voorbije besprekingen dat de besprekingen over de brexit deze mogelijk wat zullen vertragen. Hoe dan ook, het bevestigt nogmaals dat land- en tuinbouwers ondernemers in het kwadraat moeten zijn, als je merkt met welke marktfactoren in welke omstandigheden ze in de toekomst zullen moeten produceren en hun man of vrouw zullen moeten staan binnen deze samenleving, die steeds meer eisen stelt.
De heer Wouters heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitvoerige antwoord. U haalt de export aan als een deeloplossing voor de volatiliteit. Schuilt niet het grootste gevaar in het feit dat we daar te veel op zullen mikken? We weten uit het verleden hoe broos zulke exportmarkten zijn, zeker de grote. We hebben het meegemaakt met Rusland. Ik hoor links en rechts het gevaar met betrekking tot varkensexport naar Azië. Als we daar iets te veel op inzetten, kan dat een omgekeerd effect hebben.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Volgens mij is de fout die in het verleden is gemaakt, dat de landbouwers zich kwetsbaar hebben opgesteld. Ze hebben, met een aantal uitzonderingen, allemaal op dezelfde producten ingezet en zich zeer sterk op bepaalde eenzijdige markten gefocust. Dit maakt hun export natuurlijk zeer kwetsbaar.
Onze land- en tuinbouw kan niet zonder export. We mogen dat niet onderschatten. Dit heeft een enorme toegevoegde waarde. We moeten de landbouwers echter leren diversifiëren en spreiden. Ze moeten ervoor zorgen dat ze minder kwetsbaar zijn indien zich bepaalde problemen voordoen. Dat is de uitdaging waarin we hen ondersteunen.
Ik heb net verwezen naar VLAM, die nieuwe markten aanboort. Het gaat dan natuurlijk ook om andere producten. Als iedereen dezelfde conferenceperen naar Rusland uitvoert en er gebeurt iets – bijvoorbeeld de Russen willen geen conferenceperen meer of we mogen niet meer naar Rusland uitvoeren –, ontstaat een gigantisch probleem. Daar moeten we nog veel meer de nadruk op leggen.
Het is natuurlijk altijd een beetje dubbel. Dit is een belangrijke economische sector die nog zeer sterk in familiale handen zit. Het is echter ook een zuiver economische speler. De andere economische spelers denken al veel meer na over de vraag hoe ze hun risico’s wat meer kunnen spreiden. Door de manier waarop de landbouw is gegroeid, is die spreiding daar niet altijd aanwezig. Het is onze taak als overheid om op dat vlak ondersteuning te bieden.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, de door u aangehaalde diversificatie is altijd bijzonder belangrijk. Dat geldt ook voor de creatie van meerwaarde in het eigen bedrijf of samen met een aantal andere producenten in een branche of in een coöperatie. Hoe dan ook, ik kijk met grote belangstelling uit naar uw beleidsbrief. We zullen dan zeker en vast de kans krijgen om nog dieper op deze problematiek in te gaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.