Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, ik heb eind juli al een vraag om uitleg ingediend in verband met de invloed van vleermuizen bij inplanting en werking van windturbines. We konden namelijk in juli 2017 een aantal persartikels lezen waarin stond dat het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) klaarblijkelijk een nieuwe richtlijn zou opmaken voor milderende vleermuisvriendelijke maatregelen voor de bouw en realisatie van nieuwe windturbines. Die maatregelen zouden inhouden dat de windturbines iets later zouden mogen opstarten, pas bij een wind van 6 meter per seconde, de wieken zouden moeten stilstaan op momenten dat de vleermuizen uitvliegen en op zoek gaan naar voedsel, vooral 's nachts dus, en op voorwaarde dat het zeker 10 graden warm is en het niet of amper zou regenen. Deze maatregelen zouden moeten gelden van begin april tot eind oktober.
In de persartikels konden we ook lezen dat volgens het ANB uit Europees onderzoek blijkt dat een windturbine, zeker in bosrijke gebieden, maar ook langs de kust, jaarlijks heel wat vleermuizen kan doden. Daarom denkt men dat deze nieuwe richtlijn zou kunnen inhouden dat de vleermuissterfte tot 90 procent zou kunnen worden teruggedrongen.
Naast deze nieuwe Vleermuisrichtlijn of Windturbinerichtlijn is er ook het verhaal van de vleermuisatlas die destijds is opgesteld door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), waarbij Vlaanderen in risicogebieden wordt ingekleurd. Een rode kleur zou betekenen dat er een bufferzone is rond bossen en plaatsen waar zeer veel bomen zijn en waar het risico zeer groot is en er dus het best geen windmolens worden geplaatst. De gele kleur is een bufferzone waar het risico iets kleiner is. De groene kleur is waar er geen informatie beschikbaar is. Zeker als ik kijk naar mijn eigen gemeente, zou de vleermuisatlas betekenen dat er nagenoeg geen windturbines meer kunnen worden gebouwd, zeker op die gebieden waar vandaag het meest naar wordt gekeken voor windenergie, met name de bedrijventerreinen.
Inmiddels is er een derde element bij gekomen. Er is sprake van dat het ANB bezig zou zijn met de opmaak van een soort uitsluitingszones, los van de nieuwe richtlijn en los van de vleermuisatlas. Die uitsluitingszones zouden gaan om een gebied van 100 meter rond bossen of een grote concentratie van loofbomen.
We weten dat de Vlaamse Regering volop de kaart getrokken heeft van groene energie en daarvoor talrijke stimuli wil realiseren. De bijkomende maatregelen, onder andere de atlas, de richtlijnen en de eventuele uitsluitingszones, bemoeilijken almaar meer het verhaal van het inplanten van nieuwe windmolens. We moeten daarbij ook zeggen dat telkens niet alleen administraties maar ook belangengroepen zich baseren op dergelijke elementen om te voorkomen dat een windmolen kan worden geplaatst.
Minister, hoe staat u tegenover deze sluipende besluitvorming die het inplanten van windturbines bemoeilijkt? Hebt u opdracht gegeven aan het ANB om te zorgen voor een meer stringente en dwingende beoordeling van de zogenaamd risicogevoelige gebieden voor vleermuizen? Ik denk dan onder andere aan die richtlijn en die nieuwe uitsluitingszones. Welk wetenschappelijk onderzoek werd gehanteerd voor de opmaak van de vleermuisatlas en de milderende vleermuisvriendelijke maatregelen? Welke procedure werd gevolgd bij de opmaak en de aanpassingen van deze atlas? Op welke wijze werd inspraak georganiseerd, werden de resultaten gepubliceerd en/of bekendgemaakt? We weten immers dat er al een oude vleermuisatlas is. Hoe zit het dan met de aanpassingen en de juridische consequenties die gekoppeld zijn aan deze atlas? Vond er voorafgaandelijk een overleg plaats met de sector rond de milderende vleermuisvriendelijke maatregelen, met andere belanghebbenden en/of wanneer zal dit overleg eventueel plaatsvinden?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Peeters, voor alle duidelijkheid, want het zit een beetje in uw vraagstelling, is het niet de bedoeling om zo weinig mogelijk windmolens te kunnen plaatsen, maar wel het omgekeerde. Het is de bedoeling dat er een duidelijke richtlijn zou zijn, waardoor er op voorhand duidelijkheid is, en die ook iedereen op dezelfde manier adviseert.
Er is door mij geen expliciete opdracht gegeven. Wel is er een studie geweest van het INBO. Het INBO heeft alle effecten van windturbines op vogels en vleermuizen in Vlaanderen in kaart gebracht. Dat heeft het ANB ertoe aangezet om naar een soort van algemene richtlijn te gaan omdat je nu ziet dat er op verschillende manieren wordt geadviseerd. In de ene regio is men daar soepeler in dan in de andere. Men wou dat stroomlijnen. Het gaat dus over uniformiteit en transparantie en ook om de doorstroming beter te laten verlopen. Op die manier kan sneller worden geadviseerd. Het gaat dus niet over een opdracht die ik heb gegeven. Het gaat ook niet over een kader dat het minder gemakkelijk moet maken om windmolens te plaatsen.
Wat zijn vleermuisvriendelijke maatregelen? Dat kan bijvoorbeeld zijn dat windturbines iets later starten tijdens nachtelijke momenten waarop de vleermuisactiviteit het hoogst is. Dat hangt een beetje af van de periode van het jaar, de nacht, de temperatuur, de neerslag, de windsnelheid. Het productieverlies bij deze preventieve maatregelen zou volgens buitenlandse studies gemiddeld op jaarbasis minder zijn dan 1 procent.
In het buitenland zijn er onderzoeken lopende om na te gaan of er geen automatisch bat-detectorsysteem kan worden geplaatst dat aangeeft wanneer er vleermuizen in de omgeving komen. Dat bestaat nu al, maar het is bij ons nog niet operationeel. Bij het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) loopt blijkbaar een project om dat ook bij ons uit te testen.
Tijdens de opmaak van de leidraad en de risicoatlas waren er op basis van een voorlopige versie overlegmomenten met vertegenwoordigers van de windsector en de natuursector. De wetenschappelijke leidraad en bijhorende risicoatlas kunnen door iedereen geraadpleegd worden op de website van het INBO. Ze omvatten kennis en aanbevelingen. De risicoatlas is een gebruiksinstrument om een eerste indicatie te krijgen van de mogelijke risico’s.
Er werd en wordt regelmatig bilateraal overleg gepleegd met de Vlaamse WindEnergie Associatie, de natuursector en de landbouwsector. Maar nogmaals, mevrouw Peeters, ik ben het volledig met u eens dat het niet de bedoeling kan zijn om een leidraad op te maken om zo weinig mogelijk windmolens te plaatsen. Ik heb begrepen dat het de bedoeling is om uniformiteit en transparantie en een snellere advisering te krijgen zodat windmolens sneller kunnen worden vergund.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Minister, ik hoor u graag zeggen dat het de bedoeling moet zijn om zo veel mogelijk windturbines te vergunnen, maar papier is natuurlijk geduldig. Enerzijds is er die vleermuisatlas en anderzijds de richtlijnen waarvan sprake. Dat blijft op papier staan, en mensen die het nimbyprincipe nogal hoog in het vaandel dragen wanneer het gaat over windturbines, blijven zich daar telkens opnieuw op baseren. Wat dat betreft, ben ik blij dat u opnieuw zegt dat dit zeker geen belemmering mag zijn om windenergie extra te promoten. Integendeel, wanneer we de energiedoelstellingen willen halen, moeten we daar zo veel mogelijk op inzetten. We hebben in deze commissie al meermaals gezegd dat de bestemmingsneutraliteit van de windturbines daar een bijkomende drive in zou kunnen zijn, maar dan is het opnieuw belangrijk dat wordt gezegd dat er geen nieuwe richtlijnen komen, dat die atlas geen juridische basis kan zijn en dat er in de toekomst geen andere uitsluitingszones worden aangeduid, want dat verhindert onze inzet om te zorgen voor meer windenergie.
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. In ben wel een beetje verwonderd over de toon van de vraag. Mevrouw Peeters, het is misschien een goede Vlaamse traditie vragen te stellen vanuit een standpunt waarbij het alles of niets is: het kan zonder enige beperking of het kan niet? Dat staat compleet haaks op de realiteit. Bij mijn weten zijn in zowat alle omliggende landen, of het nu over Duitsland, Nederland of Frankrijk gaat en zelfs in Wallonië, al redelijk lang regels klaar en duidelijk op papier gezet met als doel het probleem van de combinatie van windmolens aan de ene kant en vleermuizen aan de andere kant op te lossen.
Die regels zijn in die landen de afgelopen tijd duidelijker en in elk geval strenger geworden dan wat men vandaag in Vlaanderen hanteert. Bij mijn weten staan in al die landen nochtans meer windturbines dan in Vlaanderen. Het idee dat het alleen maar kan als er geen regels voor zijn, zou dan toch ook stilaan tot het verleden moeten behoren. Ik juich de inspanning van het ANB toe om te proberen te komen tot heldere en duidelijke afspraken en tot een soort van uniforme toepassing waarbij iedereen weet waar hij of zij aan toe is zodat ook duidelijk is waar het kan en waar het niet kan. Op die manier vermijden we nodeloze conflicten en proberen we zo veel mogelijk hernieuwbare energie te produceren zonder dat we daar nieuwe problemen mee creëren.
Ik juich de poging tot uniformisering toe. Ik hoop dat die ook leidt tot enige duidelijkheid, ook voor ontwikkelaars, zodat ook daar iedereen weet waar zich aan te houden. En nog eens, het is niet omdat voor iets regels bestaan dat het niet kan, integendeel, in de meeste van de ons omringende landen bestaan er meer regels dan bij ons en schijnt er toch vaak meer te kunnen. Misschien omdat men daar kiest voor duidelijkheid in plaats van voor de typisch Vlaamse fluïditeit in dit soort van zaken.
De heer De Bruyn heeft het woord
Ook ik was een beetje verbaasd over de vraag die lijkt te suggereren dat er een nieuw element is gevonden in wat dan de strijd tegen de windenergiesector zou zijn. Mevrouw Peeters had het over de sluipende besluitvorming waar ik zelf ook een hekel aan heb. Ik vind dat besluitvorming transparant en helder moet gebeuren en dus per definitie niet sluipend mag zijn. Maar daar is in dit opzicht volgens mij ook geen sprake van. We kunnen niet enerzijds Europese natuurdoelstellingen omarmen en daar met een Vlaams natuurbeleid uitvoering aan geven en anderzijds elke concrete maatregel die probeert dat te verzoenen met een andere realiteit – onze zoektocht naar hernieuwbare energie – per definitie verdacht maken of uitsluiten.
We moeten zoeken naar een combinatie van beide, wat op het terrein al een hele tijd gebeurt en waarvoor ook nu door producenten van windenergie en milieu- en natuursectoren, die betrokken zijn bij de uitvoering van het natuurbeleid, gekeken wordt naar wat mogelijk is. We stellen vast, zoals de minister heeft gezegd, dat daar wat onduidelijkheid en vooral gebrek aan uniformiteit bestaat. Dat de andere administratie het initiatief neemt om op basis van wetenschappelijk onderzoek te komen tot een stroomlijning en het neerschrijven van heldere richtlijnen, kunnen we enkel toejuichen. Dat is en mag geen element zijn in de strijd tegen windenergie, maar het is een instrument dat de bedrijfszekerheid en de bestaanszekerheid van de Vlaamse windenergiesector ten goede komt.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
De heer Tobback wekt de indruk alsof ik niet voor transparantie en duidelijkheid zou zijn. Welnu, mijn bekommernis ging vooral over het volgende. Vroeger hadden we enerzijds de provinciale windplannen, die zouden moeten aantonen waar er windenergie kan worden gewonnen, en nu hebben we anderzijds de aangepaste vleermuisatlas. Er was sprake van een nieuwe richtlijn die het Agentschap voor Natuur en Bos zou opmaken. Tegelijkertijd horen we in de wandelgangen dat men op dit ogenblik ook denkt aan uitsluitingszones in de rand van bossen of rond grote concentraties van loofbomen, om te voorkomen dat daar windmolens geplaatst zouden kunnen worden. Ik ben blij dat de collega’s volmondig zeggen dat ze voorstander zijn van extra groene energie en dat we die kaart volledig moeten trekken. Wat betreft het wetenschappelijk onderzoek over de vleermuizenpopulatie en de windenergie weten we allemaal dat dit nog in de kinderschoenen staat en dat daar ook dubieuze verhalen over bestaan. Ik ben blij met het antwoord van de minister, waarin duidelijk wordt gezegd dat die drie elementen niet aan de orde zijn om de omgevingsvergunningen voor nieuwe windenergie te beperken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.