Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, minister, mijn vraag dateert eigenlijk al van juni. Ik dacht dat ik ze had omgezet naar een schriftelijke vraag, maar er is ergens iets fout gelopen. Ik zal het vandaag vooral hebben over het monitoren en niet zozeer over het investeren in groenaanleg. Ik heb daaromtrent al een aantal antwoorden gekregen op schriftelijke vragen, onder andere inzake de stadsrand- en speelbossen.
We weten dat er sowieso al een aantal investeringsprojecten lopen samen met lokale besturen, maar voor het individuele aspect is het belangrijk om het te monitoren. Ter zake hebben we het voorbeeld van Amsterdam dat als het ware een digitale kaart, namelijk de ‘Monitor Agenda Groen’ ter consultatie beschikbaar stelt. Daarop zien we heel duidelijk de evolutie rond bijkomende groennormen inzake ruimtelijke ordening.
Met het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, minister, hebt u enerzijds gefocust op kernversterking en verdichting, en anderzijds wordt in het kader van de beleidskaders en de actieprogramma’s ook een en ander opgenomen inzake groennormen. Er staat onder andere te lezen: ‘men moet focussen op een voldoende groene omgeving, een groen-blauwe dooradering; men moet voldoende rekening houden met het waterbergend vermogen; rivier- en beekvalleien moeten ruimte krijgen; infiltratie van het regenwater is van belang; bij individuele projecten is opnieuw een groennorm voor stadsontwikkeling en verkavelingen van belang; hitte-eilanden moeten worden weggewerkt’.
In het kader van dit alles vind ik een goede monitoring van groot belang. Sinds kort hebben we de Ruimtemonitor Vlaanderen, die als een centrale toegangspoort tot indicatoren ter ondersteuning van het ruimtelijk beleid voorhanden is. De doelstelling hierbij is het beschikbaar maken van wetenschappelijke en beleidsrelevante indicatoren, enerzijds ter ondersteuning van beleidsvoorbereiding en opvolging van het ruimtelijk beleid in Vlaanderen, anderzijds in functie van de maatschappelijke discussies en keuzes met betrekking tot maatschappelijke uitdagingen die op ons afkomen.
Minister, hebt u al concreet zicht op de verdere uitwerking van de beleidskaders en de actieprogramma’s inzake die groennorm en het groenbeleid dat straks verder moet worden uitgewerkt?
Gaat u in die ruimtemonitor de groennorm in beeld brengen? Hebt u al zicht op de groenaanleg via het vergunningenregister?
Hoeveel van de groenaanleg, ecoducten, fietsverbindingen, buffers en spaarbekkens gerealiseerd in deze legislatuur hebben voor bijkomende groenaanleg gezorgd? Over hoeveel hectare in grootteorde praten we hier dan?
Hoe ondersteunt u vandaag de monitoring, rapportering en sensibilisering door de gemeenten inzake groenaanleg? Ik vermoed dat de groennorm teruggaat naar de beleidskaders. Ik denk alleszins dat het van belang is dat het allemaal goed wordt gemonitord zodat het kan worden geëvalueerd.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Peeters, het brengen van groen en natuur in de buurt van dichtbevolkte gebieden is een van de speerpunten van mijn natuurbeleid. Binnen het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) wordt heel hard gewerkt aan de verschillende projectoproepen. Ik denk aan ‘Natuur in je Buurt’, waarmee steden en gemeenten creatieve en innovatieve groenprojecten kunnen realiseren met een financiële duw in de rug. We hebben daar zelfs 750.000 euro voor uitgetrokken.
Dat is niet alles. U kent het project Pimp je speelplaats, het Interreg-project 2B Connect, dat het stimuleren van biodiversiteit op bedrijventerreinen vooropstelt, en het LIFE-project Green4Grey, waarbij we onbebouwde restruimtes in een verstedelijkte omgeving een nieuw veelzijdig en natuurlijk karakter geven. ‘Groen in de Bouw’ is ook iets nieuws waarmee we natuurtechnische milieubouw heel toegankelijk willen maken.
Het initiatief van de stad Amsterdam kan ons zeker inspireren. Dat is iets waar wij voor gewonnen zijn. Zoals u terecht zegt: in het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen hebben we samen in de regering als partners afgesproken dat er effectief een groennorm komt.
Ik wil nog verwijzen naar tal van publicaties en voorbeeldboeken die we hebben: ‘Investeer in groen, winst verzekerd’ van Inverde en ‘Ideeën voor groenere steden en gemeenten in Vlaanderen’. Ik zal u de links van de websites doorgeven. Er is nog het Draaiboek Groenplan, waarmee lokale besturen aan de slag kunnen.
We maken ook werk van innovatieve pistes inzake cofinanciering. Op dit moment worden deze geïnventariseerd. Ze zullen ter beschikking worden gesteld van de lokale besturen.
De Ruimtemonitor bevat op vandaag geen specifieke indicatoren die de groenaanleg in beeld brengen. Een van de grote knelpunten, en dat staat zo in het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, is dat vandaag de dag de ruimteboekhouding eigenlijk puur gebeurt op basis van bestemming. Dat is natuurlijk iets wat zijn tekortkomingen en mankementen heeft. We zijn van plan, dat staat in het witboek, om in plaats van te monitoren louter op bestemming, te monitoren op basis van de realiteit op het terrein en wat daar gebeurt. Dat zal ons een veel duidelijker beeld geven van de situatie op het terrein.
Het vergunningenregister geeft niet direct duidelijkheid over de hoeveelheid vierkante meter groen. Er zijn al een aantal pogingen ondernomen bij de Vlaamse overheid om een en ander digitaal in kaart te brengen, maar dat is niet zo evident. Er zijn altijd heel veel discussies: wat is nu groen, wat is nu bos en wat kunnen we op het terrein als dusdanig beschouwen? Ik kan u aangeven dat er onder experten al oeverloos over is gediscussieerd en dat men daar nog altijd niet uit is geraakt.
We hebben het ecoduct Kempengrens in 2014 gerealiseerd, het ecoduct Groenendaal is gepland voor 2018 en het ecoduct Konijnenpijp komt er in 2019. De essentie van ecoducten is niet te zorgen voor een bijkomende oppervlakte groen maar wel voor de juiste verbinding tussen bestaande groene gebieden.
Wat bufferbekkens en overstromingsgebieden betreft, kan ik zeggen dat ze absoluut een bijdrage leveren tot meer natuur en groen. Sigma is daarvan een typisch voorbeeld: daarmee realiseren we natuur langs de Schelde en bieden we ook direct een oplossing voor de grote wateruitdagingen waar we voor staan. Het gaat hier in totaal over 7000 hectare natuurinrichting. We richten ook nog 14.000 hectare wetlands in, die belangrijke ecosystemen kunnen leveren.
Mijn administratie heeft met de Vereniging voor Openbaar Groen een samenwerking, en zij organiseren de wedstrijd ‘Bijenvriendelijkste gemeente’. Dit gebeurt nu voor het derde jaar op rij. Op die manier willen zij iedereen warm maken voor verdere investeringen.
Er zijn heel veel voorbeelden om de openbare ruimte op een betere manier aan te leggen, zodat het onderhoud minder tijd en energie vraagt. Dat we geen pesticiden meer toelaten, kan de lokale besturen helpen, want er moet minder mankracht worden ingezet.
U vraagt ook hoe het met het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen zit en met de beleidsintenties. We hebben het witboek en we hebben ondertussen een grondige consultatie gehad. In antwoord op andere vragen zal ik dat straks duidelijk maken. Wij wachten natuurlijk ook vol ongeduld op de goedkeuring door het parlement van de Codex Ruimtelijke Ordening, waar de rechtsgrond in staat voor het BRV. Als dat er is, zullen wij met veel plezier met die beleidskaders naar buiten komen.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Minister, wij kijken alleszins met veel plezier uit naar die beleidskaders en uiteraard ook naar de codex zelf. Je hebt aan ons een partner om die zo snel mogelijk goedgekeurd te krijgen in dit parlement.
Anderzijds verwijs ik naar het verhaal van Amsterdam omdat ik denk dat monitoren heel belangrijk is. Ik verwijs ook naar de commissie van enkele maanden geleden toen we het hadden over de cijfers in het kader van het witboek BRV, het verhaal van het ruimtebeslag, het verhaal van de verhardingsgraad enzovoort. Daar is inderdaad altijd heel wat discussie over. Zelf hebt u gezegd dat de monitoring van wat er vandaag effectief op het terrein is, moeilijk is. Inzake de cijfers en het ruimtebeslag gaat het er bij veel mensen nog altijd niet in dat bijvoorbeeld een groot golfterrein of een aantal voetbalterreinen worden gekwalificeerd als een ruimtebeslag, terwijl die toch ook zorgen voor open gebieden, zeker in kernen waar mensen dichter op elkaar wonen. In die zin is het wel belangrijk om dat allemaal te monitoren.
Minister, u haalt veel projecten aan en u geeft een opfrissing van zaken die de Vlaamse overheid al doet, onder andere het verhaal van Pimp je speelplaats, Natuur in je Buurt enzovoort. Er zijn inderdaad heel wat positieve initiatieven die ervoor zorgen dat er extra groen komt en die dus bijdragen aan de groennorm, waarop men wil focussen. Tegelijkertijd zitten we daartegenover met het verhaal van het ruimtebeslag, van de verhardingsgraad. Dat moet allemaal in de juiste context worden geplaatst.
Daarom is het heel belangrijk alles zeer goed te monitoren om te zien wat er effectief is op het terrein, of er voldoende groenvoorziening is, of dat al of niet onder de term ruimtebeslag valt. Het is dan ook belangrijk dat we in de toekomst focussen op die verhardingsgraad.
Minister, ik geloof dat u in de beleidskaders die eraan komen, wel een en ander zult opnemen inzake groennorm, ook voor individuele projecten. Zo staat het alleszins omschreven in het witboek. Het is dan ook belangrijk dat we daarin vooruitgang boeken zodat iedereen zo snel mogelijk weet waar men aan toe is inzake de verdere ontwikkeling van het BRV.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Peeters, u haalt terecht het onderscheid aan tussen de inname van open ruimte en verharding. Dat is ook aangegeven in ons witboek BRV. Overal waar ik ga praten, maak ik heel duidelijk dat onderscheid. Op een bepaald moment zullen we natuurlijk de keuze moeten maken over wat wij verstaan onder al of niet ruimtegebruik. Dat is een afspraak die we maken. We hebben ons nu geënt op de Europese definitie van ruimtebeslag. Dat is inderdaad de ruimte waar mensen op ingrijpen. Dat gaat ook over tuinen, en over golfterreinen.
Dat is een keuze die we op een bepaald moment zullen moeten maken. Blijven we die algemeen erkende, internationale definitie hanteren, of hebben we het alleen over verharding? Op zich maakt dat niet zoveel uit. Het is gewoon een kwestie van een ander uitgangspunt en hoe we daar verder mee omgaan. In het witboek BRV hebben we de keuze gemaakt om dat ruimtebeslag te definiëren zoals we dat ook hebben goedgekeurd met de officiële definitie zoals die ook internationaal wordt gebruikt. Straks kunnen we daar zeker nog op terugkomen.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Ik denk toch dat het heel belangrijk is dat dat allemaal goed wordt gemonitord. Bij onze noorderburen vinden we daar zeker een goed voorbeeld van.
De vraag om uitleg is afgehandeld.