Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, op 1 juni is het nieuwe rijexamen in werking getreden. Samen met de hervormde rijopleiding moet dat leiden tot betere chauffeurs. We hebben daar heel veel over gedebatteerd. Maar daar wil ik het vandaag niet over hebben. Ik wil het wel hebben over de cijfers die u mij bezorgde over de slaagkansen in de examencentra. Ik moet zeggen dat ik daar nogal van schrok. Als we die cijfers bekijken per provincie, zien we dat in de provincie Limburg 38 procent van de bestuurders de eerste keer slaagt. Dat is het laagste percentage. Het hoogste slaagpercentage ligt in Vlaams-Brabant, met 53 procent.
Als de cijfers verder uitgediept worden per examencentrum, worden de verschillen nog groter. Dan zien we dat iemand die in Bree aan de start van het rijexamen verschijnt, een kans op drie heeft om te slagen. Het slaagpercentage daar is 36 procent. Als we dan kijken naar het examencentrum van Asse-Mollem, zien we dat daar gemiddeld 59 procent van de bestuurders bij de eerste keer slaagt. Dat is dus zes kansen op tien. Ik vind dat een gigantisch verschil. We moeten dan ook nog goed beseffen dat rijexamencentra private bedrijven zijn die die examens afnemen.
Ik wil even verwijzen naar 7 januari 2016, toen hier in de commissie ook al gediscussieerd is over de rijexamens, toen naar aanleiding van vragen van collega’s Parys en De Clercq. U hebt toen een aantal maatregelen aangehaald om erover te waken dat iedereen gelijk behandeld wordt in de examencentra. Ik overloop ze nog even. Examinatoren mogen geen examen afnemen van bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad. De manoeuvres worden per categorie rijbewijs bepaald. De minimumduur van de proef voor het rijbewijs B mag niet minder dan veertig minuten bedragen. Examinatoren moeten verplicht een jaarlijkse bijscholing volgen. Examinatoren worden om de vijf jaar onderworpen aan een controle tijdens het afnemen van verschillende examens. Er wordt met een rotatiesysteem gewerkt, waarbij examinatoren om de zoveel tijd van examencentrum wisselen. Examenroutes wijzigen regelmatig: er komen nieuwe bij en er vallen er af. Tijdens het praktijkexamen maken examinatoren gebruik van een iPad om het afgelegde parcours te registreren. En ten slotte is er een audit van de organisatie CIECA (Commission Internationale des Examens de Conduite Automobile).
Ondanks dat algemeen vastgestelde kader, ondanks de audit van CIECA, zoals door u aangekondigd in de commissievergadering op 7 januari 2016, en de rotatieregels, zien we dat er gevoelige verschillen zijn tussen de slaagpercentages. We kunnen daar niet omheen. In één examencentrum is de kans op slagen 23 procent hoger dan in het andere examencentrum.
Laat me duidelijk zijn, minister: ik pleit hier absoluut niet voor een versoepeling van de examens. Daarvoor zijn we samen te fel overtuigd van het belang van rijopleiding en examen. We hebben al meerdere keren gezegd dat het er niet om gaat om zo snel mogelijk een ticket te bemachtigen om zich in het verkeer te begeven, maar dat we erover moeten waken dat we onze jonge chauffeurs zo goed mogelijk opleiden om zich zo veilig mogelijk in het verkeer te begeven. Maar natuurlijk moeten we er wel van uitgaan dat op het moment dat de kennis getest wordt, dat voor iedereen op dezelfde manier gebeurt. En als ik die cijfers bekijk, minister, heb ik heel sterk de indruk dat dat absoluut niet het geval is.
Minister, maakt u zich nog steeds sterk dat de gelijkheid of ongelijkheid van de examencentra niet aan de basis ligt van die uiteenlopende cijfers? Hoe zult u erop blijven toezien dat gelijkheid in examencentra wordt nagestreefd? Hoe dient de examinator zijn motivatie aan de kandidaat te formuleren na het afnemen van het rijexamen? Wat waren de resultaten van de audit georganiseerd door CIECA in een aantal rijscholen, waaronder die van Asse-Mollem en Kontich? Wat hebt u reeds ondernomen op basis van die resultaten? En wat zult u nog ondernemen?
Minister Weyts heeft het woord.
Alle examencentra in Vlaanderen werken volgens dezelfde procedures en dezelfde instructies. Naar aanleiding van de wijzigingen aan het examen voor categorie B hebben we de examinatoren trouwens nog eens speciaal een opleiding laten volgen om de procedure voor de nieuwe manoeuvres onder de knie te krijgen en om die beoordeling ook steeds volgens dezelfde regels te doen.
Dan kom ik bij de verschillen in de slaagcijfers – want de slaagkansen zijn voor iedereen gelijk, maak ik me sterk. De slaagcijfers zijn regionaal anders, op basis van verschillende elementen die daarbij meespelen, bijvoorbeeld de leeftijd waarop men deelneemt aan het examen. Je stelt vast dat de jongere leeftijdsgroep, de meer gemotiveerde jongeren tussen 18 en 20, betere cijfers kan voorleggen dan oudere leeftijdscategorieën.
Ook bij het praktische examen heb je verschillende slaagpercentages. U insinueert dat dat het gevolg zou zijn van een zekere beoordeling, maar je ziet grote verschillen tussen de slaagcijfers van het praktische examen, zowel als bij het theoretische examen.
Bij het theoretisch examen gaat het over dezelfde vragen, dezelfde applicatie en is er geen tussenkomst van examinatoren. Ook daar zie je dus verschillen, waarbij de kloof soms zelfs groter is in de slaagcijfers van het ene examencentrum en het andere examencentrum. De kloof tussen min en plus is bij de theoretische rijexamens sommige jaren zelfs groter dan bij de praktische examens. Er spelen nu eenmaal verschillen. Het verschil tussen het examencentrum met het hoogste slaagpercentage en dat met het laagste slaagpercentage was 24 procent in 2015, maar in 2016 was dat maar 15 procent. Ook bij de eerste cijfers van 2017 zien we een daling. Het varieert. Voor het theoretisch rijexamen is dat verschil 18 procent. In 2016 is dat dus maar 15 procent voor het praktische rijexamen. Er zijn dus inderdaad verschillen, maar dat varieert. Als je kijkt naar de meest objectieve situatie zoals bij het theoretisch examen, zie je ook dan nog verschillen, en die zijn soms zelfs groter bij het theoretisch examen dan bij het praktisch examen.
Alle kwaliteitsborgingssystemen die reeds eerder werden aangehaald, blijven bestaan. Mijn administratie blijft ook toezicht houden op de examencentra, in de vorm van geregelde inspecties en opvolging van eventuele klachten van kandidaten. Na een niet-geslaagd examen zal de examinator de voornaamste punten die voor verbetering vatbaar zijn, meedelen op basis van zijn aantekeningen. Er wordt meegedeeld dat de kandidaat nog niet aan de minimumvoorwaarden voldoet en dat zijn rijgedrag nog niet voldoende veilig is. De kandidaat krijgt zijn resultatenblad met daarop de gemaakte fouten.
De audit door de International Commission for Driver Testing Authorities (CIECA) gebeurde niet in rijscholen maar in examencentra. Bovendien gingen de auditeurs niet de werking van deze specifieke examencentra na, maar hielden zij de examinering en de opleiding in Vlaanderen tegen het licht. De examencentra van Kontich en Asse-Mollem waren louter voorbeelden van hoe in Vlaanderen geëxamineerd wordt. Er werd niet opgemerkt dat de beoordeling significant verschillend zou gebeuren in de verschillende examencentra.
Er werden zes aanbevelingen geformuleerd op basis van hun observaties. Het verschil in beoordelingen was daar niet bij, maar wel het verbeteren van de link tussen opleiding en examinering, waarbij men zich vragen stelde bij het rijden zonder begeleiding bij kandidaten die van de rijschool een attest hebben gekregen na minimum twintig uur rijles maar niet voor een test hebben moeten slagen. Volgens hen was er ook te veel focus op vaardigheden van lagere orde. Er werd ook aangeraden om een curriculum voor de opleiding op te stellen, wat we ook doen. Er werd ook gewezen op het nut van tweedefasetrainingen.
Wat betreft het afnemen van het examen, werd gesteld dat de lengte van het examen varieert, dat kandidaten soms te snel reden en dat de examens vooral in bebouwde kom plaatsvonden. In Vlaanderen komt de bebouwde kom nu eenmaal veel voor, en voor een buitenlander is dat misschien moeilijker te vatten. Men vond dat in geval van vrije begeleiding de begeleiders soms niet voorbereid of niet geschikt waren om te begeleiden bij het examen. Daar hopen we verandering in te brengen door de cursus die we organiseren. Men vond dat de examinatoren de instructies soms laat gaven.
Wat betreft het zelfstandig rijden, stelden de auditeurs voor een meer holistische benadering van het examen te hanteren en niet enkel te focussen op fouten maar meer op een algemene prestatie, wat volgens mij enige aanleiding geeft tot nog meer subjectiviteit. Wat betreft de sfeer tijdens het examen wordt gezegd dat alle examinatoren de kandidaten vriendelijk en met de nodige uitleg onthaalden, maar er wordt op gewezen dat het stressniveau in het voertuig gevoelig steeg met het vorderen van het examen omdat de kandidaat met moeilijkheden werd geconfronteerd. Daarnaast was er een suggestie van de auditeurs met betrekking tot restricties voor beginnende bestuurders, zoals een zerotolerantie voor alcohol en drugs. Er was ook de suggestie met betrekking tot een rijbewijs met punten. De auditeurs stellen tot slot vragen bij de opleiding van rijinstructeurs.
Met het terugkommoment dat we volop aan het uitwerken zijn, voegen we zoals gevraagd een tweedefasetraining toe aan de rijopleiding. De vorming voor begeleiders, die vanaf 1 oktober verplicht wordt, moet voorzien in een betere ondersteuning en voorbereiding op hun taak. Aan het examen werd sinds 1 juni een onderdeel ‘zelfstandig rijden’ toegevoegd, waarbij de kandidaat ofwel met behulp van een gps-toestel ofwel op basis van de informatie op de aanwijzingsborden zijn weg moet zoeken. Op basis van het ontwikkelde curriculum werd het handboek voor de rijlesgever ontwikkeld.
Op verschillende punten beantwoorden we dus aan de kritiek en suggesties van de auditeurs. In het kader van de globale hervorming van de rijopleiding zullen we in een later stadium de nog resterende aanbevelingen nader bekijken en kijken hoe we tegemoet kunnen komen aan de geformuleerde aanbevelingen.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik wil graag geloven dat slaagcijfers kunnen verschillen per leeftijdscategorie. Het lijkt me heel aannemelijk dat bepaalde leeftijdscategorieën beter scoren dan andere. Ik denk alleen dat er tussen Vlamingen niet zo heel veel verschil zit, dat de demografie van de bevolking in Vlaanderen van plaats tot plaats ook niet zoveel verschilt, tenminste als je het profiel bekijkt van diegenen die examen gaan doen. Feit is dat ik hier heel uiteenlopende cijfers zie.
U minimaliseert op een bepaald moment de cijfers. U zegt: ‘Het is maar 15 procent in 2016.’ Ik zie in 2016 in Bree 40 procent, en in Asse-Mollem 59 procent. Geen 15 maar 19 procent dus. Ik verwijs gewoon naar de cijfers die ik van u gekregen heb. Ik stel vast dat in Bree in 2015 er 16 procent geslaagd was. In 2016 was dat 40 procent, iets meer. In 2017 is het tot nu toe 33 procent. In Asse-Mollem is het in 2015 62 procent. In 2016 is dat 59 procent en in 2017 is dat 57 procent. Ik was vroeger geen held in statistiek, maar het lijkt me toch significant hoger, alle controles ten spijt. Ik denk dat we erin moeten slagen om alle schijn van ongelijkberechtiging weg te halen en dat we erin moeten slagen op de cijfers dichter bij elkaar te krijgen dan ze vandaag liggen. Het gaat niet over enkele procenten: het gaat hier over maar liefst 23 of 24 procent.
Nogmaals, ik hou geen pleidooi om examens te versoepelen. We moeten ernaar streven, zoals ook uit de audit blijkt, dat mensen dat niet in stressvolle omstandigheden moeten doen, maar dat we ze moeten kunnen meten zoals men zich normaal in het verkeer zou begeven. Ik vind dat deze cijfers te ver uit elkaar liggen en dat we op een of andere manier toch moeten proberen om dat recht te trekken.
Minister Weyts heeft het woord.
Er zijn nu eenmaal echt verschillen die spelen en die variëren. Ik was nog vergeten te zeggen dat ook de examinatoren roteren en dat ze verschillende examencentra aandoen. Ook daar kun je het dus moeilijk op steken. In Haasrode bijvoorbeeld gaan heel veel studenten die in Leuven studeren, hun examen afleggen, wat natuurlijk ook wel ongetwijfeld resulteert in afwijkende cijfers. Demografie is wel degelijk anders per examencentrum, en sociologie evenzeer. Ik wil er geen uitspraken over doen, maar – alleszins volgens onze bevindingen – ligt het niet aan de examinatoren of de wijze waarop wordt geëxamineerd.
De heer Ceyssens heeft het woord.
U probeert allerlei redenen aan te halen. Ik zou er heel voorzichtig mee zijn. U verwijst naar de universiteit. De meeste rijscholen zeggen dat het vaak de hoogst opgeleiden zijn die het het moeilijkst hebben met het praktisch rijexamen. Vaak slagen de mensen met een minder hoge opleiding beter. Ik stel gewoon vast dat er een serieuze afwijking is zonder dat er een objectieve reden voor is waar wij vrede mee kunnen nemen. Ik vind dat dit verder moet worden onderzocht.
De vraag om uitleg is afgehandeld.