Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister, collega’s, audiodescriptie (AD) of audiobeschrijving is een techniek waarbij een commentaarstem beschrijft wat er op het scherm of live te zien is. Die beschrijvingen worden ingepast of toegevoegd op momenten dat personages of karakters in een audiovisuele productie niet spreken.
Heel wat mensen zijn al vertrouwd met AD door bestaande toepassingen voor televisie en film. De VRT heeft al enkele jaren een groeiend AD-aanbod. Dat pleit voor onze publieke omroep.
Wat film betreft, werden al de nodige stappen gezet: producties die medegefinancierd worden door het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF), legde u de verplichting op de toegankelijkheid te verbeteren door gebruik te maken van AD. Dat is volledig in lijn met uw beleid, zoals verwoord in uw beleidsbrief 2016-2017: “Ik vind een brede participatie cruciaal. Met ons nieuw beleid op het vlak van audiodescriptie doen we een grote stap voorwaarts. We creëren op dit domein een toegankelijkheid die er voordien niet was.”
In principe kan alles worden beschreven met AD: tentoonstellingen, theaterstukken, dansvoorstellingen en opera. Het potentiële doelpubliek in Vlaanderen is niet onaanzienlijk: blinden en slechtzienden – naar schatting 200.000 –, gehoorgestoorden, maar ook bejaarden, mensen met de ziekte van Alzheimer of met concentratieproblemen. Op de keper beschouwd, kan audiodescriptie zelfs nuttig zijn voor tweedetaalverwervers.
Wat opera betreft, was er onlangs een primeur: in Antwerpen pasten twee studenten toegepaste taalkunde van de Universiteit Antwerpen audiodescriptie toe tijdens de opvoering van ‘Agrippina’ van Händel.
Minister, in uw beleidsbrief 2016-2017 vermeldt u dat de invoering van AD bij Vlaamse speelfilms die ondersteund worden door het VAF, geëvalueerd zou worden met het oog op mogelijke uitrol binnen het Mediafonds. Werd deze evaluatie reeds uitgevoerd, en zo ja, wat waren de conclusies? Acht u het realiseerbaar om deze regeling ook in te voeren voor het Mediafonds?
Denkt u eraan om binnen uw beleidsvelden het gebruik van AD-toepassingen te stimuleren en/of ondersteunen buiten het gebied van de film en televisie?
De audiodescriptie bij voornoemde operaproductie kwam er op vraag van de Vereniging van Blinden en Slechtzienden (VeBeS). Werd dit experiment geëvalueerd? Hebt u weet van soortgelijke vragen vanuit potentiële doelgroepen?
Minister Gatz heeft het woord.
Collega’s, naar aanleiding van de lancering voor audiodescriptie voor Vlaamse speelfilms, die het VAF mee financiert, via vertoning van de film ‘Achter de Wolken’, organiseerde de organisatie ‘Zicht op Cultuur - Slechtzienden en blinden platform Vlaanderen’ een bevraging. De respons was positief en sterkt ons in de intentie om deze actie voort te zetten in de nieuwe beheersovereenkomst voor het VAF/Filmfonds.
We zijn in bespreking met het VAF over de verschillende beheersovereenkomsten, zowel film, media als game, voor 2018 en volgende jaren, en dit wordt binnen dit kader besproken.
We onderzoeken of een vergelijkbare regeling in het voorstel wat betreft de nieuwe beheersovereenkomst van het VAF/Mediafonds opgenomen kan worden. Het is dus nog voorwerp van gesprek, maar de intentie is er in ieder geval.
Het proefproject waarbij audiodescriptie werd toegepast tijdens de opvoering van de opera ‘Agrippina’ van Händel in Antwerpen, heeft alleszins uitgewezen dat de belangstelling voor dit soort toegankelijke evenementen groot is. Ik vind, net zoals u, een brede participatie aan cultuur essentieel, maar ik moet nagaan in hoeverre het ondersteunen van AD in de brede culturele sector financieel haalbaar is en hoe we dit kunnen vertalen. Wellicht is het proefproject voor herhaling vatbaar, mits de nodige financiering kan worden gevonden.
Via het Participatiedecreet subsidieerde ik wel Intro vzw die zich richt op het toegankelijk maken van culturele en sportieve evenementen en onder meer ook in technische ondersteuning voorziet voor audiodescriptie. In het najaar van 2013 keurde de Vlaamse Regering de oprichting van het ‘Agentschap Toegankelijk Vlaanderen’ goed. Ato vzw, Intro vzw, Toegankelijkheidsbureau vzw, Enter vzw en Westkans vzw gingen op 1 mei 2015 samen verder onder de naam Inter. Wat ze voordien als aparte entiteiten deden, doen ze dus sinds 2015 samen. De middelen die Intro vzw ontving, werden overgeheveld naar Toegankelijk Vlaanderen.
Naast het subsidiëren van de verenigingen voor laagdrempelige educatie binnen het Participatiedecreet – VeBeS en de Brailleliga – en de voormelde middelen die vanuit de cultuurbegroting werden overgemaakt aan Inter, subsidieer ik binnen het decreet betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk ook ‘Zicht op Cultuur’, een sociaal-culturele beweging die onze samenleving wil bewustmaken van de problemen waar blinden en slechtzienden mee geconfronteerd worden. Zij sensibiliseren burgers en politici geregeld op het belang en het meer gangbaar maken van onder meer audiodescriptie.
VeBes wordt gesubsidieerd als vereniging voor Laagdrempelige Educatie binnen het Participatiedecreet. Deze middelen zijn bestemd voor haar structurele werking, namelijk ‘het organiseren van vormingen gericht op het aanleren en trainen van praktische vaardigheden en het gebruiken van aangepaste technische hulpmiddelen’. Het project rond audiodescriptie gebeurde naast hun recurrente, gesubsidieerde werking.
In de musea Magritte, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, Stedelijk Museum voor Actuele Kunst, de theaters Toneelhuis, NTGent, Zomer van Antwerpen, HETPALEIS, Kaaitheater en op tv wordt audiodescriptie al vaak ingezet om blinden en slechtzienden een betere/sterkere ervaring te kunnen aanbieden. Voor opera was de voorstelling van Agrippina een primeur.
Voor de prijs van 13 euro in plaats 110 euro konden de leden van VeBeS, inclusief hun begeleiders en kinderen, naar deze opera gaan. In totaal hebben tachtig mensen deze voorstelling voorzien van audiodescriptie kunnen bijwonen: dertig mensen tijdens de try-out en vijftig mensen op de avond zelf. Van deze tachtig mensen waren vijftig mensen blind of slechtziend en dertig mensen waren aanwezig als begeleider. Dat is op dit ogenblik het maximaal mogelijke aantal, ook wegens het aantal beschikbare oortjes. Volledigheidshalve moet ik nog vermelden dat er ook nog wel een aantal mensen op de wachtlijst stonden.
Ik geef u een bondige samenvatting van de belangrijkste elementen uit de evaluatie van dit project. Het project was een samenwerking tussen de Universiteit Antwerpen, de Vlaamse Opera, Inter en VeBeS Antwerpen. De conclusies zijn de volgende. VeBeS bracht de Opera samen met professor Aline Remael van de vertaler/tolk-afdeling van de Universiteit Antwerpen om de financiering van deze voorstelling rond te krijgen.
Twee studenten van de Universiteit Antwerpen deden de audiodescriptie als eindwerk, met als voordeel dat dit gratis kon gebeuren, maar met als nadeel dat het niet evident is om iets identieks te kunnen herhalen zonder meer. De kwaliteit is ook niet altijd dezelfde als die van professionele acteurs. De universiteit heeft daarenboven ook al laten weten dat ze onmogelijk – en dat begrijp ik – elk jaar twee studenten hiervoor ter beschikking kan stellen.
Kunsthuis bood op zijn beurt goedkopere tickets aan, zorgde ook voor technische ondersteuning, stond zeer open voor het initiatief en is vragende partij om het in de toekomst nog meer te doen. Ook voor hen is het een win-winsituatie, want er werd een nieuw doelpubliek aangesproken, het project haalde de media enzovoort.
Inter van zijn kant leverde de oortjes en ontvangers, ook de splitters – om meerdere oortjes te bereiken met één ontvanger – , technische ondersteuning allerhande, tips en tricks, testen van het materiaal en vrijwilligers die de mensen ter plekke begeleidden. Ze organiseerden ook mee de try-out.
VeBeS stond dan weer in voor de organisatie, nam het initiatief en zorgde voor de nodige financiën. Ze vroegen hierbij een stadsprojectsubsidie aan, onder de noemer Stadmakers, goed voor een bedrag van 1000 euro. Daarnaast organiseerden ze ook nog een aantal financiële acties.
Uit de evaluatie van de deelnemers blijkt dat de meesten wel degelijk laaiend enthousiast waren, al waren er ook mensen die wegens het genre – opera – achteraf zeiden dat het niet echt iets voor hen was, bijvoorbeeld wegens de duur – want het was toch vier uur – of omdat de muziek hen minder aansprak enzovoort. Dat heeft ook te maken met het feit dat het voor de meesten ook echt de eerste kennismaking was met opera.
Over het algemeen werd het project als zeer positief geëvalueerd en is het in principe uiteraard voor herhaling vatbaar. Het grootste struikelblok is, ik zei het al, voorlopig nog het financiële aspect. Er werden nog geen structurele middelen gevonden om dergelijke initiatieven te financieren, maar de organisatie onderzoekt momenteel verschillende mogelijkheden. Zo is er ook een samenwerking met de Zomer van Antwerpen, die jaarlijks zelf de kosten op zich nemen voor twee à drie theatervoorstellingen met audiodescriptie. VeBeS zorgt er dan voor dat dit aanbod bekendgemaakt wordt bij de doelgroep en regelt de praktische zaken, zoals inschrijvingen. Ook met het Toneelhuis en de Bourlaschouwburg is er een structurele samenwerking.
Ik wil zeker de inspanningen voortzetten. We moeten op een of andere manier een methode of format vinden om dit structureel beter te kunnen verankeren.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik had nog één vraag, maar die is intussen ook beantwoord. Die vraag ging inderdaad over de financiering. Ik vroeg mij af of het toegangsgeld van het nieuwe doelpubliek, de extra mensen die je daarmee bereikt, de kosten eventueel zou kunnen compenseren. Maar dat zal, voor zover ik het van u begrepen heb, niet het geval zijn, althans voorlopig niet. Voor de rest vind ik het zeer positief. Ik zei het al: we hadden vanochtend het Vlaams Audiovisueel Fonds, dat ook zeer positief was over het initiatief en het ook mee wilde ondersteunen.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik wil graag nog één element meegeven als perspectief. Ik had het genoegen om deze week in het kasteel van Gaasbeek mee een tentoonstelling – die ik u trouwens kan aanraden – te mogen openen. Ik sprak, louter toevallig, met een vertegenwoordiger van VeBeS. Zij hadden, in dit geval in de museumsector, een zeer positieve ervaring met het kasteel van Gaasbeek en met de private financiering van een serviceclub. Beide partijen, zowel de serviceclub als de man van VeBeS, zeiden me dat ze eigenlijk de bedoeling hebben om een format, een methode te ontwikkelen en uit te rollen om voor andere organisaties of andere tentoonstellingen – het kan voor een stuk waarschijnlijk ook voor het theater en de opera, voor de podiumkunsten, worden uitgewerkt – de drempel te verlagen om een dergelijke stap te zetten.
We hebben eigenlijk geïdentificeerd – maar u weet dat het bij film iets gemakkelijker is – dat het voor een bedrag van 5000 euro, zoals waarschijnlijk vanmorgen nog even aan bod gekomen zal zijn, in de film mogelijk is. Maar ja, daar is het een eenmalige kost en dan blijft het gewoon rollen, terwijl het hier toch telkens een andere kost is.
De knowhow van VeBeS in het bijzonder en de andere partners samen, zal er wel toe leiden dat we dit wat makkelijker kunnen afbakenen in de vaste kosten – als ik het zo mag noemen – van elke voorstelling. Ze hebben ook aangekondigd mij daarover in het najaar te zullen komen bezoeken. Op die manier kunnen we ervoor zorgen – ik spreek op dit ogenblik nog niet van een verplichting, zoals we dat met het VAF wel hebben gedaan – dat dit op termijn meer kan gebeuren, dat de kosten daarvan voordien bekend zijn en dat dit ook vaker toegankelijk kan zijn. Ik plan dus wel een aantal stappen van vooruitgang, maar ik wil eerst hun concrete ervaringen horen en hoe ze de verdere uitrol zien, omdat zij op het terrein toch de nodige knowhow hebben. Ik stel voor dat we daar in het iets latere najaar op terugkomen. Het lijkt mij interessant om de evolutie dan samen te kunnen vaststellen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.